ECLI:NL:RBNHO:2016:4432

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 januari 2016
Publicatiedatum
30 mei 2016
Zaaknummer
4504471 WM VERZ 15-1385
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen sanctie opgelegd op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en het vertrouwensbeginsel

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 19 januari 2016, gaat het om een beroep tegen een sanctie die is opgelegd op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). De betrokkene, een besloten vennootschap, was het niet eens met de beslissing van de officier van justitie, die een boete had opgelegd wegens een overschrijding van de maximumsnelheid op wegen buiten de bebouwde kom. De betrokkene stelde dat het voertuig op het moment van de overtreding was verhuurd en dat de boete daarom niet aan haar kon worden opgelegd, zoals bedoeld in artikel 8 WAHV. De kantonrechter oordeelde echter dat de betrokkene de kentekenhouder was van het voertuig en dat de verhuur door een andere vennootschap had plaatsgevonden. Hierdoor was er geen sprake van een bedrijfsmatige verhuur in de zin van artikel 8 WAHV.

Daarnaast deed de betrokkene een beroep op het vertrouwensbeginsel, wat door de kantonrechter werd gehonoreerd. De officier van justitie had erkend dat er tot eind 2014 beleid was geweest dat het mogelijk maakte om een beroep te doen op artikel 8 WAHV, ook al werd niet strikt voldaan aan de voorwaarden. De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene pas na de overtreding op de hoogte was geraakt van de beleidswijziging en dat zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat haar beroep zou worden aanvaard. De beslissing van de officier van justitie werd daarom vernietigd en de betrokkene kreeg de proceskosten vergoed.

De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en bepaalde dat het bedrag dat als zekerheidstelling was betaald, aan de betrokkene moest worden terugbetaald. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 735,00. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open binnen 6 weken na de toezending bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Zaanstad
zaak/rolnr.: 4504471 \ WM VERZ 15-1385
CJIB-nummer: [nummer]
Proces-verbaal van de op 19 januari 2016 in het openbaar gehouden terechtzitting voor de behandeling van beroepzaken in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van:
naam [X]
gemachtigde mr. H.W. Vis
adres [adres]
woonplaats [woonplaats]
hierna te noemen: betrokkene.
Aanwezig: kantonrechter mr. P.J. Jansen en de griffier.
Ter zitting is verschenen: de vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie de gemachtigde van betrokkene.
De gedraging waarvoor de sanctie is opgelegd luidt – kort omschreven – als volgt:
overschrijding maximum snelheid op (auto)wegen buiten bebouwde kom met 5 km/h.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift – dat zich bij de stukken bevindt – de gronden daarvoor aangevoerd. De vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie heeft het standpunt van de officier van justitie verwoord.
De kantonrechter beëindigt de behandeling van de zaak en geeft aan direct uitspraak te doen. De kantonrechter deelt de beslissing en de motivering daarvan mee.
Betrokkene heeft erop gewezen dat het voertuig op het moment van de gedraging was verhuurd en heeft onder verwijzing naar artikel 8 WAHV gesteld dat de boete daarom niet aan haar kan worden opgelegd. Het beroep van betrokkene op artikel 8 WAHV gaat niet op. Vast staat dat betrokkene, de besloten vennootschap [X] , de kentekenhouder is van het voertuig, en dat ten tijde van de gedraging het voertuig was verhuurd door de besloten vennootschap [Y] De huurovereenkomst is dus aangegaan door een andere vennootschap dan betrokkene. Gelet daarop is niet gebleken van een bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst waarbij betrokkene zelf verhuurder is en daarom is ook geen sprake van een bedrijfsmatige verhuur in de zin van artikel 8 WAHV. De kantonrechter verwijst in dit verband naar de uitspraak van het Gerechtshof Leeuwarden van 23 augustus 2011 (zaaknummer WAHV 200.082.366), waarvan op de zitting aan de gemachtigde van betrokkene een exemplaar is overhandigd. Uit die uitspraak volgt ook dat de omstandigheid dat de besloten vennootschap [Y] een dochteronderneming is van betrokkene niet kan afdoen aan de conclusie dat geen sprake is van bedrijfsmatige verhuur door betrokkene zelf.
Betrokkene heeft daarnaast een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel. Dat beroep slaagt. Door de officier van justitie is erkend dat tot omstreeks eind 2014 beleid is geweest dat in een situatie als hier aan de orde werd aanvaard dat betrokkene een beroep kon doen op artikel 8 WAHV, ook al werd strikt genomen niet voldaan aan de voorwaarden voor bedrijfsmatige verhuur als bedoeld in dat artikel. Ook is door de officier van justitie niet weersproken dat beroepen van betrokkene in dit kader steeds gegrond zijn verklaard. De officier van justitie heeft erop gewezen dat betrokkene in de loop van 2014 is geïnformeerd over een beleidswijziging, maar tegenover de betwisting daarvan door betrokkene heeft de officier van justitie niet aannemelijk kunnen maken dat daarover een brief is verstuurd aan betrokkene of dat betrokkene van die informatie kennis heeft kunnen nemen. Betrokkene heeft opgemerkt dat zij pas door een beslissing van de officier van justitie van 2 februari 2015 in een andere, vergelijkbare zaak, ervan op de hoogte is geraakt dat het beleid kennelijk was gewijzigd. Daarvan uitgaande mocht betrokkene er gerechtvaardigd op vertrouwen dat in een geval als hier aan de orde, waar het gaat om een overtreding die is begaan op 1 november 2014, door de officier van justitie zou worden aanvaard dat betrokkene een beroep kon doen op artikel 8 WAHV. Daarbij weegt ook mee dat betrokkene haar bedrijfsvoering en de wijze waarop zij voertuigen verhuurt pas heeft kunnen aanpassen aan het gewijzigde beleid van de officier van justitie nadat zij daarvan in februari 2015 op de hoogte raakte. Door niettemin de opgelegde sanctie te handhaven, heeft de officier van justitie dus in strijd gehandeld met het vertrouwensbeginsel. Het beroep is daarom gegrond en de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de sanctie is opgelegd, zullen worden vernietigd.
Gelet op de gegrondverklaring van het beroep wordt de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten, waarbij gelet op de aard van de zaak de wegingsfactor 0.5 wordt gehanteerd.

Beslissing:

De kantonrechter:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
administratieve sanctie is opgelegd;
 bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan deze terugbetaalt.
 veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 735,00. Dit bedrag dient overgemaakt te worden op rekening nummer NL25 ABNA 0546 7573 91 ten name van mr. H.W. Vis te Amsterdam
Waarvan proces-verbaal,
Tegen deze beslissing staat ingevolge artikel 14 WAHV hoger beroep open binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de Sectie Kanton van de rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, Postbus 1165, 1500 AD Zaandam. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: