ECLI:NL:RBNHO:2016:3442

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 maart 2016
Publicatiedatum
26 april 2016
Zaaknummer
C/ 15/240266 / HA RK 16/42
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter wegens schijn van partijdigheid

Op 30 maart 2016 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van de kantonrechter mr. P.J. Jansen, ingediend door verzoekster op 8 maart 2016. Het verzoek was gericht tegen de kantonrechter in een aanhangige zaak met zaaknummer 4841244 AO VERZ 16-8. Verzoekster stelde dat de kantonrechter de schijn van partijdigheid had gewekt door slechts een kort uitstel te verlenen voor het indienen van een verweerschrift in de hoofdzaak, terwijl de wederpartij meer gelegenheid zou hebben gekregen om stukken in te dienen.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen. De kamer oordeelde dat de beslissing van de kantonrechter op het uitstelverzoek een procesbeslissing is, die niet kan leiden tot wraking. De vrees voor partijdigheid moet objectief gerechtvaardigd zijn, en de wrakingskamer concludeerde dat de feiten en omstandigheden die door verzoekster zijn aangevoerd, geen grond opleveren voor de conclusie dat de rechterlijke onpartijdigheid in gevaar zou zijn.

De wrakingskamer benadrukte dat de subjectieve vrees van verzoekster niet doorslaggevend is en dat de beslissing van de kantonrechter, ook al was deze negatief voor verzoekster, niet kan worden getoetst in het kader van een wrakingsverzoek. De wrakingskamer heeft de beslissing van de kantonrechter als juist beoordeeld en het verzoek tot wraking afgewezen. De rechtbank heeft vervolgens bevolen dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

[jw.sys.1.zaaknr] / [jw.sys.1.rolnummer_rekestnr][datum_beslissing]
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/ 15/240266 / HA RK 16/42
Beslissing van 30 maart 2016
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoekster,
gemachtigde: [gemachtigde] .
Het verzoek is gericht tegen:
mr. P.J. Jansen,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.Procesverloop

1.1
Verzoekster heeft op 8 maart 2016 schriftelijk de wraking verzocht van de kantonrechter in de bij deze rechtbank, afdeling privaatrecht, sectie kanton, locatie Zaandam aanhangige zaak met als zaaknummer 4841244 AO VERZ 16-8, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2
De kantonrechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 30 maart 2016. Ter zitting is verschenen [gemachtigde] voor verzoekster. Voorts is de kantonrechter verschenen. Verzoekster is ter zitting niet verschenen. De gemachtigde van verzoekster en de kantonrechter hebben het woord gevoerd.
1.4.
Na afloop van de mondelinge behandeling is mondeling uitspraak gedaan.

2.Het standpunt van verzoekster

2.1
Verzoekster heeft ter onderbouwing van het verzoek – samengevat –
het volgende aangevoerd. De kantonrechter heeft de schijn van partijdigheid gewekt door naar aanleiding van een door verzoekster gedaan uitstelverzoek haar slechts een kort uitstel te verlenen voor het indienen van een verweerschrift in de hoofdzaak. De kantonrechter wekt hiermee de indruk dat in tegenstelling tot verzoekster haar wederpartij in de hoofdzaak alle gelegenheid krijgt om stukken in te dienen.

3.De beoordeling

3.1
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (zogenaamde subjectieve toets). Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid (zogenaamde objectieve toets).
Het subjectieve oordeel van verzoekster is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
3.2
Gelet op de inhoud van het verzoekschrift en de nadere toelichting daarop ter zitting is de vrees voor partijdigheid van de kantonrechter bij verzoekster ontstaan door de beslissing van de kantonrechter op het door verzoekster ingediende verzoek tot uitstel voor het indienen van een verweerschrift in de hoofdzaak.
3.3.
De beslissing op een dergelijk uitstelverzoek is een procesbeslissing. Een dergelijke beslissing vormt, ook al is die negatief voor een partij, geen grond voor wraking, omdat de kantonrechter dergelijke beslissingen moet (kunnen) nemen in verband met de voortgang van de zaak. De juistheid van een dergelijke beslissing kan niet in het kader van een verzoek om wraking worden getoetst.
3.4.
Alleen indien een procesbeslissing of de motivering daarvan zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing zoals genoemd in rechtsoverweging 3.1 oplevert, kan dit tot een ander oordeel leiden. Deze situatie doet zich naar het oordeel van de wrakingskamer in de onderhavige zaak niet voor. Ter zitting heeft de kantonrechter toegelicht dat hij heeft gehandeld volgens het procesreglement en daarvan zelfs nog iets ten gunste van verzoekster is afgeweken.
Vastgesteld kan worden dat de beslissing op het uitstelverzoek niet is gemotiveerd. Dat is overigens ook niet gebruikelijk, volgens mededeling van de kantonrechter. Het ontbreken van enige motivering kan in onderhavig geval echter in deze zaak alleen al daarom niet tot wraking leiden, nu ter zitting is gebleken dat het ontbreken van de motivering niet heeft bijgedragen aan de bij verzoekster opgewekte schijn van partijdigheid van de kantonrechter. Desgevraagd heeft de gemachtigde van verzoekster ter zitting immers verklaard dat als de kantonrechter de procesbeslissing zou hebben gemotiveerd door een verwijzing naar het toepasselijke procesreglement, dit niet had uitgemaakt voor het indienen van het wrakingsverzoek.
3.5.
De feiten en omstandigheden die verzoekster ter onderbouwing van haar verzoek naar voren heeft gebracht, leveren geen grond op voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden en vormen derhalve geen grond voor wraking. De wrakingskamer zal het verzoek daarom afwijzen.

4.Beslissing

De rechtbank
4.1
wijst het verzoek tot wraking van de kantonrechter af,
4.2
beveelt de griffier onverwijld aan verzoekster, de kantonrechter en aan de wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
4.3
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek en beveelt dat die zaak daartoe in handen wordt gesteld van de voorzitter van het team kanton, Alkmaar/Zaandam.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, voorzitter, mr. H.E.C. de Wit en mr. J.H. Gisolf, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. W.T. Delleman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2016.[concipiënt_initialen]
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.