ECLI:NL:RBNHO:2016:4828

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 april 2016
Publicatiedatum
10 juni 2016
Zaaknummer
15/870713-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van de president van de Haarlemse Hells Angels voor wapenbezit en mishandeling

Op 29 april 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen de president van de Haarlemse Hells Angels, die werd beschuldigd van het meermalen overtreden van de Wet wapens en munitie en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar de verdachte, waarbij op 17 september 2014 in een loods in Haarlem verschillende wapens en munitie werden aangetroffen, waaronder een pomp-action geweer, een machinepistool en handgranaten. De verdachte had toegang tot deze loods en kon over de wapens beschikken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het voorhanden hebben van wapens van categorie II en III.

Daarnaast was de verdachte betrokken bij een mishandeling op 27 december 2014 in een café in Heemskerk, waar hij twee personen verwondde door hen te slaan en een glas te gooien. De rechtbank achtte de mishandeling bewezen op basis van getuigenverklaringen en het feit dat de verdachte eerder met politie en justitie in aanraking was gekomen voor soortgelijke feiten. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, vooral gezien het gevaar dat het ongecontroleerd bezit van wapens met zich meebrengt voor de samenleving. De verdachte werd ook veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de slachtoffers van de mishandeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/870713-15 (P)
Uitspraakdatum: 29 april 2016
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 april 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres 1],
feitelijk verblijvende te [adres 2].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B. Haneveld en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.P.A. Kint, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2014 tot en met 17 september 2014 te Haarlem en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie II en/of munitie van categorie III, te weten
- een vuurwapen (dat zodanig vervaardigd is dat het dragen minder zichtbaar is), te weten een pomp-action geweer (merk Remington, type 870, kaliber 12, serienummer W959229M) zijnde een vuurwapen van categorie II onder 3 en/of
- 10 stuks, althans een hoeveelheid munitie (kaliber 12) van categorie III en/of
- een voorwerp van categorie II onder 7, te weten een granaatwerper (zijnde een antitankbrisantgranaatraket met lanceerinrichting) (type M80) en/of
- een voorwerp van categorie II onder 7, te weten een scherfhandgranaat (type M57) en/of
- een vuurwapen (geschikt om automatisch te vuren), te weten een machinepistool (Ero Croatia, serienummer 163635), zijnde een vuurwapen van categorie II onder 2 en/of
- 62 stuks, althans een hoeveelheid munitie (9x19 milimeter) van categorie III
- 86 stuks, althans een hoeveelheid munitie van categorie III en/of
- een patroonmagazijn, zijnde een wezenlijk onderdeel voor een alarmpistool bedoeld in categorie III onder 4
voorhanden heeft gehad;
Feit 2:
Primair
hij op of omstreeks 27 december 2014 te Heemskerk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde van [slachtoffer 2] meermalen met gebalde vuist in het gezicht/tegen het hoofd heeft geslagen en/of een glas heeft stukgeslagen en/of (vervolgens) dat glas en/of een of meer stukken van dat glas heeft gegooid in de richting van die [slachtoffer 1] en/of van [slachtoffer 2], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 27 december 2014 te Heemskerk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde van [slachtoffer 2] meermalen met gebalde vuist in het gezicht/tegen het hoofd te slaan en/of een glas stuk te slaan en/of (vervolgens) dat glas en/of een of meer stukken van dat glas te gooien in de richting van die [slachtoffer 1] en/of van [slachtoffer 2];
Feit 3
hij op of omstreeks 17 september 2014 te Haarlem een of meer wapens van categorie I, onder 4, te weten een mes (merk Sinclair), zijnde een blank wapen dat uiterlijk gelijkt op een ander voorwerp dan een wapen, namelijk op een (bank)pas/(credit)card voorhanden heeft gehad;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte van alle feiten moet worden vrijgesproken.
3.3.
VrijspraakNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 3 ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het mes op 17 september 2014 voorhanden heeft gehad, nu het mes pas tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte op 29 april 2015 is aangetroffen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de rechtbank naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting en de inhoud van de wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat verdachte het opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, gericht heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de slachtoffers, zodat verdachte van het onder 2 primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
3.4.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten op grond van de navolgende bewijsmiddelen. De door de rechtbank als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde personen en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 subsidiair
- De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 april 2016
Ik had de sleutel van de loods van mijn schoonvader
(rechtbank: medeverdachte [medeverdachte]). Ik kwam er dagelijks. De ene keer kwam ik er twee keer per dag, de andere keer vier keer per dag. Ik ging er naar de wc voor de grote boodschap. Er stond ook een koelkast met drinken, een beertender en een frituurpan. Ik heb daar vaak gedart en gezopen met vrienden. Ik sleutelde daar ook aan mijn motor.
Ik was op tweede kerstdag 2014 in café [café] in Heemskerk. Ik stond aan de bar en er stond een jongen naast me. Ik dacht dat hij me wilde slaan en daarom heb ik hem een klap gegeven. Er sprongen veel mensen tussen. Het kan dat ik mensen van me af heb geduwd. Ik pakte mijn glas in een reflex van woede.
