ECLI:NL:RBNHO:2016:4994

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juni 2016
Publicatiedatum
16 juni 2016
Zaaknummer
C/15/242299 / FA RK 16-2457
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ouderlijk gezag en internationale rechtsmacht in familiezaken met Poolse nationaliteit

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 17 juni 2016, gaat het om de vraag van ouderlijk gezag over een minderjarige, geboren uit een relatie tussen twee Poolse ouders. De moeder verzoekt om een verklaring voor recht dat zij alleen het gezag heeft over het kind, terwijl de vader stelt dat hij op grond van Pools recht ook gezag heeft. De rechtbank oordeelt dat, gezien de gewone verblijfplaats van het kind in Nederland, het Nederlands recht van toepassing is. De moeder is op basis van artikel 1:253b BW van rechtswege alleen belast met het gezag, omdat er geen gezamenlijk gezag is aangevraagd. De rechtbank wijst het verzoek van de moeder toe en verklaart dat zij alleen het gezag heeft over het kind. De rechtbank oordeelt dat de moeder voor het aanvragen van een Pools paspoort voor het kind geen toestemming van de vader nodig heeft, waardoor het subsidiaire verzoek niet meer aan de orde is. De uitspraak benadrukt de toepassing van het Haags Kinderbeschermingsverdrag en de relevante Europese regelgeving, waarbij de Nederlandse rechter bevoegd is om te oordelen over de ouderlijke verantwoordelijkheid.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
locatie Haarlem
gezag
zaak-/rekestnr.: C/15/242299 / FA RK 16-2457
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 17 juni 2016
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. T. Kocabas, kantoorhoudende te Zoetermeer,
tegen
[de vader],
op het uittreksel BRP geregistreerd als niet ingezetene,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M.B. Chylinska, kantoorhoudende te Haarlem.

1.Procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 22 april 2016;
- het verweerschrift, met bijlagen, van de vader ingekomen op 14 juni 2016.
1.2
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 15 juni 2016 in aanwezigheid van partijen, de moeder bijgestaan door mr. T. Kocabas en de vader door mr. M.B. Chylinska. Ter zitting was voor zowel de moeder als de vader een tolk aanwezig.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
Partijen hebben van 2006 tot 2013 een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.2
Uit deze relatie is geboren de minderjarige [minderjarige] :
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] .
2.3
De vader heeft [minderjarige] op 22 oktober 2013 naar Pools recht erkend.
2.4
De hoofdverblijfplaats van [minderjarige] is bij de moeder.
2.5
Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 30 maart 2016 is een voorlopige omgangsregeling vastgesteld waarbij [minderjarige] eenmaal per week gedurende anderhalf uur omgang heeft met de vader, een en ander onder in deze beschikking in rechtsoverweging 4.1 gestelde voorwaarden.

3.Verzoek

3.1
De moeder heeft de rechtbank verzocht:
- primair voor recht te verklaren dat zij naar Nederlands recht van rechtswege alleen is belast met het gezag over [minderjarige] ;
- subsidiair haar vervangende toestemming te verlenen voor het aanvragen van een Pools reisdocument voor [minderjarige] ,
3.2
De moeder wil voor [minderjarige] een Pools reisdocument aanvragen bij de Poolse ambassade. Het paspoort van [minderjarige] is verlopen en de moeder wil graag met [minderjarige] op vakantie naar haar familie in Polen. De Poolse ambassade is van mening dat Pools recht van toepassing is en dat als gevolg van de erkenning van [minderjarige] door de vader, beide ouders op grond van het Poolse recht van rechtswege belast zijn met het gezamenlijk gezag over [minderjarige] . De Poolse ambassade vereist daarom voor het aanvragen van een reisdocument toestemming van de vader.
De moeder stelt dat er geen sprake is van gezamenlijk gezag omdat [minderjarige] in Nederland is geboren en hier sindsdien zijn gewone verblijfplaats heeft. Op grond van artikel 8 lid 1 Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (hierna: Brussel II bis) is de Nederlandse rechter volgens de moeder bevoegd te oordelen over voorzieningen aangaande de minderjarige. Op grond van artikel 15 lid 1 Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 (hierna: HKBV 1996) is het Nederlandse recht van toepassing op de totstandkoming van het gezag over [minderjarige] , zodat zij gelet op artikel 1: 253b van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW) van rechtswege alleen is belast met het gezag over [minderjarige] .
3.3
Wanneer de rechtbank van oordeel is dat het Poolse recht wel van toepassing is op de uitoefening van het gezag, verzoekt de moeder, in haar subsidiaire verzoek, haar op grond van artikel 14 lid 1 van de Poolse Paspoortwet vervangende toestemming te verlenen om een Pools reisdocument voor [minderjarige] aan te vragen, omdat de vader weigert zijn medewerking te verlenen aan het aanvragen van een reisdocument voor [minderjarige] .

4.Verweer

4.1
De vader heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De vader betwist dat Nederlands recht van toepassing is op het gezag over [minderjarige] . Hij stelt dat de erkenning van [minderjarige] , met instemming van de moeder, naar Pools recht tot stand is gekomen en dat, als gevolg van de erkenning, hij met de moeder op grond van het Poolse recht (artikel 75 par. 1 KRO) gezamenlijk is belast met het gezag over [minderjarige] . Volgens de vader was het ook de intentie van partijen dat het Poolse recht van toepassing zou zijn op kwesties rond de ouderlijke verantwoordelijkheid van [minderjarige] . Dat de moeder nu wil dat het Nederlandse recht wordt toegepast is alleen om de vader dwars te zitten.
4.2
Ten aanzien van het subsidiaire verzoek stelt de vader dat de moeder hem nooit om toestemming voor de aanvraag van een reisdocument voor [minderjarige] heeft verzocht. De vader is niet bereid mee te werken aan het aanvragen van een reisdocument voor [minderjarige] . Hij vreest dat de moeder met [minderjarige] en haar nieuwe Surinaamse partner, van wie zij zwanger is, naar Suriname zal verhuizen en dat het contact tussen [minderjarige] en hem dan definitief zal worden verbroken.

5.Beoordeling

rechtsmacht5.1 Door de omstandigheden dat beide partijen en het kind de Poolse nationaliteit bezitten, draagt deze zaak een internationaal karakter, zodat eerst de vraag moet worden beantwoord of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt.
Het verzoek betreft een geschil inzake de totstandkoming van de ouderlijke verantwoordelijkheid en valt als zodanig binnen het materiële toepassingsgebied van de Verordening Brussel II bis. Ingevolge artikel 8, eerste lid, Brussel II bis zijn ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de EU-lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt.
Nu [minderjarige] zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft, is de Nederlandse rechter bevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
toepasselijk recht
5.2
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden welk recht van toepassing is op het tot stand komen van de ouderlijke verantwoordelijkheid over [minderjarige] .
5.3
De vader stelt dat omdat Pools recht is toegepast op de erkenning, ook ten aanzien van de vraag of er al dan niet sprake is van gezamenlijk gezag, het Poolse recht moet worden toegepast nu dit bepaalt dat bij erkenning van rechtswege gezamenlijk gezag ontstaat. De rechtbank verwerpt deze stelling.
5.4
Op grond van het bepaalde in artikel 10:95 BW geldt voor de erkenning dat het recht van de staat van de nationaliteit van de vader toepasselijk is. Voor het toepasselijk recht ten aanzien van het ontstaan van ouderlijke verantwoordelijkheid (waaronder het gezag) zijn echter de bepalingen uit het HKBV 1996, waarvan zowel Polen als Nederland lid zijn, leidend.
5.5
Op grond van artikel 15 het HKBV 1996 oefenen de autoriteiten van de Verdragsluitende Staten de bevoegdheid die hun ingevolge het bepaalde in Hoofdstuk II van dit Verdrag is toegekend uit onder de toepassing van hun interne recht. Nu de Nederlandse rechter bevoegd is van het verzoek kennis te nemen is daarom in beginsel Nederlands recht van toepassing.
5.6
Artikel 16 lid 1 van het HKBV 1996 bepaalt dat het van rechtswege ontstaan of tenietgaan van ouderlijke verantwoordelijkheid, zonder tussenkomst van een rechterlijke of administratieve autoriteit, wordt beheerst door het recht van de Staat van de gewone verblijfplaats van het kind. Vaststaat dat de ouders geen gezamenlijk gezag hebben aangevraagd. De moeder stelt dat op grond van het Nederlands recht aan haar van rechtswege het gezag toekomt. De vader stelt dat op grond van het Poolse recht aan partijen van rechtswege het gezamenlijk gezag toekomt. Gelet op het bepaalde van artikel 16 lid 1 van het HKBV 1996 is echter voor het van rechtswege ontstaan van ouderlijke verantwoordelijkheid (waaronder gezag) het Nederlands recht van toepassing, nu [minderjarige] daar zijn gewone verblijfplaats heeft. Dit was slechts anders geweest als zijn gewone verblijfplaats ten tijde van de erkenning in Polen was gelegen.
Het subsidiaire verzoek tot verlening van vervangende toestemming voor de aanvraag van een reisdocument betreft een geschil omtrent de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid en wordt op grond van het bepaalde in artikel 17 van het HKBV 1996 beheerst door het recht van de Staat van de gewone verblijfplaats van het kind, zijnde Nederlands recht.
5.7
Het Nederlands recht betreffende het gezag van ouders anders dan na scheiding is geregeld in boek 1, Titel 14, afdeling 2, paragraaf 2 BW. Op grond van het bepaalde in artikel 1:253b BW is de moeder van rechtswege alleen belast met het gezag over [minderjarige] , omdat de moeder en de vader niet met elkaar zijn gehuwd en zij geen gezamenlijk gezag over [minderjarige] hebben aangevraagd. Het verzoek van de moeder om een verklaring voor recht af te geven dat zij alleen is belast met het gezag zal daarom worden toegewezen.
5.8
Nu de moeder alleen is belast met het gezag over [minderjarige] , heeft zij voor het aanvragen van een Pools paspoort voor [minderjarige] niet de toestemming van de man nodig en hoeft niet meer beslist te worden op het subsidiaire verzoek.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1
Verklaart voor recht dat de moeder op grond van artikel 1:253b BW van rechtswege alleen belast is met het gezag over de minderjarige [minderjarige] :
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] .
6.2
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Mateman, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van M.P. Joukes als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2016.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.