ECLI:NL:RBNHO:2016:3760

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 februari 2016
Publicatiedatum
9 mei 2016
Zaaknummer
4764680 EJ VERZ 16-18
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van de vereffening van een nalatenschap en ontheffing van de wettelijke publicatieplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 februari 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van de vereffening van de nalatenschap van Hendrikus Antonius Gooijers, die op 19 april 2014 is overleden. De verzoeker, mr. B.M.A. van Sprundel, kandidaat-notaris, was benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap op 12 februari 2015. Op 8 januari 2016 heeft de vereffenaar een verzoekschrift ingediend om de vereffening op te heffen, het loon van de vereffenaar vast te stellen en de verplichting tot bekendmaking van de opheffing te beperken.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de nalatenschap een negatief saldo vertoont van € 19.649,39, waarbij de activa bestaan uit een verkochte woning en een uitkering van de uitvaartverzekering, en de passiva uit hypotheekschulden en andere schulden. De kantonrechter heeft de opheffing van de vereffening goedgekeurd, gezien de geringe waarde van de nalatenschap. Tevens is het loon van de vereffenaar vastgesteld op € 3.475,62, en zijn de reeds gemaakte vereffeningskosten vastgesteld op € 5.505,38.

De kantonrechter heeft besloten dat de opheffing van de vereffening bekendgemaakt moet worden via rechtspraak.nl en heeft de vereffenaar ontheven van de wettelijke publicatieplicht, omdat de kosten van de wettelijke bekendmaking niet gerechtvaardigd zijn gezien de omstandigheden. De griffier is opgedragen om deze beschikking in het boedelregister in te schrijven. De beslissing is openbaar uitgesproken door de kantonrechter, mr. J.S. Reid.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr/repnr.: 4764680 \ EJ VERZ 16-18 BL
Uitspraakdatum: 10 februari 2016
op het verzoek van:
mr. B.M.A. van Sprundel, kandidaat-notaris, kantoorhoudende te Den Haag
verzoeker
inzake
de nalatenschap van Hendrikus Antonius Gooijers,
geboren op 10 januari 1959 te Breda en overleden op 19 april 2014 te Hoorn, laatstelijk gewoond hebbende te Opperdoes (verder: erflater).

1.De procedure

1.1.
Bij beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 12 februari 2015 is verzoeker benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap van erflater. Op 8 januari 2016 is ter griffie het verzoekschrift van de vereffenaar ontvangen. Op 4 februari 2016 zijn aanvullende stukken overgelegd. Gelet op de aard van het verzoek is afgezien van een behandeling ter terechtzitting.

2.Het verzoek

2.1.
De vereffenaar verzoekt de kantonrechter op grond van artikel 4:209 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) de vereffening van de nalatenschap op te heffen, het loon van de vereffenaar en de vereffeningskosten vast te stellen en ten laste van de boedel te brengen, de verplichting tot bekendmaking van de opheffing te beperken tot publicatie op www.rechtspraak.nl en/of de Staatscourant en het griffierecht voor het onderhavig verzoek ten laste van de staat te laten komen.

