ECLI:NL:RBNHO:2016:3556

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 april 2016
Publicatiedatum
29 april 2016
Zaaknummer
15/870316-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om schadevergoeding na voorlopige hechtenis en beroep op zwijgrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 25 april 2016 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van verzoeker, ingediend door zijn advocaat mr. M. Baadoudi. Verzoeker had een schadevergoeding van € 3.790,00 aangevraagd, ten laste van de Staat, wegens schade die hij zou hebben geleden door onterecht ondergane voorlopige hechtenis. Verzoeker was op 2 maart 2015 in verzekering gesteld en had zich gedurende het onderzoek op zijn zwijgrecht beroepen. De officier van justitie had op 28 september 2015 aan verzoeker meegedeeld dat hij niet verder vervolgd zou worden wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op de achterbank van een auto zat tijdens een schietincident, maar dat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid. De rechtbank oordeelde dat het beroep op het zwijgrecht door verzoeker heeft bijgedragen aan de duur van zijn voorlopige hechtenis, en dat dit een reden was om het verzoek om schadevergoeding af te wijzen. De rechtbank concludeerde dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren om verzoeker een vergoeding toe te kennen, en wees het verzoek af.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Enkelvoudige raadkamer
Registratienummer: RK 15-006744
Parketnummer: 15/870316-15
Uitspraakdatum: 25 april 2016
Beschikking(art. 89 Sv.)

1.Ontstaan en loop van de procedure

Op 7 december 2015 is op de griffie van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, ingekomen een door mr. M. Baadoudi, advocaat, ingediend verzoekschrift, gedateerd 4 december 2015, van
[verzoeker], verzoeker,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
domicilie kiezende te (2011 NB), Haarlem, Nieuwe Gracht 5 A, ten kantore van mr. M. Baadoudi, voornoemd.
Het verzoekschrift strekt tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van € 3.790,00, ter zake van de schade die verzoeker stelt te hebben geleden ten gevolge van ten onrechte ondergane verzekering en voorlopige hechtenis wegens verdenking van het medeplegen van poging artikel 287 jo. 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Op 11 april 2016 is dit verzoekschrift in het openbaar in raadkamer behandeld.
Voor verzoeker is verschenen mr. M. Baadoudi, voornoemd.
Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. H.F. Tillart.

2.Standpunt verzoeker en zijn raadsman

Van de zijde van verzoeker is er op gewezen dat de officier van justitie bij schrijven van 28 september 2015 aan verzoeker heeft bericht dat verzoeker wegens het ontbreken van voldoende wettig bewijs niet verder vervolgd zou worden in deze zaak. Het enkele feit dat verzoeker zich gedurende het onderzoek op zijn zwijgrecht heeft beroepen, is geen reden om geen of een lagere vergoeding toe te kennen. Bovendien had een verklaring van verzoeker zijn zaak allerminst kunnen bespoedigen, nu verzoeker niet bij het ten laste gelegde feit aanwezig is geweest. De verdediging heeft er op gewezen dat er geen aanwijzingen waren dat verzoeker op de plaats delict of in de auto aanwezig is geweest. Het is onaannemelijk te veronderstellen dat de beslissing omtrent de voorlopige hechtenis anders zou zijn geweest indien verzoeker wel een verklaring had afgelegd, gezien het feit dat er sprake was van een lopend technisch onderzoek en meerdere verdachten.
De proceshouding van verzoeker is derhalve niet debet geweest aan de duur van de voorlopige hechtenis.

3.Standpunt officier van justitie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het verzoek dient te worden afgewezen. Er was sprake van een verdenking van het medeplegen van een poging tot moord. De medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] zijn veroordeeld.
Slachtoffer [slachtoffer] en twee andere inzittenden zijn meerdere malen beschoten in hun auto op de parkeerplaats bij het benzinestation aan de A8 te Zaanstad. Dit vond plaats door inzittenden van een personenauto die door de aangever met name werden genoemd.
Uiteindelijk is besloten om verzoeker en [medeverdachte] niet te vervolgen. De voornaamste reden was dat het lastig is om vast te stellen wat de betrokkenheid was van deze personen, die op de achterbank van de auto zaten. Het enkele feit dat zij op de achterbank zaten was onvoldoende voor het bewijs van medeplegen. Geen van de verdachten heeft openheid van zaken willen geven. Verzoeker had cruciale informatie kunnen geven over de identiteit van de bestuurder van de auto en van de schutter. Onder omstandigheden dient een beroep op het zwijgrecht ertoe te leiden dat er geen gronden van billijkheid zijn om verzoeker een vergoeding toe te kennen. (ECLI:RBHAA2009:BK6959)