Ten aanzien van feit 1
- Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 17 september 2014 met digitale fotobijlage (dossierpagina 106-117)
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1]:
Op 17 september 2014 te 6.00 uur heb ik aangebeld bij de woning van [medeverdachte], gelegen aan de [adres 2] te Haarlem. Aldaar werd de woning geopend door de dochter van [medeverdachte], genaamd [getuige 1], geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2]. (…) Ik heb aan [getuige 1] medegedeeld dat we een zoeking willen gaan doen in de loods in de [adres 3] en dat het mij ambtshalve bekend is dat deze loods in gebruik is bij haar vader [medeverdachte]. Ik vroeg aan [getuige 1] of dat juist is en ik hoorde haar zeggen: “Ja, dat is zo”. (…) [getuige 1] is vervolgens met ons meegelopen naar de loods aan de [adres 3] en heeft de toegangsdeur middels de sleutel geopend.
(…)
Aantreffen Shotgun:
Op een plafondplaat in de loods werd een Shotgun in een zwarte tas aangetroffen met bijbehorende munitie. (…)
Aantreffen anti-tankwapen/raketwerper:
Op een plafondplaat werd een anti-tankwapen/raketwerper aangetroffen omwikkeld in zwart ducktape. (…)
Aantreffen doos met munitie, handgranaat, verdovende middelen en machinepistool:
Op een plafondplaat werd een kartonnen doosje aangetroffen met daarin een handgranaat, een machinepistool, munitie en een zakje met daarin verdovende middelen. (…)
Ten aanzien van feit 1
- Een proces-verbaal van bevindingen aangetroffen wapens d.d. 17 september 2014 (dossierpagina 130-135)
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant A. van Blanken:
Op 17 september 2014 zijn in een loods aan de [adres 3] te Haarlem meerdere vuurwapens aangetroffen. (…)
Het eerste aangetroffen vuurwapen betrof een geweer van het merk Remington, type 870, kaliber 12 en voorzien van het serienummer W959229M. Voornoemd wapen betreft een zogenaamde “Shotgun”. Het vuurwapen is geschikt om projectielen door een loop af te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing.
Het geweer is voorzien van een pistoolgreep en had een ingekorte loop. Hierdoor is het wapen dusdanig gewijzigd dat het dragen hiervan niet of minder zichtbaar is geworden. Derhalve is dit gewijzigde geweer een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op art. 2 lid 1, categorie II onder 3 van de WWM.
Ten aanzien van feit 1
- Een proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 19 september 2014 (dossierpagina 163-191)
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3]:
Op 17 september 2014 hebben wij, eerste en tweede verbalisant, een onderzoek ingesteld naar aanleiding van het aantreffen van wapens tijdens een zoeking in de percelen [adres 2] en [adres 3] te Haarlem.
(…)
Aan de linkerzijde stond een aanhangwagen met een blauw dekzeil. Op dit zeil stond een open kartonnen doos met daarin een shotgun en, naar later bleek, een zwarte sok met daarin hagelpatronen met een voor de shotgun geschikt kaliber. Uit informatie bleek dat deze goederen tijdens de zoeking waren aangetroffen in een zwarte sporttas en overgepakt waren in de genoemde kartonnen doos. (…) De zwarte sok is voor biologische onderzoek door ons veiliggesteld, gewaarmerkt, verpakt en verzegeld met (…) SIN: AAGS4097NL.
In een plastic tas was, verpakt in een witte sok, een met tape omwikkelde scherfhandgranaat aangetroffen. (…) Op aanwijzing van ons zijn de ontsteker en het lichaam van de scherfhandgranaat op biologische contactsporen en dactyloscopische sporen veiliggesteld, gewaarmerkt, verpakt en verzegeld met (…) het respectievelijke SIN: AAGB2790NL en AAGB2791NL (…). De witte sok zijn voor nader onderzoek door ons veiliggesteld, gewaarmerkt, verpakt en verzegeld met (…) SIN: AAGB2838NL.
Door personeel van de EODD zijn deze goederen voor nader onderzoek overgebracht naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) te Den Haag.
(…)
Het met tape omwikkelde voorwerp bleek een anti-tankbrisantgranaatraketwerper type: M80 te zijn (…). De verpakking ervan bestond uit vuilniszak en zwart kleurig Duct-tape. Deze verpakking is voor nader onderzoek door ons veiliggesteld, gewaarmerkt, verpakt en verzegeld met (…) SIN: AAGB2783NL. Op aanwijzing van ons zijn de anti-tankbrisantgranaatraket en de lanceerinrichting op biologische contactsporen en dactyloscopische sporen veiliggesteld, gewaarmerkt, verpakt en verzegeld met (…) het respectievelijke SIN: AAGB2787NL en AAGB2793NL.
