ECLI:NL:RBNHO:2016:3744

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 april 2016
Publicatiedatum
9 mei 2016
Zaaknummer
15/810267-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Feitelijke aanranding van de eerbaarheid met ontoerekeningsvatbaarheid en plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis

Op 29 april 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 juli 2015 te IJmuiden, onder invloed van alcohol en drugs, een woning is binnengedrongen waar een 11-jarig meisje lag te slapen. De verdachte heeft het meisje tegen haar wil vastgepakt en gezoend, wat leidde tot letsel aan haar hals. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van het feit volledig ontoerekeningsvatbaar was, zoals geconcludeerd door een psychiater en een forensisch psycholoog. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en hem geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door zijn psychische stoornissen niet in staat was om de gevolgen van zijn daden te overzien en dat er geen omstandigheden waren die de wederrechtelijkheid van zijn handelen zouden uitsluiten. De zaak is behandeld in tegenwoordigheid van de officier van justitie en de verdediging, waarbij de officier van justitie een gevangenisstraf eiste, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank heeft uiteindelijk de bewezenverklaring van de feitelijke aanranding van de eerbaarheid uitgesproken, maar de verdachte niet strafbaar geacht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/810267-15 (P)
Uitspraakdatum: 29 april 2016
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 april 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Syrië),
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zwaag Hoorn, locatie Zwaag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M.H.G. Peters en van wat verdachte en zijn raadsman mr. P.J. Verbeek, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 17 juli 2015 te IJmuiden, gemeente Velsen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer]) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit:
- het zoenen op de mond/lippen van die [slachtoffer],
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit:
- het midden in de nacht binnengaan in een woning (gelegen aan de [adres]) en/of (vervolgens)
- het betreden van in de kamer van die [slachtoffer] (waar die [slachtoffer] lag te slapen) en/of (vervolgens)
- het zetten van een knie op het bed (waar die [slachtoffer] in lag te slapen) en/of (vervolgens)
- het vastgrijpen/vastpakken/dichtknijpen van de keel van die [slachtoffer] en/of (vervolgens)
- het meerdere malen met zijn, verdachtes, mond naar de mond van die [slachtoffer] bewegen, dan wel het meerdere malen proberen te zoenen van die [slachtoffer] (waarna die [slachtoffer] haar gezicht (telkens) om-/wegdraaide) en/of (vervolgens)
- het (krachtig) vastpakken van de kin van die [slachtoffer] en/of (vervolgens)
- het zoenen op de mond/lippen van die [slachtoffer];
Subsidiair
hij op of omstreeks 17 juli 2015 te IJmuiden, gemeente Velsen, in elk geval in Nederland
met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer])
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en), heeft gepleegd, bestaande uit
het meermalen proberen te zoenen van die [slachtoffer] (waarna die [slachtoffer] haar gezicht (telkens) om-/wegdraaide) en/of (vervolgens)
- het zoenen op de mond/lippen van die [slachtoffer].

