Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
“Vandaag heb jij mij mede gedeeld dat je de arbeidsovereenkomst met [X] per direct beëindigd en niet langer werkzaam wilt zijn. Je hebt dan ook per direct het werk om 09:30 uur stilgelegd, je hebt de sleutels van het bedrijfspand, de sleutels van de lesauto, de jou ter beschikking gestelde agenda met de werkmappen van vandaag en het mobiele werk telefoon (...) per direct ingeleverd. Je beëindigd hiermee je dienstverband per direct, ik zal hier dan ook mee instemmen en jouw salaris afrekening laten opmaken en jou deze doen tegemoed komen.”
“ik accepteer de door jou genomen ontslag”.
“Geachte heer [x] d.m.v. dit bericht wil ik u aangeven dat door de gebeurtenissen van de afgelopen dagen ik erg geschrokken ben. Ik ben beschikbaar voor werk en bereid mijn werkzaamheden uit te voeren. Ik ga mij direct laten adviseren en bijstaan (...)”.
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
“met het werk wilde stoppen”. Volgens [de werkgever] heeft hij gevraagd of [de werknemer] dat zeker wist, waarop [de werknemer] zou hebben geantwoord dat hij zeker wist dat hij wilde stoppen, omdat hij te veel fouten maakte. Indien de door [de werkgever] gestelde uitklaringen van [de werknemer] komen vast te staan, zou dit een duidelijke en ondubbelzinnige wilsverklaring kunnen opleveren van [de werknemer] , gericht op beëindiging van de arbeidsovereenkomst. [de werknemer] betwist dat hij heeft gezegd dat hij wilde stoppen en heeft gesteld dat [de werkgever] hem op 1 februari 2016 heeft
“geschorst”en heeft gevraagd om zijn spullen in te leveren en te vertrekken. De kantonrechter constateert dat de standpunten van partijen haaks op elkaar staan, waar het betreft de vraag of [de werknemer] al dan niet ontslag heeft genomen op 1 februari 2016, en dat beide partijen hun standpunten op zichzelf voldoende hebben gemotiveerd en onderbouwd. De kantonrechter kan in dit kort geding niet vaststellen wie er gelijk heeft. Daartoe is nadere bewijslevering nodig, met name door getuigen, maar daarvoor leent deze procedure zich niet. Dat brengt mee dat ervan moet worden uitgegaan dat [de werkgever] in dit kort geding onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [de werknemer] zelf ontslag heeft genomen. Op [de werkgever] rust immers de bewijslast van de ontslagname en daarmee komt het ook voor zijn risico dat die ontslagname in deze procedure niet is komen vast te staan en onvoldoende aannemelijk is gemaakt.
6.De beslissing
dagvaarding € 100,73
griffierecht € 79,00
salaris gemachtigde € 400,00;