Ten aanzien van feit 1
- Een rapport explosievenonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van wapens in een woning in Haarlem op 17 september 2014 van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 13 november 2014 (dossierpagina 194-205)
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie van de onderzoeksresultaten van rapporteur dr. J. Dalmolen:
Onderzoeksmaterialen AAGB2787NL en AAGB2793NL betreft een intacte antitankbrisantgranaat in bijbehorende lanceerinrichting, model M80. (…) Gezien de opbouw, werking, en verwachte uitwerking is een M80 granaatwerper zonder meer aan te merken als een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing, zoals vermeld in de Wet wapens en munitie artikel 2 lid 1, categorie II, 7˚. Gezien de onderzoeksresultaten was de granaatwerper deugdelijk, dat wil zeggen dat de antitankbrisantgranaatraket uit de lanceerkoker kon worden verschoten. (…)
Onderzoeksmaterialen AAGB2790NL en AAGB2791NL vormen tezamen een intacte scherfhandgranaat van het type M75 met bijpassende P3-ontsteekinrichting (…).
Gezien de opbouw, werking en verwachte uitwerking is een scherfhandgranaat M75P3 aan te merken als een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing zoals vermeld in de Wet wapens en munitie artikel 2 lid 1, categorie II, 7˚. Gezien de onderzoeksresultaten is de aangetroffen handgranaat deugdelijk, dat wil zeggen dat deze bij activeren ontploft.
Ten aanzien van feit 1
- Een rapport Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van meerdere delicten gepleegd in Haarlem op 17 september 2014 van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 3 december 2014 (dossierpagina 459-463)
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie van de onderzoeksresultaten van rapporteur drs. J. Koopman:
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek (…):
AAGB2793NL#8 Bemonstering van de draagband van een lanceerbuis
Resultaten, interpretatie en conclusie
Het DNA-profiel van de verdachte [medeverdachte] RAAJ1660NL (geboren op [geboortedatum 3]) is betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek.
Vanwege een match in de DNA-databank is het DNA-profiel RDW204 van [verdachte] (geboren op [geboortedatum 1]) eveneens betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek.
SIN
Beschrijving DNA-profiel
Celmateriaal kan afkomstig zijn van
AAGB2793NL#08
DNA-mengprofiel
[verdachte] en minimaal twee onbekende personen
Ten behoeve van opsporingsinformatie is uit dit DNA-mengprofiel (AAGB279NL#08) een combinatie van de DNA-kenmerken afgeleid, waarin naar verwachting de DNA-kenmerken aanwezig zijn van de prominenter aanwezige donoren van het celmateriaal in deze bemonstering. Deze combinatie van afgeleide DNA kenmerken is op 19 november 2014 eenmalig vergeleken met de in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken aanwezige DNA-profielen van personen. Hierbij is een match gevonden met het DNA-profiel RDW204 van [verdachte] (geboren op [geboortedatum 1]). Dit betekent dat [verdachte] één van de donoren kan zijn van het celmateriaal in de bemonstering AAGB279NL#08.
(…)
Wetenschappelijke bewijswaarde van het vergelijkend DNA-onderzoek.
Het is niet mogelijk om een ‘standaard’ statistische berekening uit te voeren voor het vaststellen van de wetenschappelijke bewijswaarde van de gevonden match met het DNA profiel van [verdachte], omdat niet alle DNA-kenmerken van alle celdonoren zichtbaar zijn. De wetenschappelijke bewijswaarde van de bevindingen van het vergelijkend DNA onderzoek wordt daarom geformuleerd in verbale termen van waarschijnlijkheid. (…)
Er is aangenomen dat de bemonstering AAGB2793NL#08 celmateriaal bevat van drie personen. Onder deze aanname zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
hypothese I:De bemonstering bevat celmateriaal van [verdachte] en twee onbekende personen (niet verwant aan elkaar of aan [verdachte])
hypothese II:De bemonstering bevat celmateriaal van driewillekeurige onbekende personen (niet verwant aan elkaar of [verdachte]).
De bevindingen van het vergelijkend DNA-onderzoek zijn
extreem veel waarschijnlijkerals hypothese I juist is, dan als hypothese II juist is.
Ten aanzien van feit 1
- Een rapport Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van meerdere delicten gepleegd in Haarlem op 17 september 2014 van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 7 april 2015 (dossierpagina 455-457)
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie van de onderzoeksresultaten van rapporteur drs. J. Koopman:
DNA-onderzoek
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
AAGB2783NL#01 Bemonstering van de rugzijde van stukken tape (verpakking m80 granaatwerper)
(…)
AAHH5025NL#01 een bemonstering (van een sok AAGB2838NL)
AAHH5026NL#01 een bemonstering (van een sok AAGS4097NL)
Resultaten, interpretatie en conclusie
De DNA-profielen van de verdachte [medeverdachte] RAAJ1660NL (geboren op [geboortedatum 3]) en van [verdachte] RDW204 (geboren op [geboortedatum 1]) zijn betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek.
