ECLI:NL:RBNHO:2016:3873

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 april 2016
Publicatiedatum
11 mei 2016
Zaaknummer
15/810153-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van een geldbedrag van 66.820 euro door verdachte op Schiphol

Op 15 april 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. De verdachte, geboren in China en woonachtig in Frankrijk, werd beschuldigd van het verbergen van de herkomst van een geldbedrag van 66.820 euro, dat op 28 augustus 2013 werd aangetroffen tijdens een controle op Schiphol. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat het geld afkomstig was uit een misdrijf. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van het eerste feit en niet-ontvankelijkheid van het tweede feit, waarop de rechtbank instemde met de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie voor het tweede feit, omdat de verdachte al in Frankrijk een transactie had gekregen voor dezelfde gedraging. De rechtbank hield rekening met het lange tijdsverloop in de zaak en kwam tot een andere straf dan de officier van justitie had geëist. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken en het geldbedrag van 66.820 euro werd verbeurd verklaard. De rechtbank benadrukte de ernst van witwassen en de impact op de legale economie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/810153-13
Uitspraakdatum: 15 april 2016
Verstek
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
1 april 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (China),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
wonende te Frankrijk, [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.B. Haneveld.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 28 augustus 2013, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, van een voorwerp, te weten een geldbedrag (van [ongeveer]) 66.820,- euro), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat voorwerp was, of wie bovenomschreven voorwerp voorhanden had, terwijl zij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2.
zij op of omstreeks 28 augustus 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, niet heeft voldaan aan haar verplichting tot het doen van (schriftelijke) (volledige en/of juiste) aangifte, zoals bedoeld in artikel 3 van de Verordening (EG) nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten, immers heeft zij toen en daar geen of onvolledige of onjuiste aangifte gedaan, terwijl zij die Gemeenschap binnenkwam of verliet en liquide middelen ten bedrage van 10.000,- of meer vervoerde, te weten een geldbedrag van (in totaal) 66.820,- euro.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit en tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie van het onder 2 ten laste gelegde feit.
3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 1 [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 28 augustus 2013 wordt bij een controle van de ruimbagage van verdachte een geldbedrag aangetroffen van 57.350 euro. De eurobiljetten zijn verstopt in zakdoekverpakkingen. Ook de koffer van de zus van verdachte, [medeverdachte] wordt gecontroleerd en daarin ziet verbalisant eveneens een pak papieren zakdoekjes liggen. Op de zijkant van de verpakking is transparante tape geplakt. [2] Bij verdere controle is in de handbagage van verdachte door medewerkers van de douane op Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, een geldbedrag van 9.470 euro aangetroffen. Op de vraag van de douane of verdachte en medeverdachte [medeverdachte] iets hadden aan te geven, antwoorden beiden ontkennend. Desgevraagd hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte] verklaard dat zij 9.000 euro bij zich hadden. [3]
In haar verhoren [4] heeft verdachte – onder meer – verklaard dat zij geld naar China mee heeft genomen om de medische behandeling van haar vader te kunnen bekostigen. Haar vader heeft darmkanker en is ernstig ziek. In eerste instantie heeft verdachte verklaard een bedrag van 50.000 euro van vrienden en familie te hebben geleend. Later verklaart zij dat ze een bedrag van 30.000 euro van verschillende mensen heeft geleend. Ieder heeft 2.000 of 3.000 euro voorgeschoten. Een bedrag van 20.000 euro heeft zij samen met haar man gespaard en een maand eerder van hun gezamenlijke bankrekening gehaald. Alhoewel verdachte in eerste instantie verklaart niet te weten of haar zus met geld reist, verklaart zij later dat zij de 10.000 euro in haar handbagage heeft gestopt omdat zij en haar zus wisten dat zoveel geld meegenomen mocht worden. Samen met haar zus heeft ze bedacht om het geld op die manier in de zakdoekverpakking te verpakken.
Verdachte weet niet meer de namen van alle personen van wie zij geld heeft geleend, maar ze geeft een vijftal namen op. Verdachte geeft aan dat zij thuis een lijstje heeft waarop alle namen en bedragen staan vermeld. Verdachte en haar man hebben hard gewerkt en geld gespaard waarvan een deel dus op de bankrekening stond en een ander deel van het gespaarde geld bewaarde ze thuis. Verdachte heeft aangegeven dat zij loonspecificaties kan overleggen van haar salaris, verdiend bij het café waar ze werkt, een opnamebewijs van de 20.000 euro van haar bankrekening en schriftelijke stukken van de personen van wie zij geld heeft geleend.