3.De beoordeling

3.1.
Ingevolge de benoeming door de rechtbank van een vereffenaar dient de nalatenschap van erflater op grond van het bepaalde in artikel 4:202 lid 1 onder b BW overeenkomstig de in Boek 4, titel 6, afdeling 3 (artikelen 4:202 tot en met 4:226 BW) gegeven voorschriften te worden vereffend.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek om opheffing van de vereffening vanwege de geringe waarde der baten van de nalatenschap is bij het verzoekschrift (onder meer) overgelegd een onderhandse boedelbeschrijving. Volgens deze boedelbeschrijving bedraagt het saldo van de nalatenschap € 19.649,39 negatief.
De tot de nalatenschap behorende activa bestaan uit een eigen woning die is verkocht voor
€ 90.000,00 en een restant uitkering van de uitvaartverzekering van € 470,12.
De passiva bestaan uit hypotheekschulden in verband met de eigen woning (€ 88.440,36), de reeds gemaakte vereffeningskosten (€ 2.029,76), de uitvaartnota (€ 2.900,62), belastingschulden (€ 2.448,00) en overige schulden (€ 14.300,77).
Verder blijkt uit de overgelegde stukken dat na voldoening van de reeds gemaakte vereffeningskosten een bedrag van € 3.475,62 resteert ter voldoening van het loon van de vereffenaar en de tot de nalatenschap behorende schulden.
3.3.
De vereffenaar heeft verder overgelegd een specificatie van de door hem en zijn medewerkers verrichte werkzaamheden. Volgens deze specificatie is aan de vereffening in totaal 59:42 uur besteed tegen een gedifferentieerd uurtarief (dat varieert tussen € 50,00 en
€ 245,00 exclusief btw), en bedraagt het loon in totaal € 8.168,71 inclusief btw.
3.4.
In bovenomschreven omstandigheden ziet de kantonrechter aanleiding om de opheffing van de vereffening te bevelen.
3.5.
De vereffenaar verzoekt de kantonrechter het loon vast te stellen op bovengenoemd thans resterende saldo van € 3.475,62. De kantonrechter ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken. Hetzelfde geldt voor het bedrag van € 2.029,76 voor de reeds eerder gemaakte vereffeningskosten.
3.6.
Gelet op het voorgaande stelt de kantonrechter op grond van artikel 4:209 lid 2 BW het bedrag van de gemaakte vereffeningskosten vast op € 5.505,38 (inclusief btw), waaronder begrepen een bedrag van € 3.475,62 voor loon van de vereffenaar. Deze vereffeningskosten worden ten laste van de boedel gebracht.
3.7.
Verzoeker vraagt verder om geen griffierecht te berekenen voor de behandeling van het opheffingsverzoek. Dit naar analogie van artikel 17 Faillissementswet, waarin expliciet is bepaald dat het bevel tot kosteloze behandeling van het faillissement de vrijstelling van griffiekosten tot gevolg heeft. De wetgever heeft echter voor de opheffing van de vereffening als bedoeld in artikel 4:209 BW niet voorzien in een dergelijke uitdrukkelijke vrijstelling. Ook heeft de invoering van het nieuwe erfrecht per 1 januari 2003 niet geleid tot aanpassing van de Wet Tarieven Burgerlijke Zaken en de daarop gebaseerde ministeriële Regeling tarieven in burgerlijke zaken. De “Handleiding erfrechtprocedures kantonrechter” vermeldt per artikel in welke gevallen op basis van de huidige regeling griffierecht geheven moet worden. Volgens deze handleiding is voor de behandeling van een verzoek op grond van artikel 4:209 BW griffierecht verschuldigd. Gelet op het voorgaande ziet de kantonrechter geen aanleiding om daarvan in deze zaak af te wijken, zodat het gebruikelijke griffierecht verschuldigd is.
3.8.
De benoeming van de vereffenaar is ingevolge de verplichting uit hoofde van artikel 4:206 lid 6 BW gepubliceerd in de Staatscourant en in het Noordhollands Dagblad, editie West-Friesland. Ingevolge lid 4 van artikel 4:209 BW dient de opheffing van een vereffening op dezelfde wijze bekend te worden gemaakt. Vanwege de geringe activa in deze nalatenschap verzoekt de vereffenaar om van dit wettelijk uitgangspunt af te wijken. De kantonrechter gaat daarin mee, omdat er geen dwingende noodzaak bestaat voor de – kostbare – wettelijk voorgeschreven wijze van bekendmaking. De belanghebbenden kunnen immers ook op een andere wijze, namelijk via internet, worden geïnformeerd, hetgeen iedere belanghebbende een even goede, wellicht betere, mogelijkheid geeft om de financiële situatie van de nalatenschap te kunnen inzien. Dit brengt ook geen nieuwe kosten met zich mee. Daarom zal de griffier ervoor zorgen dat deze beschikking wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl/uitspraken. Deze wijze van bekendmaking komt in de huidige tijd beter tegemoet aan de bedoeling van de wetgever, dan met de publicatiemiddelen uit de tijd waarin het huidige erfrecht werd ontworpen, toen de toegang tot internet nog niet algemeen was. Verzoeker zal daarom worden ontheven van de wettelijke publicatieplicht, zodat ook de door de vereffenaar voorgestelde publicatie in de Staatscourant achterwege kan blijven.
3.9.
De kantonrechter zal de griffier opdragen voor inschrijving van deze beslissing in het boedelregister zorg te dragen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
beveelt de opheffing van de vereffening en stelt het bedrag van de reeds gemaakte vereffeningskosten vast op € € 5.505,38 (inclusief btw), waaronder begrepen een bedrag van € 3.475,62 voor loon van de vereffenaar, en brengt dat ten laste van de boedel;
4.2.
bepaalt dat de opheffing moet worden bekendgemaakt door plaatsing op www.rechtspraak.nl/uitspraken en digitaal in de Staatscourant en ontheft de vereffenaar overigens van de wettelijke publicatieplicht;
4.3.
draagt de griffier op onverwijld een afschrift van deze beschikking aan te bieden bij het boedelregister van de rechtbank Noord-Holland;
4.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.S. Reid, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 10 februari 2016 in het openbaar uitgesproken.
De griffier
De kantonrechter