SIN
Beschrijving DNA-profiel
Celmateriaal kan afkomstig zijn van
AAGB2783NL#01
DNA-mengprofiel
[verdachte] en minimaal één andere persoon
AAHH5025NL#01
DNA-mengprofiel
[verdachte] en minimaal twee andere personen
AAHH5026NL#01
DNA-mengprofiel
[verdachte], [medeverdachte] en minimaal drie andere personen
Ten aanzien van feit 1
- Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 september 2014 (dossierpagina 228-230)
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4]:
Op 17 september 2014 werd in de gemeente Haarlem een vuurwapen met munitie in beslag genomen. (…).
Het is een vuurwapen in de vorm van een pomp-action geweer in kaliber 12. (…) Op de kast van het wapen staat onder andere te lezen “Remington 870 Express”. Het wapen is voorzien van het wapennummer; “WM959229M”. Het vuurwapen is in goede staat van onderhoud, heeft een slagpin punt van voldoende lengte en is gebruik gereed. (…) De loop van het onderzochte wapen is ingekort tot een looplengte van 41.7 centimeter. Tevens is de (geweer) kolf van het wapen vervangen door een pistoolgreep. Het wapen is door het inkorten van de loop en het vervangen van de (geweer)kolf door een pistoolgreep gereduceerd tot een totale lengte van 68.5 centimeter. Het originele wapen heeft (bij een looplengte van 26 inch) een totale lengte van 118 centimeter. Door dit inkorten van het wapen kan worden gesteld dat het dragen van het wapen minder zichtbaar is geworden. Het wapen is praktisch getest, het wapen functioneerde naar behoren.
Gezien het vorenstaande is dit (jacht)geweer een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1, categorie II onder 3 van de Wet Wapens en Munitie.
(…)
Bij het wapen tref ik 10 patronen/munitie aan. Vier (4) van deze patronen, hagelpatronen in kaliber 12 (…) hebben onder andere het opschrift: “Gamebore Black gold HV Steel, 70 mm 28 gms”.
Zes (6) van deze patronen, hagelpatronen in kaliber 12 (…) hebben onder andere het opschrift: “Gamebore super steel high velocity, 70 mm 3-32 gms”.
Deze patronen zijn in goede staat en gebruik gereed. Deze munitie is geschikt om met bovenomschreven vuurwapen te worden verschoten.
Dit is munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 Categorie III van de Wet Wapens en Munitie.
Ten aanzien van feit 1
- Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 september 2014 (dossierpagina 233-235)
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4]:
Op 17 september 2014 werd in de gemeente Haarlem een vuurwapen met munitie in beslag genomen. (…).
Het is een vuurwapen in de vorm van een machinepistool. Het wapen heeft het kaliber 9x19 millimeter cq 9 millimeter luger. Op de kast van het wapen staat de tekst: “Ero Croatia”. Het wapen is op de kast voorzien van het wapennummer: 163635.
Links, in de handgreep van het wapen is een vuurregelaar aanwezig. Deze vuurregelaar heeft drie (3) standen, namelijk:
R (automatisch vuur)
P (semi-automatisch/Enkelschot)
Z (Veilig).
Dit wapen is geproduceerd bij “Arma Gruppa” te Zagreb en is gebaseerd op het UZI machinepistool. Het wapen verkeert in goede staat van onderhoud en is gebruik gereed, het achterste richtmiddel (keep) ontbreekt echter. (…)
Het wapen is praktisch getest, zowel bij semi-automatisch als automatisch vuur vertoonde het wapen geen gebreken.
Gezien het vorenstaande is dit machinepistool een automatisch-vuurwapen, in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1, categorie II onder 2 van de Wet Wapens en Munitie.
(…)
Bij het wapen trof ik 62 stuks patronen/munitie aan. Deze patronen, kogelpatronen in het kaliber 9x19 millimeter (9 para) zijn voorzien van diverse bodemstempels. (…)
Deze patronen zijn in goede staat en gebruik gereed. Deze munitie is geschikt om met bovenomschreven vuurwapen te worden verschoten. Dit is munitie in de zin van art. 1 onder 4 gelet op art. 2 lid 2 categorie III van de Wet Wapens en Munitie.
Ten aanzien van feit 1
- Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 september 2014 (dossierpagina 239-241)
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4]:
Op 17 september 2014 werden in de gemeente Haarlem een aantal voorwerpen/munitie in beslag genomen.
(…)
Voorwerp 1 bestaat uit een plastic zak. (…) In deze plastic zak tref ik aan: Een (1) munitiedoosje (…). In dit munitiedoosjes zijn veertien (14) scherpe kogelpatronen (munitie) aanwezig. Deze kogelpatronen zijn in goede, ongebruikte staat en bestemd en geschikt om in een vuurwapen afgevuurd te worden.
Deze patronen zijn munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 Categorie III van de Wet Wapens en Munitie.
(…)
Zesenveertig (46) scherpe kogelpatronen (…). Deze kogelpatronen zijn in goede, ongebruikte staat en bestemd en geschikt om in een vuurwapen afgevuurd te worden.
Deze patronen zijn munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 Categorie III van de Wet Wapens en Munitie.
