Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Bewijs
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte met nummer PL1100-2015223225-1 van 13 september 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] (dossierpagina's 49/50);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte met nummer PL1100-2015223235-1 van 13 september 2015, inhoudende de verklaring van [getuige 1] (dossierpagina's 53/54);
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte met nummer PL1100-2015215928-1 van 5 september 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] (dossierpagina's 23 t/m 26);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL1100-20152215928-6 van 6 september 2015, inhoudende de verklaring van [getuige 2] (dossierpagina's 36 t/m 38);
A primairen in zaak
Baan hem ten laste gelegde feiten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
5.Strafbaarheid van verdachte
verminderd toerekeningsvatbaarte achten.
6.Motivering van de sanctie
.Naar de mening van de reclassering functioneert verdachte op een kinderlijk niveau en is hij niet opgewassen tegen een volwassen detentieklimaat. Daarnaast wordt ingeschat dat verdachte baat heeft bij een pedagogische aanpak.
54 dagen.
dadelijk uitvoerbaarzijn.
7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.305,98 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het in zaak A, primair ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde materiële schade bestaat uit kosten voor het repareren van een scooter en loonderving.
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
bewezendat verdachte de in
zaak A, primairen in
zaak Bten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
gevangenisstrafvoor de duur van
234 (tweehonderdvierendertig) dagen, met bevel dat deze straf een gedeelte groot
180 (honderdtachtig) dagen nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
bijzondere voorwaardendat veroordeelde:
dadelijk uitvoerbaarzijn.
240 (tweehonderdveertig) uren taakstrafdie bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.305,98 (éénduizend driehonderdenvijf euro en achtennegentig cent), bestaande uit € 1.055,98 voor de materiële en € 250,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
€ 1.305,98 (éénduizend driehonderdenvijf euro en achtennegentig cent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
23 (drieëntwintig dagen)hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.