ECLI:NL:RBNHO:2016:4278

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 mei 2016
Publicatiedatum
24 mei 2016
Zaaknummer
C/15/227974 / FA RK 15-3585
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing en zorgregeling na scheiding

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 25 mei 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing van de moeder met de kinderen. De moeder had aangegeven te willen verhuizen naar [plaats], wat zou betekenen dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vader zouden hebben. De rechtbank moest beoordelen welke ouder het beste voor de kinderen kan zorgen. De vader verzocht om de moeder te verbieden te verhuizen buiten een straal van 5 kilometer van de school van de kinderen en om de zorgregeling te handhaven zoals vastgelegd in het ouderschapsplan. De Raad voor de Kinderbescherming heeft onderzoek gedaan en geadviseerd om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder te bepalen, met een zorgregeling waarbij de kinderen drie weekenden per vier weken bij de vader verblijven. De rechtbank heeft dit advies overgenomen en geconcludeerd dat de moeder meer draagkracht heeft dan de vader. De rechtbank heeft de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder vastgesteld en haar vervangende toestemming verleend om met de kinderen naar [plaats] te verhuizen. De zorgregeling is vastgesteld in overeenstemming met het advies van de Raad. Het verzoek van de vader om de moeder te verbieden te verhuizen is afgewezen, evenals het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor de inschrijving van de kinderen op een school in [plaats]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
locatie Haarlem
vervangende toestemming verhuizing/zorgregeling
zaak-/rekestnr.: C/15/227974 / FA RK 15-3585
beschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken van 25 mei 2016
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. I.E. van der Bijl, kantoorhoudende te Haarlem,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. S.E.W.C.M. Kneepkens, kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 5 augustus 2015 en de daarin vermelde stukken;
- het aanvullend verzoekschrift van de vader, ingekomen op 2 oktober 2015;
- het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, ontvangen op 16 november 2015;
- de schriftelijk reactie van de advocaat van de vader op het rapport van de Raad van
3 december 2015;
- de schriftelijk reactie van de advocaat van de moeder op het rapport van de Raad van 3 december 2015.
1.2.
De voortgezette behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 14 april 2016 in aanwezigheid van partijen, de moeder bijgestaan door mr. I.E. van der Bijl, de vader door mr. S.E.W.C.M. Kneepkens en de Raad voor de Kinderbescherming vertegenwoordigd door mevrouw [naam] .