(…)
Voorwerp 2 bestaat uit een tasje inhoudende veertien (14) scherpe kogelpatronen (…). Deze kogelpatronen zijn in goede, ongebruikte staat en bestemd en geschikt om in een vuurwapen afgevuurd te worden.
Deze patronen zijn munitie in de zin van art. 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 Categorie III van de Wet Wapens en Munitie.
(…)
Voorwerp 3 bestaat uit een plastic zakje (…). De inhoud van dit zakje bestaat uit vier (4) scherpe kogelpatronen (…). Tevens is in deze zak een patroonmagazijn aanwezig. Dit patroonmagazijn is gevuld met acht (8) scherpe kogelpatronen (…).
Deze kogelpatronen zijn in goede, ongebruikte staat en bestemd en geschikt om in een vuurwapen afgevuurd te worden.
Deze patronen zijn munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 Categorie III van de Wet Wapens en Munitie.
(…)
Voornoemd patroonmagazijn is een patroonmagazijn welke kennelijk is geproduceerd als patroonmagazijn voor een Knall/alarmpistool (Kaliber 9 millimeter P.A.K.)
Het patroonmagazijn is een wezenlijk onderdeel voor een alarmpistool als bedoeld in Categorie III onder 4 van de Wet Wapens en Munitie.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair
- Een proces-verbaal van aangifte d.d. 27 december 2014 (dossierpagina 521-523)
Dit proces-verbaal houdt onder meer in de verklaring van aangever [slachtoffer 2]:
Op 27 december 2014 ging ik met vrienden naar café [café] te Heemskerk. Mijn vriend [getuige 2] die ging bier voor ons halen en kreeg daar ruzie met een jongen. (…) Op een gegeven moment zag ik dat deze jongen wilde uithalen met zijn linkerhand, naar [getuige 2]. Op dat moment ben ik er tussen gesprongen. Ik tilde mijn arm op om de klap die deze jongen wilde geven te blokkeren. Dit is mij ook gelukt. Ik voelde na het blokkeren van de eerste klap, pijn aan mijn linkerzijde van mijn gezicht. De pijn kan ik omschrijven als een drukkende pijn.
(…) Ik kreeg van het personeel en mensen om mij heen te horen dat ik bloed op mijn gezicht had. Ik kwam toen tot de ontdekking dat ik een snee, aan de linkerzijde van mijn kin had zitten. Ik vermoed dat de snee in mijn kin is veroorzaakt door een glas. Ik denk dat omdat de snee een y-vorm was.
Bij de huisartsenpost heeft de dokter drie hechtingen nodig gehad om de snee te dichten.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair
- Een proces-verbaal van aangifte d.d. 27 december 2014 (dossierpagina 524-526)
Dit proces-verbaal houdt onder meer in de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1]:
Ik bevond mij op 27 december 2014 in Café [café] in Heemskerk. Ik stond in het café toen ik hoorde dat er een opstootje was ter hoogte van de bar.
Het ging allemaal heel snel. Voordat ik het wist voelde ik iets hards tegen mij aan. Ik zag overal bloed op mijn lichaam. Ik zag glas in mijn rechterhand. Ik voelde ook dat ik glassplinters in mijn gezicht en nek had gekregen. Ik voelde een helse pijn in mijn hand. Ik had een grote open wond tussen mijn wijs en middelvinger.
(…) De wond in mijn rechterhand is gehecht. Er zitten vier hechtingen in mijn hand. Ik heb allerlei wondjes over mijn lichaam door de glassplinters. In mijn nek zit waarschijnlijk nog een stukje glas, hiervoor moet ik nog terug naar het ziekenhuis voor controle.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair
- Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 19 januari 2015 (dossierpagina 542-544)
Dit proces-verbaal houdt onder meer in de verklaring van getuige [getuige 3]:
Ik ben mede-eigenares van café [café] te Heemskerk. In de avond/nacht van 26 december 2014 op 27 december 2014 heb ik gewerkt in het café. Toen ik aan het werk was viel een klant mij in ieder geval op. Dat was een man die in het begin een trui aan had en later een T-shirt droeg met emblemen van de Hells Angels. (…) Ik dacht dat hij tatoeages op zijn arm had. Volgens mij heb ik ook ergens het woord ‘president’ zien staan. Deze klant, de Hells Angel, was in het begin, toen ik begon met werken, in gezelschap van een vrouw, ik denk zijn vriendin en, zoals gezegd, zijn halfbroer. (…) Omstreeks 1.00 uur die avond/nacht bestelde een klant twee biertjes. (…) Ik zag dat er onenigheid was ontstaan tussen de Hells Angel en de klant die net twee biertjes had besteld. (…) Ik zag dat de klant die twee biertjes had besteld vragend en verbaasd keek naar de Hells Angel. Er ontstond een woordenwisseling (…). Ik zag dat de vriend van de klant die twee biertjes had besteld er ook bij kwam en zich erin mengde. Er ontstond een handgemeen en ik zag dat de vriend door de Hells Angel werd gestompt. Ik zag dat de Hells Angel zeker vijf keer stompte en met zijn elleboog/onderarm de vriend van de klant van de twee biertjes, raakte. Later zag ik dat die jongen door die mishandeling een sneetje in zijn kin had opgelopen. (…)
