Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 11 november 2015
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de akte overlegging producties van [eiser]
- de incidentele conclusie tot openlegging boeken, tot benoeming van een of meer deskundigen en tot heropening van het getuigenverhoor van [eiser]
2.De feiten
The sum of remunerations of the members of the Board does exceed the amount agreed upon in management agreements.
“Compensatie 2012”.
“these annexes will be deemed to serve as supporting documents for the reasons as described in the letter of 24 February 2014”.
“(…) Het is daarom dat cliënt zich zijn recht tot het instellen van een procedure tot het verkrijgen van schadevergoeding op grond van art. 7:681 BW (kennelijke onredelijkheid van het ontslag) wenst voor te behouden. Namens cliënt ga ik hierbij ook over tot stuiting van de lopende verjaringstermijn voor het instellen van deze vordering. (…)”.
“Door het ontslag en de wijze waarop het gegeven is lijdt [eiser] aanzienlijke inkomensschade en andere vermogensschade. [eiser] is voornemens een procedure te beginnen tot verkrijging van schadevergoeding”.
Daarbij heeft [E.] op 20 mei 2015 onder andere verklaard:
“(…) Er werkten drie mensen op de administratie van Rosaflor / Moerheim New Plant. De primaire taak van [eiser] was dat hij eindverantwoordelijk was. Toen hij directeur werd, was hij financieel directeur. (…) De vordering van Rosaflor op Bunga B.V. is ongeveer € 85.000,-. Het klopt dat in de administratie van Rosaflor facturen zitten met betrekking tot duiven voor [eiser] die met geld van Rosaflor zijn aangeschaft. (…) [eiser] heeft dit open en bloot gedaan. Wij zagen dit. Ik weet niet of er ook facturen voor privédoeleinden voor [A.] zijn geweest. Het was een warrig gebeuren met betrekking tot [eiser]. Wij zien alles, hij kon ons niet benadelen. (…)”.En [B.] heeft op 27 mei 2015 onder andere verklaard:
“(…) De eindverantwoordelijkheid voor de administratie en de financiën lag bij [eiser]. [eiser] was eerder hoofd van de boekhouding. Ik weet niet wie de administratie voor [A.] voert. [A.] heeft de factuur van 45.000 euro terugbetaald. [eiser] heeft het bedrag niet terugbetaald. Voor zover ik weet lag er geen besluit van de AVA of de raad van commissarissen (…)”.
3.De vordering in conventie
4.Het verweer in conventie
Vernietiging van het ontslagbesluit op grond van artikel 2:8 BW is niet aan de orde nu dit besluit niet in strijd is met de eisen van redelijkheid en billijkheid. De concrete redenen die Moerheim aan het ontslag ten grondslag heeft gelegd, waren ook de daadwerkelijke redenen en konden op zichzelf het ontslag dragen. Er was en is geen andere reden om [eiser] te ontslaan.
Ten aanzien van het gestelde kennelijk onredelijke ontslag voeren Moerheim c.s. primair aan dat deze vordering is verjaard: [eiser] had de vordering uiterlijk op 10 maart 2015 moeten instellen en deed dat eerst op 11 maart 2015. Voor zover van verjaring geen sprake zou zijn, voeren Moerheim c.s. aan dat van een valse of voorgewende reden voor het ontslag geen sprake is en dat het gevolgencriterium waarop [eiser] zich beroept, in zijn geval niet van toepassing is, althans niet geschonden is. Ten slotte voeren Moerheim c.s. verweer tegen de hoogte van de gevorderde schadevergoeding
5.De vordering in reconventie
6.Het verweer in reconventie
7.De beoordeling
in het incident
- dat hij verantwoordelijk was voor de bij Moerheim heersende administratieve chaos,
- dat hij gelden van de vennootschap zou hebben gebruikt voor privé-doeleinden en
- dat hij zich ten onrechte een overurentoeslag zou hebben toegekend.
Volgens [eiser] waren deze kwesties al langere tijd bij Moerheim bekend en heeft [eiser] daar ook nooit geheimzinnig over gedaan. Desalniettemin is [eiser] daarop nooit eerder aangesproken. De werkelijke reden voor het ontslag moet dan ook gevonden worden in het voornemen van [eiser] om hem gebleken fraude met WBSO subsidies en onjuiste opgaven van licentiegelden aan de belangrijkste klant van Moerheim, nader te gaan onderzoeken en aan de kaak te stellen. Het ontslagbesluit berust derhalve op een valse of voorgewende reden en is daarom in strijd met de redelijkheid en billijkheid van artikel 2:8 BW.
6.422,00(2,0 punt × tarief € 3.211,00)
Voor het incident zijn geen kosten gerekend nu Moerheim c.s. op de incidentele vordering niet althans nauwelijks hebben gereageerd.
heeft de juistheid van het gevorderde bedrag betwist en overigens aangevoerd dat blijkens het schema dat Moerheim c.s. ter onderbouwing van hun vordering hebben overgelegd, sprake is van een vordering op Bunga die in de onderhavige procedure geen partij is. In reactie daarop hebben Moerheim c.s. aangevoerd dat de gelden weliswaar via de rekening-courant verhouding met Bunga bij [eiser] terecht zijn gekomen, maar dat hij degene is geweest die de gelden voor zijn privé uitgaven heeft gebruikt en dus als terugbetalingsplichtige kan worden aangemerkt en aangesproken.
8.De beslissing
€ 92.149,75 te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 12 maart 2014 tot de dag van de algehele voldoening,