3.3.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt voorop dat niet zelden via Schiphol grote bedragen in contanten, die middellijk of onmiddellijk van misdrijf afkomstig zijn, worden in- of uitgevoerd. Verdachte is aangehouden met een geldbedrag in contanten van totaal 66.820 euro, grotendeels verstopt in papieren zakdoekverpakkingen in de ruimbagage van verdachte. Het is hoogst ongebruikelijk om een dergelijk bedrag fysiek te vervoeren, gelet op de risico’s waarmee dat gepaard gaat.
De rechtbank deelt het standpunt van de officier van justitie dat deze feiten en omstandigheden een vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Gelet op dit vermoeden mag van verdachte worden verwacht dat zij een ‘concrete, verifieerbare en niet op voorhand als hoogt onwaarschijnlijk aan te merken verklaring’ geeft voor de legale herkomst van het geld dat zij bij zich had.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank het vermoeden van witwassen van het bij haar aangetroffen geldbedrag onvoldoende ontzenuwd. Er is geen onderbouwing gegeven van hetgeen verdachte heeft verklaard over de herkomst van het geld, terwijl zij in haar verhoren expliciet heeft verklaard wel een onderbouwing te willen en kunnen geven. Daarbij is verdachte niet consistent geweest in haar verklaringen.
De rechtbank is op grond van hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het aangetroffen geld onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig moet zijn en dat verdachte dat wist. Verdachte heeft zich derhalve opzettelijk schuldig gemaakt aan het witwassen van 66.820 euro.
3.4.
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie ten aanzien van feit 2
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het openbaar ministerie ten aanzien van feit 2 niet ontvankelijk dient te worden verklaard. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de onderliggende stukken in het dossier blijkt – zoals ook door de officier van justitie is gesteld – dat verdachte door de Franse autoriteiten een transactie is opgelegd van 6.000 euro wegens het niet nakomen van de aangifteplicht van een bedrag gelijk of hoger dan 10.000 euro op grond van de Franse nationale wetgeving. Deze transactie zag op de uitvoer van hetzelfde geldbedrag als het geldbedrag dat onder verdachte op 28 augustus 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, is aangetroffen. Nu deze transactie ziet op dezelfde gedraging als het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit, is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet twee keer voor hetzelfde feit kan worden vervolgd. Het openbaar ministerie zal derhalve ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde, niet ontvankelijk worden verklaard.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit 1 heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op 28 augustus 2013, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, van een voorwerp, te weten een geldbedrag van 66.820,- euro, de werkelijke aard en de herkomst heeft verborgen en/of verhuld, terwijl zij wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
1. witwassen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft tevens de verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag gevorderd.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van 66.820 euro. Door dergelijke witwaspraktijken wordt het plegen van criminele activiteiten in stand gehouden en indirect ook bevorderd, want zonder personen als verdachte die criminele gelden een (schijnbaar) legale herkomst verschaffen, is het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
Omdat de rechtbank – anders dan – kennelijk - de officier van justitie – rekening houdt met het lange tijdverloop in deze zaak, komt de rechtbank tot een andere straf dan de officier van justitie.
6.3.
Bijkomende straf
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven geldbedrag van 66.820 euro dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 1 bewezen verklaarde feit met betrekking tot dat voorwerp, dat aan verdachte toebehoort, is begaan of voorbereid.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij;
verklaart het openbaar ministerie ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit niet ontvankelijk;
bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde feit oplevert;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
zes (6) weken;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurd:
- het geldbedrag ad 66.820 euro.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. T. van Muijden, voorzitter,
mr. W.J. van Andel en mr. W. Veldhuijzen van Zanten, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.L. Meyer,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 april 2016.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van bevindingen en overdracht d.d. 28 augustus 2013 (AHV2-01, gevoegd achter AH V1-001).
3.Het proces-verbaal van bevindingen en overdracht d.d. 29 augustus 2013 (AH V1-001).
4.Het proces-verbaal van bevindingen en overdracht d.d. 29 augustus 2013 (AH V1-001), proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 29 augustus 2013 (V2-01) en proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 29 augustus 2013 (V2-02).