Ik zag dat de Hells Angel op een gegeven moment richting een paal in het café bewoog en van een tafelblad aan deze paal een glas pakte. Ik heb niet gezien of hij dat glas stuk sloeg. Wel zag ik dat hij dat glas het café in gooide en dat het glas tegen een verderop staande paal stuk sloeg.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair
- Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 januari 2015 (dossierpagina 562-564)
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5]:
Op 27 december 2014 was ik, verbalisant, in café [café] te Heemskerk. Ik was daar in privetijd en derhalve in burger gekleed. (…) Op de hoek van de bar (…) stond een man gekleed in een zwart t-shirt met korte mouwen. Ik zag dat op het T-shirt het mij bekende Hells Angels logo en de tekst “ Hells Angels” stond. Ik zal deze persoon verder Hells Angel noemen. (…) Ik zag en hoorde dat er kennelijk een ruzie was ontstaan tussen de Hells Angel en een van de andere mannen. (…) Ik zag dat de Hells Angel opeens begon te slaan. Ik zag dat geen van de andere mannen hier vooraf een slag-of andere beweging had gemaakt die als aanleiding kon worden gezien. Ik zag dat de Hells Angel in ieder geval 2 keer opzettelijk met kracht met zijn rechtervuist op het hoofd van 1 van de mannen sloeg middels een rechtse hoek, kennelijk om de man pijn en letsel te bezorgen. (…) Ik zag dat een van de andere mannen ertussen ging staan. Ik was van plan om er ook tussen te gaan staan. Voordat ik dit kon doen zag ik dat de Hells Angel opeens een longdrinkglas in zijn rechterhand vasthield. Ik heb niet gezien waar dit longdrinkglas vandaan kwam. Ik zag dat de Hells Angel het longdrinkglas kapot sloeg tegen de pilaar waar ik naast stond. Ik zag dat dit niet per ongeluk ging maar dat de Hells Angel doelbewust het longdrinkglas kapot sloeg tegen de pilaar. Ik voelde de scherven van het glas tegen mijn lichaam aanspatten. Ik zag dat de Hells Angel het onderste gedeelte van het longdrinkglas vasthield en dat aan de bovenkant puntige uitsteeksels waren ontstaan. (…) Ik zag, nadat ik mij weer had omgedraaid, dat de Hells Angel het kapot geslagen longdrinkglas weggooide richting de mannen die op 1 meter voor hem stonden.
3.5.
Bewijsverweer ten aanzien van feit 1
De raadsman van verdachte heeft als verweer gevoerd dat het enkele feit dat verdachte toegang had tot de loods onvoldoende is voor een bewezenverklaring, omdat hieruit niet volgt dat verdachte de wapens in het plafond heeft verstopt. Volgens de raadsman was geen sprake van bewustheid van de aanwezigheid van de wapens, zoals volgens vaste rechtspraak is vereist. Meerdere personen hadden de sleutel van de loods. De deur van de loods stond overdag vaak open. De wapens zijn niet aangetroffen in een reguliere, eenvoudig toegankelijke ruimte in de loods, maar waren verborgen in het plafond. Het NFI heeft op de witte sok die om de granaat heen zat en de zwarte sok waar hagelpatronen in zaten en op de draagband van de lanceerbuis DNA mengprofielen aangetroffen van andere, onbekend gebleven personen. Gelet op het voorgaande hebben meerdere personen toegang gehad tot de loods.
Volgens de raadsman kan niet worden vastgesteld dat het DNA dat is aangetroffen op de sok waar munitie in zat van verdachte is en, indien dit wel het geval zou zijn, staat daarmee niet vast dat verdachte van de wapens wist. Iemand anders kan de munitie in de sok hebben gedaan zonder dat verdachte daarvan wist. In de loods werd de was gedaan en er lagen wel eens sokken van verdachte in de wasmand. Ten aanzien van het aangetroffen DNA mengprofiel van verdachte op de draagband en de tape van de verpakking van de raketwerper is de raadsman van oordeel dat deze besmet is geraakt toen de EOD de raketwerper ging ontmantelen. De EOD heeft de toen nog verpakte raketwerper op de werkbank gelegd en heeft daar de verpakking van de raketwerper gehaald. Verdachte verrichtte op de werkbank allerhande werkzaamheden. Het is derhalve een reële mogelijkheid dat de raketwerper op de werkbank besmet is geraakt met het DNA van verdachte. De bewijswaarde van het DNA materiaal is derhalve op geen enkele wijze vastgesteld en er is voorts geen enkel direct bewijs waaruit blijkt dat verdachte de wapens voorhanden heeft gehad. Daarom moet verdachte volgens de raadsman van dit feit worden vrijgesproken.
3.6.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
De rechtbank overweegt het volgende. Voor het bewijs van het voorhanden hebben van wapens en munitie als bedoeld in artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie is vereist dat de verdachte over de wapens kon beschikken, dat er met betrekking tot het wapen een zekere vorm van machtsuitoefening mogelijk was en dat bij de dader een meer of mindere mate van bewustheid bestond ten opzichte van het aanwezig hebben van de wapens.
