ECLI:NL:RBNHO:2016:4839

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juni 2016
Publicatiedatum
10 juni 2016
Zaaknummer
15/871848-14
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van poging tot doodslag en zware mishandeling door onvoldoende bewijs

In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag en zware mishandeling, heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 juni 2016 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De enige getuige, die verklaarde dat de verdachte de benadeelde partij op 27 september 2014 had geslagen en geschopt, werd door de rechtbank als onvoldoende betrouwbaar beschouwd. De rechtbank benadrukte dat volgens artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering het bewijs niet uitsluitend op de verklaring van één getuige kan steunen. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten.

Daarnaast werd de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 9.549,40 had geëist, niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de rechtbank oordeelde dat er geen wettig bewijs was voor de tenlastelegging. De rechtbank bevestigde dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De uitspraak volgde na een openbare terechtzitting op 31 mei 2016, waar zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet schuldig was aan de hem ten laste gelegde feiten en sprak hem vrij.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/871848-14 (P)
Uitspraakdatum: 14 juni 2016
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 mei 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ten lande,
volgens eigen opgave ter terechtzitting feitelijk verblijvende aan [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. van Doorn en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J.G.D. Rutten, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 27 september 2014 te Zandvoort, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- ( meermalen) met de vuist in/tegen het gezicht, althans tegen het lichaam heeft gestompt, ten gevolge waarvan hij ten val kwam en/of
- terwijl hij op de grond lag (meermalen) (met geschoeide voet) met (grote kracht) in/tegen het gezicht, althans tegen het lichaam heeft getrapt/geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 27 september 2014 te Zandvoort, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een meervoudige verbrijzelde onderkaakfractuur, heeft toegebracht door
- ( meermalen) met de vuist in/tegen het gezicht, althans tegen het lichaam heeft gestompt, ten gevolge waarvan hij ten val kwam en/of
- terwijl hij op de grond lag (meermalen) (met geschoeide voet) (met grote kracht) in/tegen het gezicht, althans tegen het lichaam heeft getrapt/geschopt.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit omdat er volgens de verdediging geen wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde.
3.2.
VrijspraakNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Er is één getuige, [getuige], die heeft verklaard dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer] op 27 september 2014 heeft geslagen en geschopt. Deze verklaring vindt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende steun in overige bewijsmiddelen. Ingevolge het tweede lid van artikel 342 Sv kan het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. De rechtbank zal verdachte daarom wegens onvoldoende wettig bewijs vrijspreken.

4.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 9.549,40 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd, de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.

5.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.S. Burggraaff, voorzitter,
mrs. N.E. Kwak en R.A. Otter, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier J.A. Huismans,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 juni 2016.