4.2.Verweerder stelt zich op het standpunt dat de werkzaamheden niet in de privésfeer hebben plaatsgevonden, omdat het werkzaamheden betreffen die passen binnen de normale bedrijfsvoering. Verweerder stelt voorts dat geen sprake was van arbeid van geringe omvang en duur. Verweerder leidt dit af uit de melding van Meld Misdaad Anoniem, alsmede uit de verklaring van de vreemdeling dat hij heeft geholpen met schoonmaken en opruimen en dat als hij in Nederland is, hij af en toe helpt als dat zo uitkomt. Verweerder wijst in dit verband ook op het feit dat uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat de vreemdeling inmiddels vennoot is van de onderneming.
5. Ingevolge artikel 19d, zesde lid, van de Wav stelt Onze Minister beleidsregels vast waarin de boetebedragen voor de overtredingen worden vastgesteld. Verweerder moet bij de aanwending van deze bevoegdheid, ingevolge artikel 5:46, tweede lid, van de Awb de hoogte van de boete afstemmen op de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten en op de ernst van de overtreding. Daarbij moet rekening worden gehouden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
Volgens artikel 10 van de Beleidsregel boeteoplegging Wav 2014 (hierna: de Beleidsregel) kan de ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wav opgelegde boete met 25%, 50% of 75% worden gematigd, afhankelijk van de aard en ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en de evenredigheid. De Afdeling heeft dit beleid niet onredelijk geacht (zie onder meer de uitspraak van 23 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3956). Volgens de toelichting bij deze bepaling kan er aanleiding zijn de boete te matigen wanneer slechts arbeid is verricht van geringe omvang en duur, die onbetaald was en eenmalig heeft plaatsgehad. In dat geval is volgens de toelichting een matiging van de boete met 50% passend. Een matiging van 75% kan passend zijn indien de verrichtte arbeid meer in de privésfeer ligt en de vreemdeling aantoonbaar familie is van de overtreder en voor familiebezoek in Nederland is. Bij Besluit van 15 oktober 2015, tot wijziging van de Beleidsregel boeteoplegging Wav 2015 (Staatscourant. 2015, nr. 36169), heeft Onze Minister, naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 7 oktober 2015 in zaak nr. 201409962/1/V6, het boetenormbedrag van
€ 12.000,00 voor overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav teruggebracht tot
€ 8.000,00. Gelet op artikel 5:46, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zal de rechtbank bij de verdere beoordeling van het beroep uitgaan van het gewijzigde boetenormbedrag van € 8.000,00.
6. De rechtbank is met eiser van oordeel dat er aanleiding is de boete te matigen. Er is slechts eenmalig geconstateerd dat de vreemdeling werkzaamheden heeft verricht. Dat die werkzaamheden een structureel karakter hadden is niet gebleken en ook niet aannemelijk gelet op de verklaring van de vreemdeling dat hij zijn schoonzus op de dag van de controle op verzoek van zijn broer, die ziek naar huis was gegaan, heeft opgehaald en voorafgaand aan het vertrek heeft geholpen met afsluitende werkzaamheden in de snackbar. Aan de melding die is gedaan bij Meld Misdaad Anoniem kan niet die waarde worden toegekend die verweerder daaraan toedicht. Uit die melding blijkt niet meer of minder dan dat er een melding is gedaan. Dat door de vreemdeling vaker werkzaamheden zijn verricht is niet gebleken hoewel er in de periode vanaf de melding tot 1 mei 2014 regelmatig is gecontroleerd. Dat de vreemdeling zou hebben verklaard dat hij als hij in Nederland is af en toe zijn broer in de zaak helpt, is op zichzelf bezien, nu er geen ander ondersteunend bewijs is dat hetgeen verklaard ook is bevestigd, geen reden anders te oordelen. Temeer niet omdat op geen enkele wijze uit die verklaring blijkt wanneer dit dan zou zijn gebeurd en welke werkzaamheden het dan zou hebben betroffen. Dat de vreemdeling per 18 juli 2014 tot de vennootschap van eisers is toegetreden, is ook geen reden af te zien van matiging. Anders dan verweerder betoogt geeft deze toetreding geen aanleiding aan te nemen dat er indertijd sprake moet zijn geweest van feitelijke werkzaamheden op meer structurele basis. Dat de arbeid onbetaald is verricht is niet in geschil. Dat de vreemdeling en zijn gezin – sinds langere tijd woonachtig in Italië - slechts tijdelijk in Nederland waren is met het overleggen van de vliegtickets voldoende aannemelijk gemaakt. Ook is voldoende aannemelijk dat de vreemdeling hier verbleef voor familiebezoek en dat de door hem verrichte werkzaamheden zijn uitgevoerd omdat zijn broer diezelfde dag ziek naar huis was gegaan. Reden waarom deze werkzaamheden, hoewel ook passend binnen de normale bedrijfsvoering, in dit geval gekwalificeerd dienen te worden als werkzaamheden ter ontlasting van zijn schoonzus en dus in de privésfeer en niet als werkzaamheden verricht ten behoeve van de bedrijfsvoering. De rechtbank ziet reden om de boete met 75% te matigen.
7. Het beroep is gegrond en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen voor zover daarbij de boete is vastgesteld op € 12.000,00.
De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat de rechtbank de boete
– uitgaande van het boetenormbedrag van € 8.000,00 – zal matigen met 75% en zal vaststellen op € 2.000,00. De rechtbank bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 992,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 496,- en een wegingsfactor 1).