ECLI:NL:RBNHO:2016:4987
Rechtbank Noord-Holland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 met betrekking tot huishoudelijke hulp
In deze zaak heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem om een tijdelijke maatwerkvoorziening te verstrekken op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Verzoekster, die samen met haar zoon met medische beperkingen kampt, had eerder een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning ontvangen, maar deze was in de loop van de tijd verminderd. Op 22 maart 2016 heeft verzoekster een melding gedaan voor extra huishoudelijke ondersteuning, maar het college heeft deze melding niet in behandeling genomen, in afwachting van uitspraken van de rechtbank en de Centrale Raad van Beroep over de Wmo 2015.
De voorzieningenrechter heeft op 3 juni 2016 de zaak behandeld, waarbij verzoekster werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en een vertegenwoordiger van de FNV. De voorzieningenrechter oordeelde dat de afwijzing van de tijdelijke maatwerkvoorziening door het college een afwijzend besluit was en dat verzoekster ontvankelijk was in haar verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de huidige zorgvoorzieningen onvoldoende zijn, gezien de medische situatie van verzoekster en de berekeningen van de FNV, die een behoefte van 23,8 uur per week huishoudelijke hulp aangaven.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter besloten om een voorlopige voorziening te treffen en heeft het college opgedragen om verzoekster 9 uur per week huishoudelijke hulp toe te kennen, tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar tegen de afwijzing van de tijdelijke maatwerkvoorziening. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van verzoekster en moest het het betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 17 juni 2016.