ECLI:NL:RBNHO:2016:4972

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 juni 2016
Publicatiedatum
16 juni 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 4054
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van betaalverzoek voor subsidie agrarisch natuurbeheer en gevolgen voor SKNL-subsidie

In deze zaak hebben eisers, die een melkvee- en schapenbedrijf exploiteren, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland. Dit besluit betrof de intrekking van hun betaalverzoek voor subsidie in het kader van de SNL (Uitvoeringsregeling Natuur- en Landschapsbeheer) voor het beheerjaar 2014. Eisers hadden eerder een aanvraag ingediend voor deze subsidie, maar na een aanvraag voor een andere subsidie (SKNL) hebben zij hun betaalverzoek gedeeltelijk ingetrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de intrekking van het betaalverzoek door verweerder terecht is opgevat als definitief, waardoor eisers niet meer konden terugkomen op deze intrekking. De rechtbank oordeelt dat de Europese regelgeving geen ruimte biedt voor het alsnog toekennen van de SNL-subsidie na intrekking van het betaalverzoek. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard, omdat de wens om terug te komen op de intrekking gelijkgesteld moet worden met een te late aanvraag. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 15/4054

uitspraak van de meervoudige kamer van 24 juni 2016 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , te [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: ir. S. Boonstra),
en

het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, verweerder

(gemachtigde: mr. C.J.M. Daniels).

Procesverloop

Bij besluit van 6 maart 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eisers meegedeeld dat over het beheerjaar 2014 een bedrag van € 4.324,28 aan subsidie voor collectief agrarisch natuur- en landschapsbeheer in het kader van de Uitvoeringsregeling Natuur- en Landschapsbeheer Noord-Holland (hierna: SNL) wordt uitbetaald.
Bij besluit van 29 juli 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 april 2016. [eiser 1] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en vergezeld van de heer [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.J.M. Daniels, werkzaam bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Overwegingen

