ECLI:NL:RBNHO:2016:4831

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 juni 2016
Publicatiedatum
10 juni 2016
Zaaknummer
15/800526-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een 75-jarige vrouw met geweld en diefstal van haar bezittingen

Op 10 juni 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 november 2015 in Heiloo een 75-jarige alleenwonende vrouw heeft verkracht. De verdachte heeft zich voorgedaan als buurman en heeft de vrouw onder valse voorwendselen naar haar slaapkamer gelokt. Daar heeft hij haar met bedreigende woorden gedwongen tot seksuele handelingen. Na de verkrachting heeft hij haar portemonnee, bankpas en jas gestolen. Met de gestolen bankpas heeft hij vervolgens €250,- van haar rekening gepind. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan verkrachting, diefstal met geweld en diefstal met behulp van een valse sleutel. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar. De erfgenaam van het slachtoffer werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat het slachtoffer inmiddels was overleden en de schade niet als rechtstreekse schade kon worden beschouwd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800526-15 (P)
Uitspraakdatum: 10 juni 2016
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 mei 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [woonadres] ,
thans gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te 's-Gravenhage.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mw. mr. E. Visser, en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.A.W. Knoester, advocaat te 's-Gravenhage, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 november 2015 te Heiloo door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- de borsten van die [slachtoffer] beetgepakt en/of gestreeld
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte:
- bij de woning van die [slachtoffer] heeft aangebeld en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij, verdachte, de buurman is dan wel een omwonende en even daarvoor inbrekers dan wel een of meerdere perso(o)n(en) in de tuin van die [slachtoffer] had gezien en/of (vervolgens) de woning van die [slachtoffer] is ingegaan en/of
- die [slachtoffer] naar de slaapkamer van haar woning heeft gedirigeerd en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd "Ga op bed zitten" en/of "Ga op bed liggen" en/of (vervolgens) die [slachtoffer] instructies heeft gegeven hoe zich op bed te positioneren en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd "Rustig blijven, anders doe ik je iets aan" en/of "Ik ben een gevaarlijke man. Ik ben een seriemoordenaar" en/of "Doe je ogen dicht" en/of "Ik heb gelezen in de krant van die seriemoordenaar die alle vrouwen heeft verkracht en vermoord, dat ben ik" en/of "Als je niet meewerkt, dan pak ik mijn revolver" en/of
- op en/of naast die [slachtoffer] is gaan liggen en/of
- de BH van die [slachtoffer] omhoog heeft getrokken en/of die [slachtoffer] (deels) heeft ontkleed en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat ze haar ogen moest sluiten en/of "Als jij geen kwaad doet, doe ik je ook geen kwaad" en/of "Als je meewerkt, gebeurt er niks met je" en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd "Doe je benen wijd"
althans (telkens) woord(en) en/of daden van gelijke dreigende aard/strekking, en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
hij op of omstreeks 20 november 2015 te Heiloo met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een woning gelegen aan [adres] ) heeft weggenomen een bankpas en/of een jas en/of een portemonnee, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, (na die [slachtoffer] verkracht te hebben en/of (aldus) een bedreigende situatie voor die [slachtoffer] heeft doen ontstaan)
- een peignoir/ochtendjas van die [slachtoffer] over het hoofd van die [slachtoffer] heeft gedaan en/of
- een bivakmuts, althans gezichtsbedekkende kleding, op had gedaan en/of
- handschoenen heeft aangedaan en/of
- ( vervolgens) de woning van die [slachtoffer] heeft doorzocht en/of
- die [slachtoffer] heeft gedwongen haar pincode te geven;
3.
hij op of omstreeks 20 november 2015 te Heiloo, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (vanaf de bankrekening van die [slachtoffer] ) heeft weggenomen een hoeveelheid geld (te weten 250 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een vals sleutel, immers heeft hij verdachte met een wederrechtelijk weggenomen bankpas en/of een bij die bankpas behorende pincode voornoemde hoeveelheid geld opgenomen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De raadsman heeft gesteld dat de tenlastelegging onder 2 met betrekking tot het onderdeel
‘die [slachtoffer] heeft gedwongen haar pincode te geven’(laatste gedachtestreepje) partieel nietig verklaard moet worden, omdat het begrip ‘gedwongen’ onvoldoende feitelijk omschreven is.
