In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 25 april 2016 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van verzoeker, ingediend door zijn advocaat mr. M. Baadoudi. Verzoeker had een schadevergoeding van € 3.790,00 aangevraagd, ten laste van de Staat, wegens schade die hij zou hebben geleden door onterecht ondergane voorlopige hechtenis. Verzoeker was op 2 maart 2015 in verzekering gesteld en had zich gedurende het onderzoek op zijn zwijgrecht beroepen. De officier van justitie had op 28 september 2015 aan verzoeker meegedeeld dat hij niet verder vervolgd zou worden wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op de achterbank van een auto zat tijdens een schietincident, maar dat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid. De rechtbank oordeelde dat het beroep op het zwijgrecht door verzoeker heeft bijgedragen aan de duur van zijn voorlopige hechtenis, en dat dit een reden was om het verzoek om schadevergoeding af te wijzen. De rechtbank concludeerde dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren om verzoeker een vergoeding toe te kennen, en wees het verzoek af.