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Verdachte heeft [slachtoffer] weliswaar gezoend, maar er is geen sprake geweest van ontuchtig handelen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij dronken was en dat [slachtoffer] beter weet wat er gebeurd is dan hijzelf.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Verdachte komt op 17 juli 2015 ’s nachts de woning van [slachtoffer] in IJmuiden binnen. In het huis gaat hij naar de slaapkamer waar [slachtoffer] ligt te slapen. Verdachte gaat op haar bed zitten [2] en [slachtoffer] wordt wakker omdat ze een knie voelt. [3] Ze gaat rechtop zitten. [4] Verdachte legt zijn hand op haar mond [5] en pakt haar bij haar keel. [6] Hij zet zijn duimen op haar keel, met de rest van zijn handen omsluit hij haar nek en hij duwt haar naar beneden, waardoor [slachtoffer] weer moet gaan liggen. Verdachte zegt ‘sssttt’ [7] en houdt [slachtoffer] in zijn handen. [8] [slachtoffer] probeert herhaaldelijk om verdachte, die steeds dichter bij komt met zijn gezicht, weg te duwen en haar hoofd weg te trekken, maar dat lukt haar uiteindelijk niet meer. [9] Daarna zoent verdachte haar. [10] [slachtoffer] voelt dan zijn lippen om haar mond heen gaan. Ze probeert te gillen, zodat haar vader haar kan horen, maar dat lukt niet omdat verdachte haar keel dichtknijpt. Hij wil helemaal op haar bed gaan zitten. [slachtoffer] geeft hem een trap, waardoor verdachte valt en hij met zijn nagels langs de nek van [slachtoffer] gaat. Verdachte stormt vervolgens de kamer van [slachtoffer] uit [11] en [slachtoffer] begint hysterisch te gillen. Het is dan 03:45 uur. Als de vader van [slachtoffer] naar de kamer van zijn dochter gaat, hoort hij beneden geluid en hij ziet dat de balkondeur openstaat. [12]
Op het middengedeelte van de keel van [slachtoffer] zit een plek van anderhalve centimeter, het is er schraal en aan beide zijden van haar nek zijn lichte krassen zichtbaar. [13] Rondom de mond van [slachtoffer] wordt DNA gevonden dat matcht met het DNA-profiel van verdachte. [14]
3.4.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft bekend dat hij [slachtoffer] heeft gezoend op haar mond, maar ontkent dat hij haar – kortgezegd – zou hebben aangerand. Gelet op de omstandigheden waaronder dat zoenen plaatsvond, is de rechtbank van oordeel dat dit geen onschuldig ‘vaderlijk’ zoenen is geweest en dat dit zoenen wel degelijk in een seksuele context is te plaatsen. [slachtoffer] lag in bed en heeft zich nadat ze wakker werd fysiek verzet tegen verdachte door hem weg te duwen en herhaaldelijk haar hoofd weg te draaien. Ook voor verdachte moet duidelijk zijn geweest dat [slachtoffer] niet van zijn aanrakingen gediend was. Immers, verdachte heeft [slachtoffer] vervolgens vastgehouden met zijn beide handen om haar keel, deze dichtgeknepen en haar naar beneden gedrukt, voordat hij haar kon zoenen. Een dergelijke gang van zaken strookt niet met de door verdachte geschetste visie dat hij bij het zoenen van [slachtoffer] dacht aan zijn eigen dochter en niet de intentie had haar iets aan te doen. Het door de raadsman gevoerde bewijsverweer vindt dan ook zijn weerlegging in de gekozen bewijsmiddelen. Door midden in de nacht de slaapkamer van de hem totaal onbekende [slachtoffer] binnen te gaan, haar onverhoeds te zoenen terwijl zij in bed lag te slapen en daarbij haar keel dicht te knijpen waardoor [slachtoffer] haar vader niet kon roepen, heeft verdachte [slachtoffer] gedwongen om deze ontuchtige handelingen te dulden. In het licht van deze omstandigheden komt de rechtbank tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde handelingen.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
Primair
hij op 17 juli 2015 te IJmuiden, gemeente Velsen, door geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer]) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit:
- het zoenen op de mond van die [slachtoffer],
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden uit:
- het midden in de nacht binnengaan in een woning (gelegen aan de [adres]) en vervolgens
- het betreden van in de kamer van die [slachtoffer] waar die [slachtoffer] lag te slapen en vervolgens
- het zetten van een knie op het bed waar die [slachtoffer] in lag te slapen en vervolgens
- het vastgrijpen/vastpakken/dichtknijpen van de keel van die [slachtoffer] en vervolgens
- het meerdere malen proberen te zoenen van die [slachtoffer] waarna die [slachtoffer] haar gezicht (telkens) wegdraaide) en vervolgens
- het krachtig vastpakken van de kin van die [slachtoffer] en vervolgens
- het zoenen op de mond van die [slachtoffer].
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

In de door psychiater [psychiater] en forensisch psycholoog [psycholoog] opgestelde rapporten d.d. 10 november 2015 en 16 november 2015 is door beide gedragsdeskundigen geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit ontoerekeningsvatbaar was.