De rechtbank zal, gelet op het navolgende, dit verweer om doelmatigheidsredenen onbesproken laten.
3. Bewijs
3.1.
Inleiding
In de vroege ochtend van 20 november 2015 heeft de politie in Heiloo contact met een jongeman, genaamd [betrokkene] , die vertelt dat hij die avond bij een vriend was en dat er op een gegeven moment een Marokkaanse jongen binnenkwam, die hem vroeg of hij 500 euro wilde pinnen. De Marokkaanse jongen gaf hem een pinpas en een pincode. [betrokkene] heeft geprobeerd te pinnen, maar dat lukte niet. Omdat de pas op naam van ‘ [slachtoffer] ’ stond, vertrouwde [betrokkene] het niet en heeft hij de politie gebeld. De politie is samen met [betrokkene] naar de woning van de bewuste vriend gegaan, waar verdachte werd aangetroffen. Omdat verdachte stond gesignaleerd wegens weglopen van de Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) te Heiloo, waar hij in het kader van zijn TBS-behandeling verbleef, is hij in eerste instantie teruggebracht naar deze kliniek. In de loop van de nacht kwam de melding dat mevrouw [slachtoffer] in haar woning in Heiloo was overvallen en verkracht. Verdachte is hierop aangehouden als verdachte.
Verdachte wordt ervan verdacht dat hij – kort gezegd – mevrouw [slachtoffer] heeft verkracht, met geweld en/of bedreiging met geweld haar portemonnee, bankpas en jas heeft gestolen en vervolgens met de gestolen bankpas geld heeft opgenomen.
3.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
3.3.
Standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de onder 1 ten laste gelegde verkrachting heeft de raadsman aangevoerd dat door verdachte geen geweld is gebruikt. Dit volgt uit de verklaringen van verdachte, maar ook uit de aangifte. Verdachte heeft wel toegegeven dat hij een smoes over inbrekers heeft gebruikt om de woning binnen te komen en dat hij dreigende woorden heeft geuit, maar dit stond in het teken van het verkrijgen van geld en had niet te maken met seks. Daarbij dient partiële vrijspraak te volgen voor het onderdeel ‘Als je niet meewerkt, dan pak ik mijn revolver’, aangezien er, naast de aangifte, geen steunbewijs is dat verdachte over een revolver heeft gesproken. De rechtbank moet in de visie van de verdediging de verklaring van verdachte ter terechtzitting volgen, voor zover deze inhoudt dat hij niet de indruk had dat het slachtoffer bang was, en niet de verklaring van verdachte op dit punt zoals afgelegd tegenover de politie. Het seksuele contact heeft op vrijwillige basis plaatsgevonden. Verdachte moet daarom van feit 1 worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman primair vrijspraak bepleit. Verdachte heeft om de portemonnee gevraagd en het slachtoffer heeft deze aan hem gegeven. Er is daarom geen sprake van diefstal, hooguit van verduistering. Subsidiair is de raadsman van mening dat, wanneer de rechtbank diefstal wel bewezen acht, verdachte in ieder geval moet worden vrijgesproken van het geweld. De in de tenlastelegging genoemde handelingen vormen immers geen geweld. Uiterst subsidiair moet verdachte in de visie van de verdediging bij gebrek aan steunbewijs worden vrijgesproken van het opdoen van een bivakmuts.
3.4.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Met betrekking tot feit 1
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
In de nacht van 19 op 20 november 2015, rond 00.00 uur, werd er aangebeld bij de woning van mevrouw [slachtoffer] in Heiloo. [slachtoffer] deed open en er stond een haar onbekende, naar zij dacht Marokkaanse man voor de deur. Hij zei dat hij de buurman was, dat hij drie dieven had gezien in haar tuin en dat hij kwam om haar te beschermen. Hierop stapte hij meteen de woning binnen. [slachtoffer] wilde naar de woonkamer lopen, maar de man zei dat ze dan gezien zou worden en trok haar aan haar arm mee de trap op, naar haar slaapkamer. Hij zei ‘ga maar rustig zitten’. De man begon over een seriemoordenaar. Hij zei: ‘Ik heb gelezen in de krant van die seriemoordenaar, die alle vrouwen heeft verkracht en vermoord. Dat ben ik’. Daarna zei de man tegen haar ‘ga maar op het bed liggen’. De man ging bovenop haar liggen en zei: ‘doe je ogen maar dicht’ en ‘als jij geen kwaad doet, doe ik je ook geen kwaad.’ Hij herhaalde dat zij haar ogen moest dichtdoen en zei: ‘als je meewerkt, gebeurt er niks met je’ en ‘als jij niet meewerkt, dan pak ik mijn revolver.’ Ook zei hij dat zij haar benen wijd moest doen. Vervolgens heeft de man zijn eigen kleren uitgetrokken. Ook heeft hij de laarzen van [slachtoffer] uitgedaan en haar broek en onderbroek naar beneden getrokken. Haar trui en BH trok hij naar boven. De man heeft haar borsten beetgepakt en gestreeld en heeft zijn penis in haar vagina gebracht.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij geweldig schrok toen de man zei dat hij een seriemoordenaar was en dat zij daarom maar alles heeft gedaan wat hij vroeg en alles heeft laten gebeuren. [2]
In een informatief gesprek met zedenrechercheurs, voorafgaand aan de aangifte, heeft [slachtoffer] te kennen gegeven dat zij ‘hartstikke bang’ geweest is en gedacht heeft: ‘ik moet meewerken.’ Voorts komt uit dit informatief gesprek naar voren dat verdachte voor hij op haar ging liggen, heeft gezegd: ‘rustig blijven, anders doe ik je iets aan’ en ‘ik ben een gevaarlijke man. Ik ben een seriemoordenaar’. [slachtoffer] dacht daarom: ‘ik moet hem gehoorzamen, anders doet hij mij iets aan.’ [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij bij een mevrouw
[de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ]heeft aangebeld met de smoes dat er een paar mensen in haar tuin waren. Hij is haar woning binnengegaan en is met haar naar boven, naar de slaapkamer gegaan. Daar is hij de vrouw gaan betasten en heeft hij seks met haar gehad. Hij heeft haar borsten betast en is met zijn penis in haar vagina geweest. Op de vraag van de politie of hij het idee had dat de seks met de vrouw vrijwillig was, heeft verdachte ontkennend geantwoord:
Ook al zou ze ja gezegd hebben, dan zal ze dat gezegd hebben omdat zij bang was. Ze zei ‘ja’, maar alleen omdat ze bang was. Dat is logisch. Ik denk niet dat ze het vrijwillig deed.Op de vraag of hij nog ergens mee heeft gedreigd, was het antwoord van verdachte:
Ik ging een beetje overdrijven en daarom was ze bang. Ik ging haar bang maken dat ik bijvoorbeeld een loslopende seriemoordenaar was die gezocht werd en dat soort dingen allemaal. Hier heeft hij nog aan toegevoegd:
Die vrouw was ook doodsbang. Ze kwam wel rustig over maar volgens mij was ze wel heel erg bang. [4]
Conclusie
De rechtbank acht op grond van vorenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het slachtoffer door feitelijkheden en bedreiging met geweld heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, een en ander op de wijze als hierna onder ‘bewezenverklaring’ nader aangeduid. De rechtbank acht daarbij, anders dan de raadsman, tevens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de woorden ‘als je niet meewerkt, dan pak ik mijn revolver’ heeft gebezigd. De rechtbank ziet geen aanleiding op dit punt te twijfelen aan de aangifte van het slachtoffer.
Hetgeen de raadsman overigens ten verwere met betrekking tot dit feit heeft aangevoerd, vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen, zoals hiervoor weergegeven.
Met betrekking tot feit 2 en feit 3
Redengevende feiten en omstandigheden
Mevrouw [slachtoffer] heeft verklaard dat de man die in de nacht van 19 op 20 november 2015 haar huis aan [adres] was binnengekomen, nadat hij tegen haar wil seks met haar had gehad, om geld vroeg. [slachtoffer] heeft toen gezegd dat haar portemonnee met daarin pasjes op tafel lag. De man is naar beneden gegaan. Even later kwam hij weer boven en vroeg om de pincode. Die heeft zij gezegd en toen is de man weggegaan, met medeneming van de portemonnee. Naar aanleiding van de verklaring van verdachte dat hij ook een jasje van haar had meegenomen, verklaarde [slachtoffer] dat dat zou kunnen. Zij bevestigt dat zij een bruin leren jasje had. [5]
Verdachte heeft verklaard dat hij een portemonnee en pasje heeft meegenomen van de vrouw met wie hij in de nacht voor zijn aanhouding in haar woning seks had gehad. Hij heeft naar haar pincode gevraagd en die heeft zij gegeven. [6] Vervolgens heeft hij een bruin leren jasje van de vrouw van de kapstok gepakt en is weggegaan. [7]
Op camerabeelden van de ABN-AMRO bank aan de Rosendaal in Heiloo is te zien dat verdachte op 20 november 2015 te 01.38.02 uur komt aanlopen bij de pinautomaat. Hij doet een pintransactie en loopt vervolgens weg. [8]
In het dossier bevindt zich een bankafschrift van de RABO bank ten name van [slachtoffer] , waarop staat vermeld dat om 01.39 uur bij de pinautomaat aan de Rosendaal 95 te Heiloo een bedrag van € 250,00 is gepind. [9]
Verdachte heeft verklaard dat hij € 250,00 heeft gepind met de bankpas die hij had meegenomen van de vrouw waar hij in de nacht voor zijn aanhouding was geweest en met behulp van de pincode die zij hem gegeven had. [10]
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen – kort gezegd – dat verdachte een portemonnee, een bankpas en een jas van [slachtoffer] heeft weggenomen. Deze diefstal heeft plaatsgevonden direct aansluitend op de onder 1 bewezenverklaarde verkrachting van het slachtoffer. Verdachte heeft hierbij gebruik gemaakt van de door de verkrachting ontstane dreigende situatie en de bij het slachtoffer teweeggebrachte angst.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat wel degelijk sprake is van diefstal en niet van verduistering. Naar het oordeel van de rechtbank biedt het dossier geen steun voor de stelling dat het slachtoffer de bewuste goederen vrijwillig aan verdachte heeft afgestaan. De rechtbank is van oordeel dat uit de aangehaalde bewijsmiddelen volgt dat verdachte de goederen heeft weggenomen.
Gezien de wijze waarop dit feit thans ten laste is gelegd, kan dit echter niet leiden tot een bewezenverklaring van diefstal met geweld of bedreiging met geweld. De in de tenlastelegging opgesomde handelingen zijn immers niet te kenschetsen als verfeitelijkingen van geweld of dreiging met geweld.
Conclusie ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een geldbedrag heeft weggenomen door met een gestolen bankpas en bijbehorende bankpas een geldopname te doen. In juridische zin levert dit diefstal met behulp van een valse sleutel op. De bij de gestolen pas behorende pincode is weliswaar niet door verdachte weggenomen, maar wel verkregen in het kader van een voor het slachtoffer bedreigende situatie (te weten na zojuist door verdachte verkracht te zijn). Daarmee valt de pincode ook onder het bereik van het begrip valse sleutel in de zin van artikel 311, lid 1, onder 5 van het Wetboek van Strafrecht.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op of omstreeks 20 november 2015 te Heiloo door feitelijkheden en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en
- de borsten van die [slachtoffer] beetgepakt en gestreeld
en bestaande die feitelijkheden en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte:
- bij de woning van die [slachtoffer] heeft aangebeld en vervolgens tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij, verdachte, de buurman is en even daarvoor meerdere personen in de tuin van die [slachtoffer] had gezien en vervolgens de woning van die [slachtoffer] is ingegaan en
- die [slachtoffer] naar de slaapkamer van haar woning heeft gedirigeerd en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd "Ga op bed zitten" en/of "Ga op bed liggen" en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd "Rustig blijven, anders doe ik je iets aan" en "Ik ben een gevaarlijke man. Ik ben een seriemoordenaar" en "Doe je ogen dicht" en "Ik heb gelezen in de krant van die seriemoordenaar die alle vrouwen heeft verkracht en vermoord, dat ben ik" en "Als je niet meewerkt, dan pak ik mijn revolver" en
- op die [slachtoffer] is gaan liggen en
- de BH van die [slachtoffer] omhoog heeft getrokken en die [slachtoffer] deels heeft ontkleed en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat ze haar ogen moest sluiten en "Als jij geen kwaad doet, doe ik je ook geen kwaad" en "Als je meewerkt, gebeurt er niks met je" en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd "Doe je benen wijd"
en aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
hij op of omstreeks 20 november 2015 te Heiloo met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [adres] heeft weggenomen een bankpas en een jas en een portemonnee, toebehorende aan [slachtoffer] ;
3.
hij op 20 november 2015 te Heiloo met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf de bankrekening van [slachtoffer] heeft weggenomen een hoeveelheid geld, te weten 250 euro, toebehorende aan die [slachtoffer] , waarbij verdachte dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, immers heeft hij, verdachte, met een wederrechtelijk weggenomen bankpas en een bij die bankpas behorende pincode voornoemde hoeveelheid geld opgenomen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Verkrachting
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal
Ten aanzien van feit 3:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden, met aftrek van voorarrest.
6.2
Standpunt van verdachte/de verdediging
De raadsman heeft – voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt – gewezen op het oriëntatiepunt van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor een verkrachting, te weten een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren. Van de mogelijke strafverzwarende factoren zijn alleen de leeftijd en kwetsbaarheid van het slachtoffer van toepassing. Voorts moet volgens de raadsman het feit dat verdachte geen geweld heeft gebruikt en bij de politie direct openheid van zaken heeft gegeven straf verminderend werken. Ten slotte dient er in het voordeel van verdachte rekening mee gehouden te worden dat hij ter beschikking is gesteld en dat een langdurige detentie negatieve gevolgen heeft op de behandeling van verdachte, zoals blijkt uit een rapport van de Taskforce TBS, aldus de raadsman.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de verkrachting van een 75-jarige, alleenwonende vrouw in haar eigen huis. De vrouw heeft verdachte op een nachtelijk uur in goed vertrouwen in haar woning toegelaten, omdat hij beweerde dat hij inbrekers in de tuin had gezien en dat hij haar wilde beschermen. Verdachte heeft het slachtoffer echter meegetroond naar haar slaapkamer, waar hij haar met bedreigende en intimiderende uitlatingen heeft gedwongen om seks met hem te hebben. Verdachte heeft hiermee ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. De gebeurtenissen moeten voor het slachtoffer een zeer vernederende en angstaanjagende ervaring geweest zijn, te meer nu een en ander heeft plaatsgevonden in haar eigen woning. De eigen woning is immers bij uitstek de plaats waar een ieder zich veilig moet kunnen voelen. Verdachte heeft geen enkel respect getoond voor het welzijn van het slachtoffer en het bevredigen van zijn eigen lust voorop gesteld. Dit rekent de rechtbank hem zeer aan.
