ECLI:NL:RBNHO:2016:3882

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 april 2016
Publicatiedatum
11 mei 2016
Zaaknummer
15/870908-14
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van een geldbedrag van € 14.200 op luchthaven Schiphol; vrijspraak voor niet voldoen aan aangifteplicht

Op 15 april 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van € 14.200. De verdachte arriveerde op 23 april 2014 op luchthaven Schiphol vanuit Napels, Italië, en had een aanzienlijk geldbedrag bij zich, dat zij verborgen had in zogenaamde duwersbollen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het geld afkomstig was uit een misdrijf, en dat zij hiermee de integriteit van het financieel systeem heeft aangetast. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand en heeft het in beslag genomen geldbedrag van € 14.200 verbeurd verklaard.

De rechtbank sprak de verdachte echter vrij van de tweede tenlastelegging, die betrekking had op het niet voldoen aan de aangifteplicht. De rechtbank oordeelde dat niet kon worden bewezen dat de verdachte bij aankomst op Schiphol verplicht was om aangifte te doen, aangezien zij vanuit een EU-land naar een ander EU-land reisde en niet de intentie had om naar een land buiten de EU door te reizen.

De uitspraak benadrukt de ernst van witwassen en de rol van de verdachte in het faciliteren van criminele activiteiten door het verbergen van de herkomst van het geld. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoon van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/870908-14 (P)
Uitspraakdatum: 15 april 2016
Verstek
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
1 april 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Nigeria),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
wonende te Italië, [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.B. Haneveld.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 23 april 2014, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, van een voorwerp, te weten een geldbedrag (van [ongeveer] 14.220,- euro), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat voorwerp was, of wie bovenomschreven voorwerp voorhanden had, terwijl zij wist, althans
redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2.
zij op of omstreeks 23 april 2014 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, niet heeft voldaan aan haar verplichting tot het doen van (schriftelijke) (volledige en/of juiste) aangifte, zoals bedoeld in artikel 3 van de Verordening (EG) Nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten, immers heeft zij toen en daar geen of onvolledige of onjuiste
aangifte gedaan, terwijl zij die Gemeenschap binnenkwam of verliet en liquide middelen ten bedrage van 10.000,- of meer vervoerde, te weten een geldbedrag van (in totaal) 14.220,- euro.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit en tot vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde feit.
3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 1 [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op woensdag 23 april 2014 wordt een reizigster op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer gecontroleerd. Ze is in het bezit van een Nigeriaans paspoort ten name van [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], Nigeria. Kort daarvoor was zij vanuit Napels met vlucht HV6412 op Schiphol gearriveerd. Als reden voor haar bezoek in Nederland geeft zij aan dat ze kleding komt kopen en dat zij € 8.000 bij zich heeft. Bij verdere controle en kledingvisitatie wordt ter hoogte van de schaamstreek een verdikking gevoeld die hard aanvoelde. Haar is verzocht de verdikkingen uit haar onderbroek te halen en aan de douane te tonen. [verdachte] haalt uit haar onderbroek een stuk wit papier en een zwarte bol en legt deze op tafel. Als zij opnieuw wordt gevisiteerd, wordt nog steeds een verdikking bij de schaamstreek gevoeld. Er wordt haar nogmaals verzocht dat uit haar onderbroek te halen. [verdachte] pakte nog een bol uit haar onderbroek en legt deze op tafel. Zij heeft in totaal 4 stuks bollen uit haar onderbroek gehaald. Deze bollen zijn met zwart tape en huishoudfolie omwikkeld en worden herkend als zogenaamde duwersbollen.
[verdachte] deelt mee dat er geld in de bollen zit, maar dat zij niet weet hoeveel omdat zij haar broer had gevraagd het geld te tellen toen zij in de badkamer was. [verdachte] heeft als nanny gewerkt en verdiende daarmee € 500 per maand. Met dit werk is zij echter gestopt omdat ze de verdiensten te weinig vond. Ze heeft met haar werk € 5.000 gespaard en van dat geld heeft ze kleding gekocht, wat zij wilde verkopen. Genoemde € 5.000 heeft op de bankrekening van haar broer gestaan en het geld dat in de bollen zat, is geleend van haar broer [betrokkene].
In de aangetroffen bollen zat een bedrag van € 6.100. Uit haar handtas heeft verdachte een spijkerbroek gehaald waar uit iedere broekspijp een pakket met eurobiljetten kwam. Verdachte heeft verklaard dat dit haar geld was. In deze twee pakketten zat een bedrag van € 8.100. [2] In totaal is een bedrag van € 14.200 onder verdachte in beslag genomen. [3]
Uit het onderzoek van de mobiele telefoon, merk Samsung, van verdachte komt naar voren dat twee prepaid telefoonnummers met dit toestel zijn gebeld. Als het nummer [telefoonnummer] door verbalisanten wordt gebeld, neemt een man de telefoon op. Aan de man wordt gevraagd of hij Nederlands spreekt, waarop de man vraagt of zij Engels spreken. Verbalisanten hebben in de Engelse taal kenbaar gemaakt dat ze van de politie Schiphol zijn en gevraagd naar de naam van de man. Op de achtergrond worden door verbalisanten stemmen gehoord en vervolgens wordt de verbinding verbroken. Als nogmaals geprobeerd wordt te bellen, wordt er direct naar de voicemail doorgeschakeld. [4]
