6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de maatregel die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van de door
[psychiater], psychiater, en [psycholoog], forensisch psycholoog, opgestelde rapporten d.d. 10 november 2015 en 16 november 2015 is gebleken. Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van Palier d.d. 16 november 2015.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte is midden in de nacht onder invloed van alcohol en drugs een hem onbekend huis binnengegaan. In deze woning is hij naar de kamer gegaan waar een 11-jarig meisje lag te slapen en hij heeft dit meisje vervolgens tegen haar wil vastgepakt en gezoend. Zij heeft daarbij letsel in haar hals opgelopen.
Het advies van psychiater [psychiater] houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Bij verdachte is sprake van een kwetsbaarheid voor het ontwikkelen van psychoses. Uit de beschrijving van zijn toestandsbeeld blijkt, dat betrokkene voorafgaand aan het ten laste gelegde psychotisch was. De psychotische fenomenen duren voort, tot heden. Betrokkene is door zijn borderline persoonlijkheidsstoornis in verminderde mate in staat de voor hem onaangename gevoelens te verdragen en in goede banen te leiden. Tevens is hij door dezelfde persoonlijkheidsstoornis in verminderde mate in staat om zijn impulsen om middelen te gebruiken te bedwingen. Wellicht heeft het gebruik van cannabis en alcohol het ontstaan van de psychose gefaciliteerd, maar het is goed mogelijk dat deze psychose een op zichzelf staand fenomeen is.
De klinische risicotaxatie is als volgt: Het recidiverisico is afhankelijk van het feit of betrokkene weer een psychose ontwikkelt. Als betrokkenes borderline persoonlijkheidsstoornis meer onder controle is, hij geen middelen gebruikt en hij voldoende ondersteuning krijgt, dan wordt het recidiverisico verlaagd. Als genoemde factoren niet tot stand komen, dan wordt het recidiverisico als op zijn minst matig ingeschat, conform de gestructureerde risicotaxaties.
Betrokkene heeft behandeling nodig voor zijn middelenverslaving, voor zijn borderline persoonlijkheidsstoornis en voor de psychose. Er wordt geadviseerd om te beginnen met een klinische behandeling in een forensisch psychiatrische instelling (een FPA of een FPK). Als het tenlastegelegde bewezen wordt verklaard, dan wordt geadviseerd om betrokkene een behandeling op te leggen in het kader van artikel 37 Sr.
Het advies van forensisch psycholoog [psycholoog] houdt – eveneens zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Door psychotische verschijnselen kan verdachte zijn omgeving vertekend waarnemen, waardoor hij hier op kan reageren met deviant en risicovol delictgedrag. De psychotische stoornis kan samenhangen met de mate van emotionele instabiliteit bij verdachte en dus met de aanpassingsstoornis en externe stressfactoren zoals zijn vluchtelingenstatus en problemen binnen de primaire steungroep. De verslavingsproblematiek kan verdachte eveneens gemakkelijk uit psychisch evenwicht brengen, evenals de aanwezigheid van een zwakke persoonlijkheidsstructuur. Deze factoren worden gezien als voornaamste risicofactoren voor een herhaling. Mochten de stoornissen en daarmee het psychisch evenwicht niet worden behandeld en gestabiliseerd, dan is er een reële kans op herhaling van soortgelijk deviant en risicovol gedrag. Een klinische behandeling voor de stoornissen wordt nodig geacht om verdachte psychisch te kunnen stabiliseren zodat de kans op herhaling van deviant en risicovol gedrag kan worden verkleind. De klinische behandeling kan aan verdachte worden geboden middels plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis in het kader van artikel 37.
Door beide deskundigen wordt blijkens het bovenstaande geconcludeerd dat plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis op de voet van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht de best passende maatregel is.
De reclassering kan zich, blijkens genoemd reclasseringsrapport van 16 november 2015 vinden in dit advies en adviseert eveneens plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis..
De rechtbank is van oordeel dat wat verdachte desgevraagd naar voren heeft gebracht over de leugens die hij tegen de psychiater en psycholoog heeft verteld, deze leugens, wat daar ook van zij, niet van dien aard zijn dat daarmee de bodem onder de conclusies van beide deskundigen weg zou vallen.
Wat betreft de stelling van verdachte dat hij juist psychische problemen krijgt door het innemen van bepaalde medicatie, merkt de rechtbank op dat van algemene bekendheid is dat de door verdachte ter zitting genoemde en door hem gebruikte medicatie niet om dergelijke bijwerkingen bekend staat.
Verdachte was verslaafd aan heroïne en is in detentie ingesteld op methadon. Ook heeft de psycholoog van PI Zwaag aangegeven dat hem Olanzapine (een antipsychoticum) is voorgeschreven omdat hij tijdens zijn detentie een psychotische indruk maakte. Met deze medicatie was hij tijdens het psychologisch- en psychiatrisch onderzoek echter nog niet gestart.
De raadsman heeft – kortgezegd – betoogd dat de beide rapporten te oud zijn. Uit de toelichting op artikel 37 lid 2 Wetboek van Strafrecht volgt de eis dat de dagtekening van de adviezen in beginsel hooguit een jaar vóór de aanvang van de terechtzitting zijn gedateerd. Hiervan is in casu sprake. Gelet hierop is de rechtbank dan ook van oordeel dat er sprake is van actuele adviezen, die zij zal betrekken bij haar oordeel. Van de noodzaak voor het voorwaardelijke verzoek van de raadsman niet is gebleken. De rechtbank verenigt zich met de bevindingen en de conclusies in voormelde rapportages en neemt deze over. De rechtbank heeft geen stukken gezien waaruit blijkt dat het gevaar inmiddels is geweken; integendeel. Beide deskundigenrapporten zijn ongeveer vier maanden na het plegen van het feit opgemaakt. De forensisch psycholoog vermeldt dat de mederapporteur aan het einde van het onderzoek nogmaals contact heeft gehad met de inrichtingspsycholoog. Men overweegt om verdachte antipsychotica te gaan geven omdat hij instabiel blijft. Verdachte heeft recent aangegeven dat hij de Penitentiaire Inrichting ervan verdenkt hem te vergiftigen door vlees in zijn eten te doen. De Penitentiaire Inrichting ziet derhalve vier maanden na het feit nog steeds aanwijzingen voor een psychose. Ook de psychiater meldt in zijn rapport dat ten tijde van de onderzoeksgesprekken er bij verdachte sprake is van een psychotische episode en dat de psychotische fenomenen voortduren.
De rechtbank is van oordeel dat uit de rapporten dan ook volgt dat verdachte een gevaar is voor zichzelf en voor anderen en voor de algemene veiligheid van personen. Nu ook aan de overige wettelijke voorwaarden is voldaan, zal de rechtbank gelasten dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor een termijn van een jaar.