De rechtbank rekent het verdachte ook aan dat de gedwongen gemeenschap heeft plaatsgevonden zonder condoom, zodat het slachtoffer enige tijd heeft moeten leven met de angst voor een mogelijke besmetting met een seksueel overdraagbare aandoening.
Verdachte heeft voorts, gebruik makend van de door de verkrachting gecreëerde bedreigende situatie en de hierdoor bij het slachtoffer teweeg gebrachte angst, een portemonnee, met daarin onder meer een bankpas, en een jas van het slachtoffer weggenomen. Met de gestolen bankpas heeft hij vervolgens bij een pinautomaat € 250,- opgenomen. Ook dit acht de rechtbank zeer kwalijke feiten, zeker gelet op de context waarin zij zijn begaan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- een op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 9 februari 2016, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder, zij het in een verder verleden, ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. In 1999 is verdachte wegens doodslag veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en is aan hem de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging opgelegd.
- een Voortgangsverslag Toezicht, gedateerd 4 juni 2015 van [reclasseringswerker] , reclasseringswerker werkzaam bij Reclassering Nederland, Toezichtunit 2 Noord-West.
- een Voortgangsverslag Toezicht, gedateerd 14 november 2015 van [reclasseringswerker] , voornoemd.
- Een Pro Justitiarapport, gedateerd 6 mei 2016, opgemaakt door J. Marx, psychiater, en B.H. Boer, klinisch psycholoog, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, Psychiatrisch Observatiekliniek te Utrecht, in samenwerking met de overige leden van het onderzoekend team
(hierna: het PBC-rapport).
In het PBC-rapport stellen de onderzoekers voorop dat verdachte slechts gedeeltelijk heeft meegewerkt aan het onderzoek. Relevante onderwerpen zijn grotendeels onbesproken gebleven en het is niet mogelijk gebleken ten aanzien van andere onderwerpen (waaronder de ten laste gelegde feiten) verdiepende vragen te stellen. Ook heeft er slechts beperkt psychologisch testonderzoek plaats kunnen vinden.
De conclusies van het PBC-rapport houden onder meer het volgende in:
Verdachte heeft een uitgebreide justitiële, psychiatrische en verslavingsvoorgeschiedenis. Sinds 2001 is verdachte tbs-gesteld.
Op basis van het (beperkte) onderzoek kan een stemmingsstoornis (zoals een depressieve stoornis of een bipolaire stoornis) niet worden aangetoond, doch ook niet met zekerheid worden uitgesloten. Wel komen de deskundigen tot de diagnose afhankelijkheid van verschillende middelen (met name cocaïne, heroïne, methadon en cannabis). Verdachte functioneert op zwakbegaafd niveau.
Vanuit het huidige onderzoek is het niet mogelijk een conclusief beeld te vormen van zijn persoonlijkheid en eventuele kwetsbaarheden daarin (bijvoorbeeld ten aanzien van de agressieregulatie, frustratietolerantie en krenkbaarheid) en de gewetensfuncties van verdachte.
Tevens dient te worden opgemerkt dat de persoonlijkheidsdiagnostiek wordt gecompliceerd door de zwakbegaafdheid. Ten gevolge van de moeizame onderzoekbaarheid van verdachte kan namelijk niet goed onderscheiden worden in hoeverre problematisch functioneren van verdachte samenhangt met zijn persoonlijkheidsontwikkeling of voortvloeit uit zijn cognitieve beperktheid. Een (antisociale en/of narcistische) persoonlijkheidsstoornis kan niet worden aangetoond, doch zeker niet worden uitgesloten. Op grond van het weliswaar beperkte onderzoek worden door de psycholoog geen aanwijzingen gezien voor psychopathie. De beschreven zwakbegaafdheid en middelenafhankelijkheid hebben een duurzaam karakter en waren zodoende aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde.