4.Beoordeling

De strafzaak tegen verzoeker is geëindigd door een brief van de officier van justitie van 28 september 2015 aan verzoeker waarin deze meedeelt dat de strafzaak is geseponeerd.
Het door verzoeker ondertekende verzoekschrift is tijdig ingediend.
Verzoeker is op 2 maart 2015 te 15:00 uur in verzekering gesteld en in de loop van 8 april 2015 krachtens een beschikking van deze rechtbank in vrijheid gesteld. Op 3 maart 2015 heeft de officier van justitie het bevel maatregel in het belang van het onderzoek ex artikel 62a Wetboek van Strafvordering gegeven. De maatregel heeft geduurd tot 1 april 2015.
Op de voet van het bepaalde in artikel 89 en 90 van het Wetboek van Strafvordering kan de gewezen verdachte – indien de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel – aanspraak maken op vergoeding van de door deze ten gevolge van ondergane vrijheidsbeneming geleden schade, zo daartoe, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Bij de beantwoording van de vraag of de hiervoor genoemde gronden van billijkheid aanwezig zijn, dienen alle omstandigheden van het geval in aanmerking te worden genomen.
Op 1 januari 2015 krijgt de politie een melding dat in Zaandam een grijze personenauto beschoten is. Het betreft een Seat Ibiza met drie inzittenden, [slachtoffer] , [betrokkene] en [betrokkene] . [slachtoffer] verklaart bij de politie dat hij een aantal personen kende die op hem geschoten hadden: [medeverdachte] , [medeverdachte] en [verzoeker] Het zou gebeurd zijn bij het benzinestation aan de Rijksweg A8 te Oostzaan en voornoemde personen zouden gereden hebben in een klein model blauwgekleurde personenauto.
[medeverdachte] en [medeverdachte] zijn bij vonnis van 8 september 2015 veroordeeld voor medeplegen poging doodslag, meermalen gepleegd.
Het Openbaar Ministerie heeft de zaak van verzoeker geseponeerd, omdat verzoeker op de achterbank van de blauwe auto zou hebben gezeten en daarom onvoldoende vastgesteld kon worden waaruit de betrokkenheid van verzoeker bestond.
De rechtbank stelt thans vast dat uit het dossier in elk geval volgt dat verbalisanten camerabeelden hebben bekeken waarop volgens hen te zien is dat verzoeker voorafgaand aan het delict in een kleine blauwe auto aankomt bij de Turkse bar Cicek Turku Evi in Zaandam, samen met [medeverdachte] en [medeverdachte] . Op dat moment was er tussen [medeverdachte] en [slachtoffer] al het nodige voorgevallen bij het café. Op het moment dat [slachtoffer] vertrekt in zijn auto zien verbalisanten op de beelden dat verzoeker samen met [medeverdachte] en [medeverdachte] vertrekt in dezelfde richting als [slachtoffer] .
Verzoeker is op 2 maart 2015 als verdachte aangehouden nadat tegen hem de ernstige verdenking was ontstaan van medeplegen van poging moord/doodslag. Verzoeker heeft zich van begin af aan beroepen op zijn zwijgrecht, zowel bij zijn verhoren door de politie als bij het verhoor door de rechter-commissaris in het kader van de vordering tot inbewaringstelling.
Op zichzelf heeft een verdachte uiteraard het recht om tijdens de voorlopige hechtenis aan hem gestelde vragen niet te beantwoorden. Bij de vraag of gronden van billijkheid aanwezig zijn om aan verzoeker een vergoeding toe te kennen, kent de rechtbank echter wel betekenis toe aan de door verzoeker gekozen proceshouding.
De rechtbank is van oordeel, dat het door verzoeker herhaald gedane beroep op het hem toekomende zwijgrecht heeft bijgedragen aan het voortduren van de tegen hem toegepaste inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. Immers, hij heeft hiermee een voortvarend onderzoek door de politie naar voor hem belastende omstandigheden belemmerd.
Daarmee heeft de verzoeker zelf bijgedragen aan het ontstaan en vergroten van de schade waarvan hij in de onderhavige procedure om vergoeding verzoekt.
Gezien het voorgaande dient het verzoek tot toekenning van schadevergoeding te worden afgewezen omdat gronden van billijkheid ontbreken.
Het verzoek zal mitsdien worden afgewezen.

3.Beslissing

De rechtbank:
Wijst het verzoek af.

4.Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum

Deze beschikking is gegeven door mr. J. van Beek, rechter,
in tegenwoordigheid van W. Veenstra, griffier,
en in het openbaar uitgesproken en toegezonden aan de raadsman op 25 april 2016.
Informatie bij deze beschikking
Voor zover er in deze uitspraak een bedrag is toegewezen kan de opdracht tot uitbetaling van dit bedrag pas worden gegeven nadat de beslissing onherroepelijk is geworden. Bijgaande beschikking is op dit moment nog niet onherroepelijk; de officier van justitie heeft 14 dagen de tijd om hoger beroep in te stellen en voor de verzoekende partij is binnen een maand (30 dagen) na betekening van deze uitspraak hoger beroep mogelijk. Genoemde termijnen kunnen worden bekort wanneer ter griffie afstand wordt gedaan van het recht op het instellen van hoger beroep.
U kunt op de volgende wijze ter griffie afstand doen van het recht op het instellen van hoger beroep:
  • (als verzoeker) in persoon bij de informatiebalie van onze rechtbank;
  • (als advocaat) in persoon bij de informatiebalie van onze rechtbank, indien u verklaart daartoe door verzoeker te zijn gevolmachtigd;
  • (in het geval dat noch verzoeker noch de advocaat in de gelegenheid is om in persoon bij de informatiebalie afstand te doen) door aan een medewerker van de strafgriffie daartoe een schriftelijke bijzondere volmacht te verlenen.