Of de aanwezigheid zelf voldoende is voor het bewijs van het voorhanden hebben, is afhankelijk van bijvoorbeeld de plaats en wijze waarop het wapen en de munitie waren opgeborgen, van de vraag wie wanneer toegang tot het wapen en de munitie had en van de verklaring die de verdachte geeft voor de aanwezigheid van het wapen en de munitie.
De wapens en de munitie zijn aangetroffen in de loods aan de [adres 3] te Haarlem. De wapens en munitie in de loods waren verstopt boven de plafondplaten. Verdachte had, evenals medeverdachte [medeverdachte], een sleutel van de loods en kon feitelijk over deze wapens en munitie beschikken. Verdachte kwam meerdere keren per dag in de loods, soms wel vier keer per dag. De rechtbank acht het verweer van verdachte dat de loods overdag altijd (naar de rechtbank begrijpt: onbewaakt) open stond onwaarschijnlijk, gelet op de waardevolle spullen die in de loods stonden (onder meer een grote hoeveelheid gereedschap, scooters, vuurwerk, muziekinstallatie, hennep, drank). Dit verweer is voorts niet onderbouwd en/of aannemelijk geworden.
Er is een DNA-mengprofiel van onder meer verdachte aangetroffen op een zwarte sok met daarin hagelpatronen, op de sok die om de handgranaat zat en om de draagband van de lanceerbuis. Het verweer van verdachte dat iemand anders de sokken heeft gebruikt om de wapens in te verstoppen, acht de rechtbank onaannemelijk. Op de foto’s van de loods is geen wasmand te zien. Wat er ook zij van de door de raadsman gestelde contaminatie van de draagband en de verpakking van de lanceerkoker op de werkbank, de verklaring van verdachte dat andere personen een sleutel hadden van de loods is niet aannemelijk geworden. Uit de inrichting van de loods en de daarin aangetroffen goederen blijkt, anders dan de raadsman stelt, niet dat nog anderen dan verdachte, zijn vriendin, zijn schoonzus, zijn schoonmoeder en zijn schoonvader (medeverdachte [medeverdachte]) gebruik maakten van de loods. Verdachte wil geen namen noemen van de personen die een sleutel van de loods zouden hebben. Het verweer van verdachte is daarmee niet onderbouwd en niet verifieerbaar. De rechtbank gaat daarom aan dit verweer voorbij en gaat er vanuit dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op de hoogte waren van de aanwezigheid van de wapens en munitie in de loods en deze ook voorhanden hebben gehad. Naar het oordeel van de rechtbank is feit 1 daarom wettig en overtuigend bewezen.
3.7.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2 subsidiair
Anders dan de raadsman acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op 27 december 2014 in Heemskerk heeft mishandeld. Volgens de raadsman staat niet vast dat verdachte [slachtoffer 2] heeft geslagen, nu verdachte heeft verklaard dat hij maar één klap heeft gegeven en getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij een klap van verdachte heeft gekregen. Deze lezing wordt echter weersproken door de bewijsmiddelen. Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij tussen verdachte en [getuige 4] in ging staan en toen een klap van verdachte kreeg. [slachtoffer 2] heeft hierdoor letsel aan zijn gezicht opgelopen. Deze verklaring komt overeen met de getuigenverklaring van [getuige 3], eigenaar van café [café]. Gelet hierop kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] heeft mishandeld.
Ten aanzien van de mishandeling van [slachtoffer 1] overweegt de rechtbank dat verdachte uit boosheid een glas door het café heeft gegooid. Door het gooien met een glas heeft hij in ieder geval voorwaardelijk opzet gehad op de mishandeling van [slachtoffer 1]. De lezing van verdachte dat hij het glas op de grond wilde gooien, maar dat het uit zijn handen glipte en dat het glas daardoor door het café vloog, wordt niet gedragen door de overige bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden. Uit deze bewijsmiddelen (getuige [getuige 3] en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5]) volgt dat verdachte welbewust het glas door het café heeft gegooid. Door zo te handelen, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het glas uit elkaar zou spatten en dat het rondvliegende glas pijn/letsel bij cafébezoekers, in dit geval [slachtoffer 1], zou veroorzaken. Als gevolg van verdachtes handelen heeft [slachtoffer 1] een diepe snee in haar hand opgelopen.