1.1.
Eisers exploiteren een melkvee- en schapenbedrijf te [plaatsnaam] . Op 23 december 2009 hebben zij een aanvraag ingediend om subsidie voor collectief agrarisch natuur- en landschapsbeheer in het kader van de SNL. Deze subsidie is bedoeld voor agrarisch ondernemers die landbouwgrond willen gebruiken voor agrarisch natuurbeheer.
Bij besluit van 2 maart 2010 heeft verweerder deze aanvraag goedgekeurd.
1.2.
Op 28 april 2014 hebben eisers een betaalverzoek in het kader van de SNL ingediend voor het beheerjaar 2014 voor 23 beheereenheden.
1.3.
Op 25 juni 2014 hebben eisers een aanvraag in het kader van de Uitvoeringsregeling Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap (hierna: SKNL) voor de onderdelen investeringssubsidie en subsidie functieverandering ingediend.
In de (ongedateerde) ontvangstbevestiging van deze aanvraag heeft verweerder aan eisers meegedeeld dat voor een aantal beheereenheden reeds een aanvraag in het kader van de SNL is gedaan. Voor één en hetzelfde perceel kan niet gelijktijdig een SNL-subsidie en een SKNL-subsidie worden verstrekt, omdat de uitgangspunten van beide regelingen haaks op elkaar staan. De SNL-subsidie ziet kort gezegd op het in stand houden van landbouwgrond terwijl de SKNL-subsidie ziet op het niet meer mogen gebruiken als landbouwgrond vanwege de omvorming naar natuur.
Verweerder heeft aangegeven dat indien eisers hun SKNL-aanvraag willen doorzetten zij hun betaalverzoek in het kader van de SNL moeten intrekken.
1.4.
Bij brief van 22 juli 2014 hebben eisers verweerder meegedeeld dat zij hun SNL-aanvraag gedeeltelijk intrekken, te weten voor het jaar dat de SKNL in werking treedt en dat zij alleen over gaan tot intrekking als deze aanvraag niet leidt tot het terugbetalen van de reeds ontvangen subsidie over de jaren 2010-2013. Verweerder heeft deze reactie van eisers aangemerkt als een intrekking van het betaalverzoek van 28 april 2014 voor zover dit het jaar 2014 betreft. Op basis van deze intrekking heeft verweerder eisers per 1 december 2014 een subsidie van € 1.284.197,50 toegekend in het kader van de SKNL. Op 18 december 2014 hebben eisers de kwalitatieve verplichting ondertekend. Dat is een voorwaarde, neergelegd in artikel 19 van de SKNL, voor het verkrijgen van deze subsidie. Bij het primaire besluit, gehandhaafd in het bestreden besluit, heeft verweerder vervolgens over het beheerjaar 2014 (slechts) een bedrag van € 4.324,28 aan subsidie in het kader van de SNL uitbetaald, namelijk alleen voor de beheereenheden die niet onder de intrekking van het betaalverzoek vallen.
2.1
Eisers wensen alsnog volledige uitbetaling van het door hen uitgevoerde agrarisch natuurbeheer in het beheerjaar 2014.
2.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eisers niet kunnen terugkomen op de intrekking van hun betaalverzoek. Hij wijst op een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 april 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:BZ7617) waaruit volgt dat indien sprake is van het intrekken van een betaalverzoek, de van toepassing zijnde Europese verordeningen geen ruimte bieden om te betaling alsnog toe te kennen.
Daarnaast geeft verweerder aan dat het alsnog uitbetalen van de SNL-subsidie grote gevolgen zou hebben voor de reeds verstrekte SKNL-subsidie. Het alsnog toekennen van de SNL-subsidie zou betekenen dat de SKNL-subsidie in strijd met de daarvoor geldende subsidievoorwaarden is verstrekt.
2.3
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Verordening (EG) nr. 1975/2006 van de Commissie van 7 december 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling (hierna: Verordening EG/1975/2006) stellen de lidstaten, onverminderd de specifieke bepalingen van deze verordening, passende procedures voor de indiening van steunaanvragen vast.
Ingevolge het tweede lid dient de begunstigde voor maatregelen die meerjarige verbintenissen inhouden, een jaarlijkse betalingsaanvraag in. Ingevolge het derde lid kunnen steun- en betalingsaanvragen te allen tijde na de indiening ervan worden gecorrigeerd in geval van een kennelijke fout die door de bevoegde autoriteit als zodanig wordt erkend.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Verordening 1975/2006, worden voor alle contracten die na 1 januari 2007 ingaan, de betalingsaanvragen in het kader van de oppervlaktegebonden maatregelen ingediend overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 796/2004 (hierna: Verordening EG/796/2004). Ingevolge het tweede lid wordt, indien de lidstaat het bepaalde in artikel 4, tweede lid, tweede alinea, van de onderhavige verordening toepast, de betalingsaanvraag geacht overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 796/2004 te zijn ingediend.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Verordening (EG) nr. 1122/2009 van de Commissie van 30 november 2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem in het kader van de bij die verordening ingestelde regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers en ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden in het kader van de steunregeling voor de wijnsector (hierna: Verordening EG/1122/2009), mag een landbouwer die steun aanvraagt in het kader van welke van de oppervlaktegebonden steunregelingen dan ook, slechts één verzamelaanvraag per jaar indienen.