Volgens de psychiater is bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens in de zin van een borderline persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast is er bij hem sprake van een ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens in de zin van afhankelijkheid, dan wel misbruik, van heroïne, cannabis en alcohol. Tevens is er sprake van een psychotische stoornis niet anderszins omschreven (NAO). Ten tijde van het ten laste gelegde is bij verdachte sprake van een psychotische episode en vanuit deze psychotische decompensatie was verdachte verward en oordeels- en kritiekgestoord. Verdachte kon binnen de algemene ontregeling voortkomend uit zijn psychische decompensatie niet adequaat reageren.
De forensisch psycholoog stelt dat bij verdachte een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens aanwezig wordt geacht door de aanwezigheid van een psychotische stoornis NAO met paranoïde wanen en hallucinaties alsmede een aanpassingsstoornis met gemengd angstige en depressieve kenmerken en afhankelijkheid van cannabis, heroïne en alcohol. Verdachte was ten tijde van het tenlastegelegde psychotisch (achtervolgingswaan) en er wordt vooral een primaire relatie tussen de psychotische stoornis en het plegen van het feit aanwezig geacht. Een drugs gerelateerde psychose ten tijde van het plegen van het feit wordt minder aannemelijk gevonden dan een psychose in het kader van een aanpassingsstoornis en zwakke persoonlijkheidsstructuur. Tijdens het huidige onderzoek en zijn verblijf op de extra zorgafdeling worden namelijk nog steeds paranoïde wanen waargenomen. De psychose bepaalde de gedragskeuzes van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit volledig.
De rechtbank maakt deze conclusies tot de hare en oordeelt dat het bewezenverklaarde verdachte wegens de ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kan worden toegerekend. De rechtbank acht verdachte daarom niet strafbaar en zal hem ontslaan van alle rechtsvervolging te dier zake.

6.Motivering van de maatregel

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging en op de voet van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht zal worden geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van een jaar.
6.2.
Standpunt van de verdachte en de verdediging
Verdachte kan zich niet verenigingen met de conclusies van de psychiater en de psycholoog. Hij heeft verklaard dat hij tijdens de gesprekken met de deskundige op aanraden van anderen opzettelijk verkeerde dingen heeft verteld, bijvoorbeeld dat hij van school is gestuurd omdat hij dingen zou hebben gestolen. Verdachte stelt dat hij geen psychische problemen heeft, maar dat hij die krijgt door het innemen van de medicijnen.
De raadsman heeft gewezen op de omstandigheid dat de dubbelrapportage dateert uit november 2015 en derhalve vijf maanden oud is. Volgens de raadsman is het lastig om op basis van deze rapporten te beoordelen of verdachte op dit moment een acuut gevaar voor zichzelf, anderen of goederen vormt en of dat gevaar niet kan worden weggenomen door minder ingrijpende alternatieven dan plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis. Indien de rechtbank komt tot het oordeel dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is, dan verzoekt de raadsman om ontslag van alle rechtsvervolging, maar ook om verdachte niet in een psychiatrisch ziekenhuis te plaatsen omdat thans niet kan worden vastgesteld dat wordt voldaan aan het gevaarscriterium.
Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht dat, indien er bij de rechtbank twijfel bestaat over de vraag of er momenteel gevaar te duchten is, de behandeling wordt aangehouden en er een deskundige wordt benoemd.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de maatregel die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van de door
[psychiater], psychiater, en [psycholoog], forensisch psycholoog, opgestelde rapporten d.d. 10 november 2015 en 16 november 2015 is gebleken. Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van Palier d.d. 16 november 2015.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte is midden in de nacht onder invloed van alcohol en drugs een hem onbekend huis binnengegaan. In deze woning is hij naar de kamer gegaan waar een 11-jarig meisje lag te slapen en hij heeft dit meisje vervolgens tegen haar wil vastgepakt en gezoend. Zij heeft daarbij letsel in haar hals opgelopen.