Het delictscenario is voor onderzoekers niet goed duidelijk geworden. Op grond van de beschikbare informatie zijn er geen aanwijzingen voor een seksuele deviantie bij verdachte.
Door de onduidelijkheid over het delictscenario, alsmede door de diagnostische beperkingen ten gevolge van verdachtes weerstand bij het onderzoek, kunnen onderzoekers niet vaststellen of het handelen van verdachte (deels) voort is gekomen uit de beschreven pathologie (zwakbegaafdheid, middelenafhankelijkheid, mogelijke stemmingsstoornis, mogelijke persoonlijkheidsstoornis). Zo is niet goed te achterhalen door welke motieven verdachte bij de ten laste gelegde feiten gedreven werd. Om die reden onthouden de onderzoekers zich van een advies ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid voor de ten laste gelegde feiten.
Op basis van de beschikbare informatie zijn vanuit de bij verdachte vastgestelde problematiek evenmin uitspraken te doen over de kans op herhaling van vergelijkbare delicten.
Aangezien een doorwerking van verdachtes pathologie in de ten laste gelegde feiten niet kan worden onderbouwd, komen onderzoekers op grond van het huidige onderzoek niet tot een advies voor een behandeling binnen een strafrechtelijk kader.
De deskundigen Marx en Boer hebben ter terechtzitting te kennen gegeven te blijven bij hun in het rapport weergegeven conclusies en zich te onthouden van enige inschatting, c.q. advies ten aanzien van een mogelijk oorzakelijk verband tussen een eventuele stoornis en de ten laste gelegde feiten, de toerekeningsvatbaarheid van verdachte, de kans op herhaling en de mogelijkheden voor behandeling binnen een justitieel kader.
In beginsel rechtvaardigen de bewezen verklaarde feiten naar het oordeel van de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaren. Dit is lager dan hetgeen door de officier van justitie is gevorderd, daar de rechtbank bij feit 2 niet tot een bewezenverklaring van diefstal met geweld komt.
Bij het bepalen van de hoogte van de aan verdachte op te leggen straf heeft de rechtbank het volgende laten meewegen. Verdachte bevond zich op het moment van het plegen van de onderhavige feiten in het kader van de hem eerder opgelegde TBS-maatregel, na verloop van vele jaren en na een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, in het stadium van resocialisatie. Door deze zaak ziet verdachte zich, blijkens de mededeling van de officier van justitie ter zitting, op (korte) termijn geconfronteerd met een vordering tot hervatting van de dwangverpleging. Het ligt in de lijn der verwachting dat een dergelijke vordering zal worden toegewezen en dat verdachte in dat kader (opnieuw) een langdurig behandeltraject dient te ondergaan. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding aan verdachte een lagere gevangenisstraf op te leggen dan de feiten in beginsel rechtvaardigen, te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.
De rechtbank tekent hierbij nog aan dat het risico van zogeheten ‘detentieschade’ (dat wil zeggen: negatieve gevolgen van langdurige detentie op de behandeling van verdachte) niet door de deskundigen is bevestigd en daarom niet in aanmerking is genomen bij het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf.

7.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft als wettelijk erfgenaam van het inmiddels overleden slachtoffer [slachtoffer] een vordering tot schadevergoeding van € 574,40 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit (I) kosten voor het aanpassen van sloten, verlichting en gordijnen in de woning van het slachtoffer [slachtoffer] (€ 294,40), (II) een met de gestolen pinpas van [slachtoffer] opgenomen geldbedrag (€ 250,00) en (III) reiskosten (€ 30,00).
