Op 30 maart 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlemmermeer, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 december 2015 te Schiphol opzettelijk een hoeveelheid cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De verdachte, geboren in Italië en thans gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol, werd beschuldigd van het overtreden van de Opiumwet. Tijdens de openbare terechtzitting op 16 maart 2016 heeft de verdachte bekend en zijn raadsvrouw heeft gepleit voor een lagere straf dan geëist door de officier van justitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende bewijsmiddelen in overweging genomen, waaronder proces-verbalen en een deskundigenrapport van het Douane Laboratorium.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 27 maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de totale hoeveelheid ingevoerde cocaïne, die bestemd was voor verdere verspreiding, van groot belang is bij het bepalen van de strafmaat. De strafeis van de officier van justitie werd als passend beschouwd, en er waren geen redenen om van deze eis af te wijken.