Het advies van psychiater [psychiater] houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Bij verdachte is sprake van een kwetsbaarheid voor het ontwikkelen van psychoses. Uit de beschrijving van zijn toestandsbeeld blijkt, dat betrokkene voorafgaand aan het ten laste gelegde psychotisch was. De psychotische fenomenen duren voort, tot heden. Betrokkene is door zijn borderline persoonlijkheidsstoornis in verminderde mate in staat de voor hem onaangename gevoelens te verdragen en in goede banen te leiden. Tevens is hij door dezelfde persoonlijkheidsstoornis in verminderde mate in staat om zijn impulsen om middelen te gebruiken te bedwingen. Wellicht heeft het gebruik van cannabis en alcohol het ontstaan van de psychose gefaciliteerd, maar het is goed mogelijk dat deze psychose een op zichzelf staand fenomeen is.
De klinische risicotaxatie is als volgt: Het recidiverisico is afhankelijk van het feit of betrokkene weer een psychose ontwikkelt. Als betrokkenes borderline persoonlijkheidsstoornis meer onder controle is, hij geen middelen gebruikt en hij voldoende ondersteuning krijgt, dan wordt het recidiverisico verlaagd. Als genoemde factoren niet tot stand komen, dan wordt het recidiverisico als op zijn minst matig ingeschat, conform de gestructureerde risicotaxaties.
Betrokkene heeft behandeling nodig voor zijn middelenverslaving, voor zijn borderline persoonlijkheidsstoornis en voor de psychose. Er wordt geadviseerd om te beginnen met een klinische behandeling in een forensisch psychiatrische instelling (een FPA of een FPK). Als het tenlastegelegde bewezen wordt verklaard, dan wordt geadviseerd om betrokkene een behandeling op te leggen in het kader van artikel 37 Sr.
Het advies van forensisch psycholoog [psycholoog] houdt – eveneens zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Door psychotische verschijnselen kan verdachte zijn omgeving vertekend waarnemen, waardoor hij hier op kan reageren met deviant en risicovol delictgedrag. De psychotische stoornis kan samenhangen met de mate van emotionele instabiliteit bij verdachte en dus met de aanpassingsstoornis en externe stressfactoren zoals zijn vluchtelingenstatus en problemen binnen de primaire steungroep. De verslavingsproblematiek kan verdachte eveneens gemakkelijk uit psychisch evenwicht brengen, evenals de aanwezigheid van een zwakke persoonlijkheidsstructuur. Deze factoren worden gezien als voornaamste risicofactoren voor een herhaling. Mochten de stoornissen en daarmee het psychisch evenwicht niet worden behandeld en gestabiliseerd, dan is er een reële kans op herhaling van soortgelijk deviant en risicovol gedrag. Een klinische behandeling voor de stoornissen wordt nodig geacht om verdachte psychisch te kunnen stabiliseren zodat de kans op herhaling van deviant en risicovol gedrag kan worden verkleind. De klinische behandeling kan aan verdachte worden geboden middels plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis in het kader van artikel 37.
Door beide deskundigen wordt blijkens het bovenstaande geconcludeerd dat plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis op de voet van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht de best passende maatregel is.
De reclassering kan zich, blijkens genoemd reclasseringsrapport van 16 november 2015 vinden in dit advies en adviseert eveneens plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis..
De rechtbank is van oordeel dat wat verdachte desgevraagd naar voren heeft gebracht over de leugens die hij tegen de psychiater en psycholoog heeft verteld, deze leugens, wat daar ook van zij, niet van dien aard zijn dat daarmee de bodem onder de conclusies van beide deskundigen weg zou vallen.
Wat betreft de stelling van verdachte dat hij juist psychische problemen krijgt door het innemen van bepaalde medicatie, merkt de rechtbank op dat van algemene bekendheid is dat de door verdachte ter zitting genoemde en door hem gebruikte medicatie niet om dergelijke bijwerkingen bekend staat.
