Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Volendammer Schoonmaakbedrijf Succes B.V.,
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek
4.Het verweer
5.De beoordeling
”op een zodanige wijze[is]
aangebracht of afgeschermd dat de werknemers niet gewond kunnen raken.”Echter, vast staat dat [de werknemer] nu juist wel gewond is geraakt door een botsing met de glazen wand, zodat ook vast staat dat die glazen wand niet zodanig was geplaatst dat werknemers daardoor niet gewond kónden raken. Voor zover Succes heeft bedoeld te stellen dat een markering van de glazen wand in verband met de aard van de arbeidsplaats niet vereist was, gaat ook deze stelling niet op. Volgens artikel 3.11 lid 4 van het Arbeidsomstandighedenbesluit bestaat de verplichting om een markering aan te brengen
“voor zover mogelijk in verband met de aard van de arbeidsplaats”. In de toelichting bij het Arbeidsomstandighedenbesluit is opgemerkt dat bij de aard van een arbeidsplaats waar het aanbrengen van een markering in een glazen wand niet mogelijk is, moet worden gedacht aan kassen (Besluit van 15 januari 1997, Stb. 1997/60, nota van toelichting pag. 301). Mede gelet op die toelichting valt niet in te zien dat in dit geval de aard van de arbeidsplaats in de weg stond aan het aanbrengen van een markering.
“Hoe kan dit voorval in de toekomst worden voorkomen? Door de glazen deur te laten markeren, dit dient in overleg te gaan met de UvA”.De verwijzing door Succes in dit kader naar een uitspraak van de Hoge Raad treft geen doel, omdat in die uitspraak, anders dan in deze zaak, als vaststaand werd aangenomen dat de werkgever niet op de hoogte kon of behoefde te zijn van het veiligheidsrisico’s en er ook geen sprake was van schending van een specifieke veiligheidsnorm (HR 16 mei 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7000; NJ 2004/176 (Dusarduyn/Gebroeders Du Puy)).