Op 2 juni 2014 wordt informatie van Europol ontvangen dat het Nederlandse mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik is bij [medeverdachte], geboortedatum [geboortedatum]. [medeverdachte] is verdachte in een onderzoek naar een Nigeriaanse criminele organisatie die zich bezig houdt met de handel in verdovende middelen naar Nederland en Oostenrijk. [5] Tevens is gebleken dat verdachte in de periode van 21 november 2013 tot 23 april 2014 elf (11) maal vanuit Napels naar Amsterdam of Eindhoven is gevlogen via luchtvaartmaatschappij Transavia zonder opgave te doen van een adres. [6] Niet is bekend geworden hoe verdachte in genoemde periode haar retourreizen van Amsterdam of Eindhoven naar Napels heeft gemaakt. [7]
3.3.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
Voor een bewezenverklaring van het misdrijf ‘witwassen’ is vereist dat komt vast te staan dat het ten laste gelegde geldbedrag middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf afkomstig is en dat verdachte dat wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden.
Het is een feit van algemene bekendheid dat via Schiphol niet zelden grote bedragen in contanten, die een illegale herkomst hebben, worden in- of uitgevoerd. Verdachte is aangehouden met een geldbedrag in contanten van totaal € 14.200. Het is hoogst ongebruikelijk om een dergelijk bedrag fysiek te vervoeren, gelet op de risico’s waarmee dat gepaard gaat.
Verdachte voldeed bij aankomst op Schiphol aan een aantal van de zogenaamde ‘typologieën inzake witwassen’. Zo heeft zij het geld, verpakt in zogeheten duwersbollen, in haar onderbroek vervoerd en desgevraagd aangegeven dat zij € 8.000 bij zich had. Bij verdachte is echter een geldbedrag van € 14.200 aangetroffen. Verdachte kon niet aangeven hoeveel geld precies in de vier aangetroffen duwersbollen zat. Volgens verdachte kwam dat omdat haar broer het geld had geteld. Verdachte heeft voorts verklaard dat zij als nanny heeft gewerkt en met die werkzaamheden € 500 per maand verdiende, maar dat zij met dat werk is gestopt omdat zij de verdiensten te laag vond. Verder heeft verdachte niet willen verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat genoemde feiten en omstandigheden een vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Daarom mag van verdachte worden verlangd dat zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken verklaring geeft voor de legale herkomst van genoemd geldbedrag.
Verdachte heeft geen verklaring afgelegd, noch zijn door haar stukken overgelegd die op een legale herkomst van het geldbedrag kunnen duiden. Een legale herkomst van het geldbedrag is dan ook op geen enkele wijze aannemelijk geworden, geconcretiseerd of aangetoond, dan wel verifieerbaar zodat het – gelet op vermelde feiten en omstandigheden – niet anders kan zijn dan dat het geld afkomstig is uit enig misdrijf en dat verdachte dit wist.
3.4.
Vrijspraak ten aanzien van feit 2
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 2 ten laste is gelegd en moet zij daarvan worden vrijgesproken. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Op 23 april 2014 is verdachte vanuit Napels, Italië met vlucht HV6412 op de luchthaven Schiphol gearriveerd. Verdachte is derhalve van het ene EU-land naar het andere EU-land gereisd en niet is gebleken dat verdachte bij aankomst op Schiphol voornemens was door te reizen naar een land buiten de Europese Unie, waardoor op verdachte de plicht rustte aangifte te doen ingevolge artikel 10 van de Algemene Douanewet juncto artikel 3, eerste lid van de Verordening (EG) Nr. 1889/2005. Nu niet kan worden bewezen dat op verdachte te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer een aangifteplicht rustte, dient zij van dit feit te worden vrijgesproken.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op 23 april 2014, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, van een voorwerp, te weten een geldbedrag (van [ongeveer] 14.220,- euro), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld,
terwijl zij wist, dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen aan verdachte onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
witwassen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand met aftrek van het voorarrest en tot verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag van € 14.200.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van € 14.200. Aldus heeft verdachte eraan meegewerkt dat een geldbedrag, afkomstig uit enig misdrijf, aan het zicht van justitie en de fiscus wordt onttrokken en in het betalingsverkeer wordt gebracht, hetgeen een ernstige aantasting van de integriteit van het (internationaal) financieel en economisch bestel betekent. Verdachte heeft hiermee ook indirect het plegen van die misdrijven bevorderd, want zonder personen als verdachte die aan criminele gelden een schijnbaar legale herkomst verschaffen, is het genereren van illegale winsten aanmerkelijk minder lucratief.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
6.3.
Bijkomende straf
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een geldbedrag van € 14.200 dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 1 bewezen verklaarde feit met betrekking tot dat voorwerp, dat aan verdachte toebehoort, is begaan of voorbereid.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij;
bepaalt dat het onder 3.5. bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
één (1) maand;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurd:
- een geldbedrag van € 14.200.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.J. van Andel, voorzitter,
mr. T. van Muijden en mr. W. Veldhuijzen van Zanten, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.L. Meyer,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 april 2016.
Mr. W.J. van Andel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van bevindingen en overdracht d.d. 24 april 2014 (AH-001).
3.De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 23 april 2014 (AH002 D) en het proces-verbaal van inbeslagneming d.d. 24 april 2014 (AH-003).
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 april 2014 (AH-006).
5.Het overzichtsproces-verbaal d.d. 12 juni 2014 (p. 10).
6.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 mei 2014 (AH-009).
7.Het overzichtsproces-verbaal d.d. 12 juni 2014 (p. 12).