2.Verdere beoordeling

2.1.
De vader heeft aanvullend verzocht te bepalen dat:
- de moeder haar verhuizing met de kinderen naar [plaats] terugdraait;
- de moeder wordt verboden te verhuizen buiten het gebied met een maximale fietsreistijd van 30 minuten, dan wel 5 kilometer, gerekend vanaf [minderjarige] school aan de [adres] te [plaats] ;
- de zorg- en opvoedingssituatie met betrekking tot [minderjarige] en [minderjarige] blijft zoals vastgelegd in het ouderschapsplan;
- de Raad wordt verzocht nader onderzoek te doen naar de wenselijkheid van een terug verhuizing en verhuisverbod;
- de moeder wordt veroordeeld tot het betalen van een dwangsom aan de man van
€ 500 per dag voor iedere dag dat zij in gebreke blijft om terug te verhuizen binnen een straal van max 5 km dan wel 30 minuten vanaf [minderjarige] school.
2.2.
De Raad heeft op verzoek van de rechtbank een onderzoek ingesteld naar de vraag welke hoofdverblijfplaats en welke zorgregeling, het meest tegemoet komen aan de belangen van [minderjarige] en [minderjarige] . De Raad heeft zijn onderzoeksbevindingen en daaraan verbonden advies neergelegd in een rapport van 11 november 2015.
De Raad adviseert om de hoofdverblijfplaats van de kinderen te bepalen bij de moeder en een zorgverdeling vast te stellen die inhoudt dat de kinderen drie weekeinden in de vier weken bij hun vader zijn.
2.3.
De rechtbank neemt de conclusies en het advies van de Raad over, en overweegt hiertoe het volgende.
Sinds het einde van hun relatie in 2012, verzorgen de ouders hun kinderen [minderjarige] (12) en [minderjarige] (7) in de vorm van een co-ouderschap. Dit betekent dat de kinderen de ene week bij de vader verblijven en de andere week bij de moeder.
In de tussenbeschikking van 5 augustus 2015 is vastgesteld dat de moeder in elk geval naar haar nieuwe partner in [plaats] zou verhuizen en inmiddels is zij daadwerkelijk verhuisd. Zij brengt de kinderen (in haar zorgweek) nu dagelijks naar school in [plaats] . [minderjarige] , die een autistische stoornis heeft, zit in het laatste schooljaar op een basisschool voor speciaal onderwijs in [plaats] .
Nu de verhuizing van de moeder naar [plaats] een feit is, ziet de rechtbank zich feitelijk voor de vraag gesteld welke ouder het beste en voor het grootste deel voor de kinderen kan zorgen en bij wie zij het beste zouden kunnen wonen. De rechtbank deelt de conclusie van de Raad dat het belang van de kinderen meebrengt dat de week op/week af regeling, die in ieder geval nog zal worden voortgezet tot aan de komende zomervakantie, daarna niet wordt gecontinueerd. Nu de ouders meer dan een half uur reizen van elkaar verwijderd wonen, zou voortzetting van de huidige situatie immers betekenen dat de kinderen gedurende één van de twee weken veel heen en weer moeten reizen van en naar school. Bovendien zouden zij dan in twee omgevingen moeten aarden en dat acht de rechtbank, zeker voor [minderjarige] die meer rust en voorspelbaarheid nodig heeft dan een gemiddelde jongen van zijn leeftijd en die bovendien aan de vooravond staat van de puberteit en de start in het vervolgonderwijs, niet in hun belang.
Uit de rapportage van de Raad komt voorts naar voren dat er zowel in de omgeving van vader als in de omgeving van moeder geen sterk ontwikkeld sociaal netwerk is, zodat de voornaamste reden om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder vast te stellen erin is gelegen dat zij naar inzicht van de Raad meer draagkracht heeft dan de vader.
2.4.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder zal bepalen. Het is vervolgens in het belang van de kinderen dat aan de moeder alsnog vervangende toestemming wordt verleend om met hen naar [plaats] te verhuizen. Dit verzoek van de moeder zal dan ook worden toegewezen.
Een zorgregeling waarbij de kinderen drie weekenden per vier weken bij de man verblijven en de ouders de schoolvakanties zo goed mogelijk gelijkelijk verdelen, sluit in het verlengde hiervan dan het meest aan bij het belang van de kinderen. Dit is ook overeenkomstig het deskundigenadvies van de Raad, dat de rechtbank - zoals hiervoor gezegd - overneemt.
2.5.
Gelet op het advies van de Raad om - in de gegeven situatie - het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder te bepalen, zal de rechtbank het verzoek van de vader afwijzen om de moeder te bevelen terug te verhuizen binnen een straal van maximaal 5 km dan wel 30 minuten vanaf [minderjarige] school. Overigens ligt het binnen de vrijheid van de moeder om haar leven opnieuw in te richten en met haar nieuwe partner te gaan samenwonen, hoe wenselijk het ook vanuit het oogpunt van de vader en de kinderen zou zijn om de zorgverdeling van week op/week af te kunnen continueren. Een nader onderzoek van de Raad naar de wenselijkheid van het verzoek van de vader om de moeder te laten terugverhuizen c.q. een verhuisverbod op te leggen, is gelet op het voorgaande niet meer aan de orde.
2.6.
De moeder heeft verder verzocht om vervangende toestemming voor de inschrijving van [minderjarige] op een school in [plaats] . De vader heeft geen bezwaren aangevoerd tegen de school die de moeder voor [minderjarige] in [plaats] heeft gekozen om na de zomervakantie naar toe te gaan. Het verzoek van de vrouw om haar vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] op deze school, de [naam] te [plaats] , in te schrijven, zal de rechtbank dan ook bij gebrek aan belang afwijzen.
2.7.
Nog daargelaten dat de moeder niet heeft verzocht haar vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] te doen inschrijven op het [minderjarige] te [plaats] , lijkt het zo te zijn dat de man de keuze van de vrouw niet blokkeert om [minderjarige] in te schrijven op deze school. Ter zitting is gebleken dat beide ouders zorgvuldig aan het kijken zijn naar een geschikte school voor [minderjarige] in [plaats] , zodat de rechtbank ervan uitgaat dat zij in onderling overleg tot een voor [minderjarige] geschikte schoolkeuze - in [plaats] - zullen komen.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
Bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen [minderjarigen] :
  • [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
voortaan is bij de moeder;
3.2.
Verleent de moeder vervangende toestemming om met de minderjarigen voornoemd
te verhuizen naar [plaats] .
3.3.
Stelt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt vast: de minderjarigen [minderjarigen] voornoemd verblijven drie weekeinden per vier weken bij de vader, alsmede de helft van de schoolvakanties en feestdagen in onderling overleg te bepalen.
3.4.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
3.5.
Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Dubois, voorzitter, mrs. C.S. Goedèl en C.M. van Wechem rechters, allen tevens kinderrechters, in tegenwoordigheid van E. Dijkstra, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2016.
Deze beschikking is bij ontstentenis van de voorzitter getekend door mr. C.M. van Wechem.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.