ECLI:NL:RBNHO:2016:5002

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juni 2016
Publicatiedatum
17 juni 2016
Zaaknummer
15/872290-14
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen afwijzing getuigenverhoor in strafzaak

Op 14 juni 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan in een bezwaarschrift tegen de beslissing van de rechter-commissaris van 14 april 2016. Dit bezwaarschrift was ingediend door mr. T.E. Korff, gemachtigde van de verdachte, en richtte zich tegen de weigering om getuige [getuige] te horen. Het verzoek om het getuigenverhoor was op 24 maart 2016 ingediend, maar de officier van justitie had op 4 april 2016 geconcludeerd tot afwijzing van dit verzoek. Tijdens de behandeling van het bezwaarschrift op 31 mei 2016 was de verdachte niet aanwezig, maar mr. Korff en de officier van justitie, mr. M.C. Storm, waren wel aanwezig en zijn gehoord.

De rechtbank heeft de argumenten van de verdachte en de officier van justitie gewogen. De verdediging stelde dat getuige [getuige] belangrijke informatie kon verschaffen over de opzet van de verdachte en de omstandigheden rondom het geld dat in haar bezit was. De officier van justitie betoogde echter dat het bezwaarschrift ongegrond was, omdat uit tapgesprekken bleek dat de verdachte op de hoogte was van de criminele herkomst van het geld. De rechtbank concludeerde dat de onderbouwing van de verdachte niet voldoende was om aan te nemen dat het getuigenverhoor relevant zou zijn voor de zaak. De rechtbank benadrukte dat de verdachte zelf ook kon verklaren over haar opzet en de gesprekken in de woning.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het bezwaarschrift ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de rechter-commissaris in stand bleef. Deze uitspraak werd gedaan door de meervoudige raadkamer, bestaande uit mr. N.E. Kwak als voorzitter, en mrs. R.A. Otter en I.S. Burggraaff als leden, in aanwezigheid van griffier J.A. Huismans.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige raadkamer
Raadkamernummer: 16/002591
Parketnummer: 15/872290-14
Beschikking(182 Sv.)

1.Ontstaan en loop van de procedure

Op 28 april 2016 is op de strafgriffie van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, ingekomen een bezwaarschrift, gedateerd 28 april 2016, van mr. T.E. Korff, gemachtigde van verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
domicilie kiezende te (1095 AD) Amsterdam, Zeeburgerdijk 287, ten kantore van mr. Korff, voornoemd.
Het bezwaarschrift richt zich tegen de beslissing van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, d.d. 14 april 2016, houdende de weigering tot het horen van [getuige] als getuige. Het verzoek daartoe is namens verdachte ingediend bij de rechter-commissaris op 24 maart 2016, waarna de officier van justitie bij e-mail van 4 april 2016 heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
Op 31 mei 2016 is voormeld bezwaarschrift in raadkamer behandeld.
Verdachte is niet in persoon verschenen. Wel aanwezig was mr. Korff, voornoemd, die verklaarde bepaaldelijk gevolmachtigd te zijn. Tevens was aanwezig de officier van justitie
mr. M.C. Storm. Beiden zijn gehoord.
Van dit onderzoek in raadkamer is proces-verbaal opgemaakt, waarvan de inhoud als hier ingelast dient te worden beschouwd.
De rechtbank heeft, naast het bezwaarschrift, kennis genomen van de inhoud van het dossier in de zaak met bovenvermeld parketnummer.

2.Beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het bezwaar. Het bezwaarschrift is tijdig en op de juiste wijze ingediend.
Door en namens verdachte is naar voren gebracht, zakelijk weergegeven, dat:
 [getuige] kan verklaren over hetgeen in de woning met klaagster is besproken over het vervoeren en koerieren, welke indruk klaagster op hem heeft gemaakt en over zijn wetenschap ten aanzien van het vermeende witwassen van het geld door klaagster. Van belang is het antwoord op de vraag of klaagster opzet heeft gehad op het voorhanden hebben van het geld.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld, zakelijk weergegeven, dat het bezwaarschrift ongegrond dient te worden verklaard, nu uit taps blijkt dat verdachte wist of kon weten dat het geld dat zij voorhanden had van misdrijf afkomstig was. Het geld zat toen al in de koffer, dit staat vast. Of verdachte daarna nog andere plannen had of zich wilde laten beroven, doet niet af aan het feit dat haar wordt verweten. De punten waarover de verzochte getuige kan verklaren, zijn in redelijkheid niet van belang voor enige in de strafzaak te nemen beslissing.
De rechtbank is op grond van de stukken en het verhandelde in raadkamer met de officier van justitie van oordeel, dat op grond van de namens verdachte naar voren gebrachte onderbouwing niet, althans onvoldoende, aannemelijk is geworden dat het gevraagde getuigenverhoor kan bijdragen aan enige in de zaak te nemen beslissing. De rechtbank merkt daarbij op dat het verdachte vrij staat om zelf te verklaren over de vraag waar haar opzet op was gericht en wat er besproken is in de woning. Het bezwaarschrift zal dan ook ongegrond worden verklaard.

3.Beslissing

De rechtbank:
verklaart het bezwaarschrift ongegrond.

4.Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum

Deze beslissing is gegeven op 14 juni 2016 door:
mr. N.E. Kwak, voorzitter,
mrs. R.A. Otter en I.S. Burggraaff, rechters,
in tegenwoordigheid van J.A. Huismans, griffier.