Ingevolge het tweede lid wordt de verzamelaanvraag ingediend uiterlijk op een door de lidstaten vast te stellen datum, die niet later is dan 15 mei.
Ingevolge artikel 23, eerste lid, van de Verordening EG 1122/2009 wordt, behoudens overmacht en uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 75, bij indiening van een steunaanvraag na de desbetreffende uiterste datum een verlaging met 1 % per werkdag toegepast op de bedragen waarop de landbouwer recht zou hebben gehad als de aanvraag tijdig was ingediend.
Onverminderd eventuele door de lidstaten te nemen bijzondere maatregelen in verband met de noodzaak dat enigerlei bewijsstukken tijdig worden ingediend om de programmering en uitvoering van doeltreffende controles mogelijk te maken, geldt de eerste alinea ook voor documenten, contracten of aangiften die overeenkomstig de artikelen 12 en 13 bij de bevoegde autoriteit moeten worden ingediend, voor zover die documenten, contracten of aangiften onmisbaar zijn om voor de betrokken steun in aanmerking te komen. In dat geval wordt de verlaging toegepast op het bedrag dat zou zijn betaald voor de betrokken steun.
Wordt de aanvraag meer dan 25 kalenderdagen te laat ingediend, dan wordt deze afgewezen.
Ingevolge artikel 23, tweede lid, van de Verordening EG 1122/2009 wordt, behoudens overmacht en uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 75, bij indiening van een wijziging in een verzamelaanvraag na de in artikel 14, lid 2, bepaalde uiterste datum een verlaging met 1 % per werkdag toegepast op de bedragen die verband houden met het werkelijke grondgebruik op de betrokken percelen landbouwgrond. Wijzigingen in een verzamelaanvraag worden slechts aanvaard tot en met de in lid 1, derde alinea, bedoelde uiterste datum voor een te late indiening van een verzamelaanvraag.
Ingevolge artikel 11, derde lid, van de Wet inrichting landelijk gebied stellen provinciale staten van de onderscheiden provincies een verordening vast met betrekking tot ten laste van het investeringsbudget uitgevoerde steunmaatregelen als bedoeld in de artikelen 87, 88 en 89 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en maatregelen die ingevolge Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (hierna: Verordening EG/1698/2005) voor cofinanciering in aanmerking worden gebracht. De verordening regelt de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt, de subsidievoorwaarden en het subsidiebedrag.
Ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder u, van de SNL wordt onder peildatum verstaan: 15 mei.
Ingevolge artikel 4.1.1.6, tweede lid, aanhef en onder a, van de SNL dient een ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer uiterlijk op de peildatum van ieder beheerjaar, middels een door gedeputeerde staten vastgesteld aanvraagformulier, bij gedeputeerde staten een aanvraag in tot betaling van de jaarvergoeding voor dat beheerjaar, waarbij de artikelen 7 en 8 van verordening (EG) nr. 1975/2006 van toepassing zijn voor zover subsidie wordt verstrekt voor de agrarische beheerpakketten, opgenomen in bijlage 3, onderdeel B.1.
2.4
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de brief van eisers van 22 juli 2014, waarin zij meedelen dat zij hun SNL-aanvraag intrekken voor wat betreft het jaar dat de SKNL in werking treedt, terecht opgevat als een intrekking van hun betaalverzoek voor het beheerjaar 2014.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat uit artikel 23, eerste en tweede lid, in verbinding met artikel 11, tweede lid, van Verordening EG/1122/2009 voortvloeit dat een betaalverzoek, behoudens overmacht en uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 75 van die verordening, tot en met 9 juni 2014 door verweerder kon worden aanvaard. Latere aanvragen moeten door verweerder worden afgewezen. De wens van eisers om terug te komen op hun intrekkingsbrief van 22 juli 2014 moet, gezien de uit de Europese regelgeving voortvloeiende uiterste aanvraagdatum, worden gelijkgesteld met een nieuwe – te laat ingediende - aanvraag. Gelet hierop heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de wens van eisers om terug te komen op de intrekking van hun betaalverzoek verweerder geen grondslag biedt om alsnog de gevraagde subsidie uit te betalen. Dat eisers niet hadden verwacht dat de SKNL-subsidie al in 2014 zou worden toegekend, maar ervan uit gingen dat de SKNL-subsidie eerst in 2015 zou worden toegekend, is geen overmacht of uitzonderlijke omstandigheid als bedoeld in artikel 75 van de hierboven genoemde verordening.
3. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzitter, en mr. S. Slijkhuis en mr.drs. B. Veenman, leden, in aanwezigheid van mr. M. Dittmer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.