Mr. L.M. Wagemaker, advocaat te Hoorn, heeft als gemachtigde van de benadeelde partij de vordering ter zitting toegelicht.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft het standpunt ingenomen dat de vordering slechts kan worden toegewezen tot een bedrag van € 250,-, zijnde het bedrag dat van de rekening van [slachtoffer] is opgenomen. De kosten voor aanpassingen in de woning staan in een te ver verwijderd verband met de ten laste gelegde feiten. In zoverre dient de vordering te worden afgewezen, althans dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard te worden in de vordering, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt als volgt.
In artikel 51f eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is bepaald dat degene die rechtstreeks materiële of immateriële schade heeft geleden door een strafbaar feit, zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij kan voegen in het strafproces. Van rechtstreekse schade is sprake indien iemand is getroffen in een belang dat door de overtreden strafbepaling wordt beschermd.
Indien degene die rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het strafbare feit is overleden, kunnen ingevolge het tweede lid van genoemd artikel diens erfgenamen zich voegen ter zake van hun onder algemene titel verkregen vordering. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever niet de mogelijkheid heeft willen openen dat ingeval van overlijden van het slachtoffer de erfgenamen zich in het strafproces voegen ter zake van door het slachtoffer geleden schade. Die schade is aldus door de wetgever voor wat die erfgenamen betreft niet als rechtstreekse schade in de zin van die bepaling beschouwd. (HR 19 april 2005, ECLI:NL:HR:AS9225)
De in de onderhavige zaak gevorderde schadevergoeding sub I en II ziet op materiële schade die het slachtoffer als gevolg van de ten laste gelegde feiten heeft geleden.
Het slachtoffer is op 10 januari 2016 overleden. Het voegingsformulier is op 12 mei 2016, na het overlijden van het slachtoffer, ingediend. Er is derhalve geen sprake van een bestaande, door het slachtoffer aanhangig gemaakte, vorderingsprocedure die door de erfgenamen kan worden voortgezet. Nu voorts niet vast staat dat het overlijden van het slachtoffer in causaal verband staat tot de ten laste gelegde feiten, is voor wat betreft de onder I en II genoemde schadeposten geen sprake van rechtstreekse schade en dient de erfgenaam derhalve in zoverre niet-ontvankelijk verklaard te worden in de vordering. De onder III gevorderde vergoeding van reiskosten moet het lot van het overige deel van de vordering delen, daar dit geen schade betreft die rechtstreeks voortvloeit uit de bewezenverklaarde feiten.
Samenvattend is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard moet worden in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering desgewenst bij de civiele rechter aanbrengen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De artikelen 57, 242, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zijn van toepassing.

9.Beslissing

De rechtbank:
 Verklaart
bewezendat verdachte de onder
1, 2 en 3ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaar.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
 Verklaart de
benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijkin de vordering.

Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. N. Boots en mr. C.A.J. van Yperen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier A. Helder,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 juni 2016.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van aangifte met nummer PL1100-2015277894-1 van 21 november 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] , dossierpagina's 79 t/m 82 en 84.
3.Het proces-verbaal ‘informatief gesprek zeden’ met nummer PL1100-2015277894-3 van 20 november 2015, dossierpagina's 74 en 76.
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1100-2015277872-12 van 20 november 2015, inhoudende de verklaring van verdachte, dossierpagina's 37 t/m 41.
5.Het proces-verbaal van aangifte met nummer PL1100-2015277894-1 van 21 november 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] , dossierpagina's 84 t/m 86.
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1100-2015277872-12 van 20 november 2015, inhoudende de verklaring van verdachte, dossierpagina 38.
7.Het proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1100-2015277872-17 van 21 november 2015, inhoudende de verklaring van verdachte, dossierpagina's 46 en 51.
8.Het proces-verbaal uitkijken camerabeelden met nummer 2015277894 van 23 december 2015, dossierpagina's 100/101.
9.Het proces-verbaal van relaas van 14 januari 2016, dossierpagina's 7 en 103/104.
10.Het proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1100-2015277872-12 van 20 november 2015, inhoudende de verklaring van verdachte, dossierpagina 38.