Verdachte was verslaafd aan heroïne en is in detentie ingesteld op methadon. Ook heeft de psycholoog van PI Zwaag aangegeven dat hem Olanzapine (een antipsychoticum) is voorgeschreven omdat hij tijdens zijn detentie een psychotische indruk maakte. Met deze medicatie was hij tijdens het psychologisch- en psychiatrisch onderzoek echter nog niet gestart.
De raadsman heeft – kortgezegd – betoogd dat de beide rapporten te oud zijn. Uit de toelichting op artikel 37 lid 2 Wetboek van Strafrecht volgt de eis dat de dagtekening van de adviezen in beginsel hooguit een jaar vóór de aanvang van de terechtzitting zijn gedateerd. Hiervan is in casu sprake. Gelet hierop is de rechtbank dan ook van oordeel dat er sprake is van actuele adviezen, die zij zal betrekken bij haar oordeel. Van de noodzaak voor het voorwaardelijke verzoek van de raadsman niet is gebleken. De rechtbank verenigt zich met de bevindingen en de conclusies in voormelde rapportages en neemt deze over. De rechtbank heeft geen stukken gezien waaruit blijkt dat het gevaar inmiddels is geweken; integendeel. Beide deskundigenrapporten zijn ongeveer vier maanden na het plegen van het feit opgemaakt. De forensisch psycholoog vermeldt dat de mederapporteur aan het einde van het onderzoek nogmaals contact heeft gehad met de inrichtingspsycholoog. Men overweegt om verdachte antipsychotica te gaan geven omdat hij instabiel blijft. Verdachte heeft recent aangegeven dat hij de Penitentiaire Inrichting ervan verdenkt hem te vergiftigen door vlees in zijn eten te doen. De Penitentiaire Inrichting ziet derhalve vier maanden na het feit nog steeds aanwijzingen voor een psychose. Ook de psychiater meldt in zijn rapport dat ten tijde van de onderzoeksgesprekken er bij verdachte sprake is van een psychotische episode en dat de psychotische fenomenen voortduren.
De rechtbank is van oordeel dat uit de rapporten dan ook volgt dat verdachte een gevaar is voor zichzelf en voor anderen en voor de algemene veiligheid van personen. Nu ook aan de overige wettelijke voorwaarden is voldaan, zal de rechtbank gelasten dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor een termijn van een jaar.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
37, 63, 246 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte daarvoor niet strafbaar en ontslaat hem ter zake daarvan van alle rechtsvervolging.
Gelast dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor de termijn van één (1) jaar.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.E. Francke, voorzitter,
mrs. P.H.B. Littooy en C.A.M. van der Heijden, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier J.A. Huismans,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 april 2016.
Mrs. Littooy en Van der Heijden zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
3.Proces-verbaal van aangifte door [aangever] d.d. 17 juli 2015 (dossierpagina 85 tot en met 91), proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] d.d. 10 augustus 2015 (dossierpagina 98 tot en met 110).
4.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] d.d. 10 augustus 2015 (dossierpagina 98 tot en met 110).
5.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
6.Proces-verbaal van aangifte door [aangever] d.d. 17 juli 2015 (dossierpagina 85 tot en met 91), proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] d.d. 10 augustus 2015 (dossierpagina 98 tot en met 110).
7.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] d.d. 10 augustus 2015 (dossierpagina 98 tot en met 110).
8.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
9.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] d.d. 10 augustus 2015 (dossierpagina 98 tot en met 110).
10.Verklaring van verdachte ter terechtzitting, proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] d.d. 10 augustus 2015 (dossierpagina 98 tot en met 110).
11.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] d.d. 10 augustus 2015 (dossierpagina 98 tot en met 110).
12.Proces-verbaal van aangifte door [aangever] d.d. 17 juli 2015 (dossierpagina 85 tot en met 91).
13.Proces-verbaal van aangifte door [aangever] d.d. 17 juli 2015 (dossierpagina 85 tot en met 91).
14.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 22 september 2015 (dossierpagina 143 en 144).