3.8.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
hij in de periode van 1 april 2014 tot en met 17 september 2014 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander wapens van categorie II en munitie van categorie III, te weten
- een vuurwapen dat zodanig vervaardigd is dat het dragen minder zichtbaar
is, te weten een pomp-action geweer (merk Remington, type 870, kaliber 12,
serienummer W959229M) zijnde een vuurwapen van categorie II onder 3 en
- 10 stuks munitie (kaliber 12) van categorie III en
- een voorwerp van categorie II onder 7 , te weten een granaatwerper, zijnde een antitankbrisantgranaatraket met lanceerinrichting (type M80) en
- een voorwerp van categorie II onder 7, te weten een scherfhandgranaat (type M57) en
- een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren, te weten een machinepistool (Ero Croatia, serienummer 163635), zijnde een vuurwapen van categorie II onder 2 en
- 62 stuks munitie (9x19 millimeter) van categorie III,
- 86 stuks munitie van categorie III en
- een patroonmagazijn, zijnde een wezenlijk onderdeel voor een alarmpistool bedoeld in categorie III onder 4,
voorhanden heeft gehad;
Feit 2:
Subsidiair
hij op 27 december 2014 te Heemskerk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde van [slachtoffer 2] meermalen met gebalde vuist tegen het hoofd te slaan en een glas stuk te slaan en vervolgens dat glas te gooien in de richting van die [slachtoffer 1].
Hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
feit 2 subsidiair
mishandeling, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd dat de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot betaling van € 1.045,75,-- aan materiële en immateriële schade geheel wordt toegewezen en dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie als volgt gevorderd:
- nr. 16 en 17 (sieradendoos gemaakt van hulzen/kogels en een tas met een boksbeugel erop), nr. 18, 20 en 21 (verboden messen) moeten worden onttrokken aan het verkeer
- nr. 19 (mes) moet worden teruggegeven aan verdachte.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
6.3.
Hoofdstraf
Verdachte heeft samen met zijn schoonvader een antitankbrisantgranaatraket, een machinepistool, een scherfhandgranaat, een pompaction geweer en munitie in de door zijn schoonvader gehuurde loods voorhanden gehad. Het pompaction geweer was zodanig geconstrueerd dat dit geweer verborgen kon worden gedragen. Dergelijke bijzondere en buitengewoon zware wapens worden doorgaans gebruikt voor de zwaarste vormen van criminaliteit. Het ongecontroleerd bezit van deze wapens en de grote hoeveelheid munitie vormt een groot gevaar voor de samenleving.
Voorts heeft verdachte zonder enige aanleiding twee personen mishandeld in het café. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van geweld nog lang last kunnen hebben van angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid. Dit soort geweld in het uitgaansleven heeft ook invloed op de samenleving. Het gevoel van onveiligheid wordt hierdoor versterkt.
Verdachte is blijkens een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 30 april 2015 eerder met politie en justitie in aanraking geweest voor het plegen van soortgelijke feiten. Dat heeft hem er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 4 september 2015 van G. Porte, als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland (hierna: de reclassering). Uit voormelde rapportage blijkt (onder meer) dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis, gecombineerd met een paniek- en dwangstoornis. Dit uit zich onder meer in obsessief en agressief gedrag, vooral als bij situaties die hij niet onder controle lijkt te hebben en stress teweeg brengen. Hiervan was sprake ten tijde van de mishandeling. Gelet op zijn persoonlijkheidsproblematiek en emotionele problematiek, zijn lidmaatschap bij de Hells Angels en zijn justitiële documentatie, concludeert de reclassering dat de kans op recidive hoog is.
De reclassering geeft de rechtbank in voornoemde rapportage in overweging een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een behandelverplichting bij De Waag.
De rechtbank is van oordeel dat een deels voorwaardelijke straf geen recht doet aan de ernst van de feiten. Gelet op de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat eerder opgelegde voorwaardelijke straffen in de meeste gevallen later ten uitvoer zijn gelegd, weerhoudt een proeftijd verdachte er niet van om opnieuw strafbare feiten te plegen. Daar komt bij dat verdachte een behandeling bij De Waag heeft gevolgd en vervolgens wederom een geweldsdelict heeft begaan. De rechtbank zal het advies van de reclassering dan ook niet volgen. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.

7.Vermogensmaatregel

De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten het sieradendoosje gemaakt van hulzen en kogels, de tas met daarop een boksbeugel en de verboden messen, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen is in strijd met de wet of het algemeen belang.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.045,75 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft geleden. De vordering is opgebouwd uit een bedrag van
€ 295,45 wegens materiële schade (reparatiekosten telefoon, schade aan T-shirt en verlies aan arbeidsvermogen, twee wachtdagen) en een bedrag van € 750,- wegens immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde feit. Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 2 subsidiair bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: mishandeling] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36b, 36c, 47, 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht,
26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 primair en 3 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3. bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.045,75,--, bestaande uit materiële en immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 december 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1.045,75,--vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 december 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
20 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Onttrekt aan het verkeer:
- één (1) sieradendoos, gemaakt van hulzen/kogels (433349)
- één (1) tas, met erop een boksbeugel met scherpe punten (433353)
- één (1) mes, merk Sinclair (433331)
- één (1) mes, merk Elite Force (433347)
- één (1) mes, merk United (43333).
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- één (1) mes, merk Winchester (433346).
Heft op de schorsing van het bevel gevangenhouding.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.J. van Andel, voorzitter,
mr. A.E. Patijn en mr. M.W. Groenendijk, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.L. de Vries,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 april 2016.
Mr. Patijn is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.