ECLI:NL:RBNHO:2016:4479

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 februari 2016
Publicatiedatum
31 mei 2016
Zaaknummer
4667873 WM VERZ 15-1591
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete voor het vasthouden van een iPod Touch tijdens het rijden en de juridische kwalificatie daarvan

In deze zaak gaat het om een WAHV-zaak waarbij betrokkene een administratieve sanctie is opgelegd voor het vasthouden van een mobiele telefoon tijdens het rijden. De kantonrechter heeft op 25 februari 2016 uitspraak gedaan in de rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 2 februari 2016 heeft betrokkene verklaard dat het voorwerp dat hij vasthield geen mobiele telefoon was, maar een iPod Touch, die hij gebruikte voor zijn werk als projectmanager. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de sanctie was opgelegd niet is bewezen. De verbalisant had verklaard dat betrokkene een op een telefoon gelijkend voorwerp vasthield, maar betrokkene heeft overtuigend aangetoond dat het om een iPod ging. De kantonrechter heeft daarbij opgemerkt dat een iPod Touch niet is bestemd voor het gebruik van mobiele openbare telecommunicatiediensten en dus niet onder de definitie van een mobiele telefoon valt zoals bedoeld in artikel 61a RVV 1990. De sanctie is daarom ten onrechte opgelegd. De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en bepaald dat het betaalde bedrag aan betrokkene wordt terugbetaald. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke definities in verkeerswetgeving en de rol van de rechter in het toetsen van de bewijsvoering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Zaanstad
Zaaknr.: 4667873 \ WM VERZ 15-1591
CJIB-nummer: [nummer]
Uitspraakdatum: 25 februari 2016
Beslissing op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van:
naam [naam]
adres [adres]
woonplaats [woonplaats]
hierna te noemen betrokkene.

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld ter zitting van 2 februari 2016. Ter zitting is verschenen: de vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie. Betrokkene is eveneens verschenen.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de sanctie is opgelegd luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder tijdens het rijden een mobiele telefoon vasthouden.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift – dat zich bij de stukken bevindt – de gronden daarvoor aangevoerd. Betrokkene ontkent dat de gedraging naar aanleiding waarvan de sanctie is opgelegd, is begaan. De vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie heeft het standpunt van de officier van justitie verwoord.
De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is begaan. Daarbij is het volgende van belang.
In het zaakoverzicht verklaart de verbalisant dat hij heeft waargenomen dat betrokkene tijdens het rijden een op een telefoon gelijkend voorwerp met zijn rechterhand vasthield. Volgens de verbalisant bleek bij staande houding dat het om een iPhone ging. Betrokkene heeft niet ontkend dat hij een op een telefoon gelijkend voorwerp met zijn rechterhand vasthield, maar heeft gesteld dat het ging om een iPod, die hij gebruikt om in het kader van zijn werk als projectmanager details van projecten in te spreken en op te nemen.
Betrokkene heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het toestel dat hij vasthield een iPod was en geen iPhone. Betrokkene heeft foto’s overgelegd waaruit blijkt dat de versie van zijn iPod, een iPod Touch, sterk lijkt op een iPhone.
Verder heeft hij gegevens overgelegd waaruit blijkt dat de leaseauto waarmee hij reed was voorzien van een carkit met een Nokia-telefoon, hetgeen ondersteunt de stelling van betrokkene dat er geen enkele reden was om in zijn auto te bellen met een iPhone. Daarnaast neemt de kantonrechter in aanmerking dat betrokkene op de zitting op geloofwaardige wijze heeft toegelicht dat sprake was van een iPod Touch en dat de officier van justitie geen nader proces-verbaal heeft overgelegd waarin wordt ingegaan op het verweer van betrokkene.
Volgens artikel 61a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) is het degene die een motorvoertuig, bromfiets, snorfiets of gehandicaptenvoertuig dat is uitgerust met een motor bestuurt verboden tijdens het rijden een mobiele telefoon vast te houden. Uit de toelichting bij het Besluit van 4 februari 2002 tot wijziging van het RVV 1990 blijkt dat onder ‘mobiele telefoon’ moet worden verstaan een apparaat dat bestemd is voor het gebruik van mobiele openbare telecommunicatiediensten (Stb. 2002/67, pag. 4).
Uit openbaar te raadplegen bronnen op internet blijkt dat een iPod Touch niet is bestemd voor het gebruik van mobiele openbare telecommunicatiediensten. De iPod Touch is volgens die bronnen een draagbare mediaspeler die ook wel wordt omschreven als een ‘iPhone zonder een telefoon’. Gelet daarop is de iPod die betrokkene heeft vastgehouden geen mobiele telefoon in de zin van artikel 61a RVV 1990. Nu betrokkene het verbod van artikel 61a RVV 1990 niet heeft overtreden, is de sanctie ten onrechte opgelegd.
De kantonrechter merkt nog op dat naar zijn oordeel het vasthouden en gebruiken van een iPod Touch tijdens het rijden een gevaar voor de verkeersveiligheid oplevert, net zoals dat het geval is bij het vasthouden van een mobiele telefoon. Echter, daar waar de wetgever kennelijk geen reden of mogelijkheid heeft gezien om ook het vasthouden tijdens het rijden van apparaten als een iPod te verbieden, kan artikel 61a RVV 1990 geen grondslag opleveren om een sanctie op te leggen.

De beslissing

De kantonrechter:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
administratieve sanctie is opgelegd;
 bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan deze terugbetaalt.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken.
De griffier
De kantonrechter
Tegen deze beslissing staat ingevolge artikel 14 WAHV hoger beroep open binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de Sectie Kanton van de rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, Postbus 1165, 1500 AD Zaandam. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: