ECLI:NL:RBNHO:2016:3423

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 april 2016
Publicatiedatum
26 april 2016
Zaaknummer
15/871114-14
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van moord en veroordeling voor medeplegen van doodslag met gevangenisstraf en TBS

Op 26 april 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van moord en doodslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een medeverdachte, betrokken was bij de gewelddadige dood van een slachtoffer in Andijk op 29 april 2014. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van moord, omdat niet bewezen kon worden dat er sprake was van voorbedachte raad. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan medeplegen van doodslag. De feiten wezen op een gewelddadige confrontatie waarbij het slachtoffer met een snoer om de hals werd gewurgd en met een mes werd gestoken. De rechtbank heeft de ernst van het delict benadrukt, waarbij het slachtoffer op brute wijze om het leven is gebracht, wat een grote impact heeft gehad op de nabestaanden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren, met de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging, gezien de gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en de ziekelijke stoornis die bij hem is vastgesteld. De rechtbank heeft de strafeis van de officier van justitie gevolgd, die rekening hield met de ernst van het feit en de recidive van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/871114-14 (P)
Uitspraakdatum: 26 april 2016
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 2 december 2014, 24 februari 2015, 19 mei 2015, 11 augustus 2015, 2 november 2015,
5 januari 2016, 17 februari 2016, 11 en 12 april 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Vught te Vught.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G. Visser en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.Y. Kuit, advocaat te Hoorn, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 28 april 2014 tot en met 29 april 2014 te Andijk, gemeente Medemblik, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met kracht,
- een snoer, althans een op een snoer gelijkend voorwerp, om de keel/hals van die [slachtoffer] getrokken en/of met dat snoer/voorwerp de keel/hals van die [slachtoffer] dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden, althans met dat snoer/voorwerp samendrukkend en/of omsnoerend geweld uitgeoefend op de keel/hals van die [slachtoffer] , en/of
- meermalen (al dan niet met (een) (hard) voorwerp(en)) op/tegen het (aan)gezicht en/of op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] geslagen/gestompt en/of
- meermalen op/tegen het (aan)gezicht en/of op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] getrapt/geschopt, en/of
- meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig en/of scherprandig voorwerp, gestoken en/of gesneden in de hals van die [slachtoffer] ,
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.

2. Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

Op 29 april 2014 om 17.14 uur is bij de meldkamer van de Politie Eenheid Noord-Holland de melding binnen gekomen van [getuige 1] dat zij in de woning aan de [adres] te Andijk een persoon, op de buik, voorover in een plas bloed heeft zien liggen. Een eenheid van de surveillancedienst gaat ter plaatse en treft in de woning een persoon aan waarvan het bovenlichaam in een plas bloed ligt. Ambulancepersoneel stelt vast dat deze persoon koud aanvoelt en dat er geen pols te voelen is. Forensisch arts W. Barends constateert dat de persoon is overleden en dat sprake is van een niet-natuurlijke dood.
De persoon blijkt [slachtoffer] te zijn. [slachtoffer] ging door het leven als [slachtoffer] en was met een traject bezig van geslachtsverandering. Gelet hierop zal de rechtbank [slachtoffer] hierna ook aanduiden als [slachtoffer] .
Er wordt een strafrechtelijk onderzoek gestart naar de gewelddadige dood van [slachtoffer] onder de naam 10Olympus.
Uit getuigenverklaringen komt naar voren dat [slachtoffer] de inboedel van een kringloopwinkel van medeverdachte [medeverdachte] had gekocht en dat er een conflict was ontstaan over de overname daarvan. [medeverdachte] zou de inboedel voor € 6.000,- hebben willen verkopen aan [slachtoffer] , maar toen hij met de noorderzon was vetrokken, heeft zijn vrouw, [betrokkene 1] , de inboedel voor
€ 500,- aan [slachtoffer] verkocht.
Op 5 juni 2014 komt er een melding binnen bij Meld Misdaad Anoniem. De melder noemt de naam van [verdachte] (fon.) in combinatie met de dood van [slachtoffer] in Andijk. [verdachte] (verdachte) is de broer van [betrokkene 1] en de zwager van medeverdachte [medeverdachte] .
In de woning van [slachtoffer] wordt bloed aangetroffen dat volgens het NFI matcht met het
DNA-profiel van verdachte, met een matchkans van kleiner dan 1 op 1 miljard.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben verklaard dat zij in de woning van [slachtoffer] zijn geweest in de avond/nacht van 28 op 29 april 2014. Zij bekennen beiden bepaalde geweldshandelingen jegens [slachtoffer] te hebben verricht.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (medeplegen van) moord of doodslag.

4.Bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van medeplegen van moord, nu niet bewezen kan worden dat sprake was van voorbedachte raad, en tot bewezenverklaring van medeplegen van doodslag. Ten aanzien van medeplegen van doodslag heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte en [medeverdachte] op initiatief van [medeverdachte] samen naar de woning van [slachtoffer] zijn gegaan in verband met het conflict dat [medeverdachte] met [slachtoffer] had en dat zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] geweldshandelingen hebben verricht. [medeverdachte] heeft [slachtoffer] geslagen en het snoer om de nek van [slachtoffer] gehouden. Uit het sectierapport blijkt dat het samendrukkend/omsnoerend geweld op zich het overlijden van [slachtoffer] kan verklaren, maar zeker in combinatie met de andere geweldshandelingen. De handelingen die verdachte tezamen met [medeverdachte] heeft gepleegd, waren gericht op de dood van [slachtoffer] . Ook de handelingen na afloop van het feit geven een indicatie voor de samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] . Zij hebben gezamenlijk de woning verlaten en beide verdachten hebben later die nacht sporen verdoezeld. De officier van justitie concludeert dat [medeverdachte] een substantiële bijdrage heeft geleverd aan de dood van [slachtoffer] en dat verdachten bewust en nauw met elkaar hebben samengewerkt zodat sprake is van medeplegen.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het medeplegen van moord, nu er bij verdachte noch zijn medeverdachte sprake is geweest van voorbedachte raad. Voorts heeft de raadsman een aantal opmerkingen gemaakt met betrekking tot het bewijs ten aanzien van medeplegen van doodslag en een noodweer (exces) verweer gevoerd.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak ten aanzien van medeplegen van moord
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden bewezen verklaard dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] met voorbedachte raad het slachtoffer van het leven heeft beroofd. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het impliciet primair ten laste gelegde, te weten het medeplegen van moord op [slachtoffer] . Op grond van de processtukken en het verhandelde ter terechtzitting is niet komen vast te staan dat er sprake was van een vooraf beraamd plan om [slachtoffer] van het leven te beroven.
4.3.2.
Bewezenverklaring ten aanzien van medeplegen van doodslag
I. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van medeplegen van doodslag op grond van het volgende.
Op 29 april 2014 om 17.14 uur komt er een melding binnen bij de meldkamer van de Politie Eenheid Noord-Holland. De meldster, [getuige 1] , vertelt dat zij in de woning aan de [adres] te Andijk (gemeente Medemblik) [2] een persoon op de vloer heeft aangetroffen die volgens haar niet meer leeft. [3] Ter plaatse treffen de verbalisanten in de woning een persoon aan, die op de grond op de buik ligt. Rond het bovenlichaam van de persoon ligt een plas bloed. Ambulancepersoneel voelt geen pols bij het slachtoffer en het slachtoffer voelt koud aan. [4] Het slachtoffer blijkt [slachtoffer] te zijn. [5]
Forensisch arts W. Barends concludeert in het schouwverslag dat sprake is van een niet-natuurlijke dood. [6]
Op het lichaam van het slachtoffer is sectie verricht.
Het lichaam toonde het op het gehele hoofd op diverse plaatsen en uitgebreid letsels, met name aan de rechter- en voorzijde van het gelaat en aan het achterhoofd. De letsels betroffen onderhuidse bloeduitstortingen, oppervlakkige huidbeschadigingen en ruwrandige huiddefecten. De forse letsels aan het aangezicht en het hoofd (en dan met name aan de aangezichtsschedel en aan de wervelkolom van de hals) zijn het gevolg van bij leven inwerking van meermalen en zeer fors uitwendig mechanisch stomp botsend geweld, zoals bijvoorbeeld kan optreden door hard geschopt worden in het gelaat of tegen het hoofd, met een substantieel voorwerp geslagen worden in het gelaat of tegen het hoofd of met het gelaat ergens hard tegen aan komen. Verder waren er letsels aan de hals. Enerzijds was er scherprandige klieving van de hals zoals ten gevolge van inwerking bij leven van uitwendig mechanisch stekend en snijdend geweld, zoals bijvoorbeeld kan optreden bij het herhaaldelijk steken en snijden met bijvoorbeeld een mes of een ander scherprandig en scherppuntig voorwerp. Eveneens waren er tekenen van bij leven inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend dan wel samendrukkend en omsnoerend geweld aan de hals met oppervlakkige huidbeschadiging, onderhuidse bloeduitstorting en breuk van het strottenhoofd ten gevolg, zoals door bijvoorbeeld het omsnoerd worden van de hals.
Er is letseldateringsonderzoek ingezet teneinde een volgorde aan te geven in de letsels. Hierbij leek er sprake van een eenmalige serie geweldshandelingen (stomp/botsend dan wel samendrukkend/omsnoerend enerzijds en anderzijds stekend/snijdend) die gedurende een periode van minuten is toegebracht. Het beeld is aannemelijker om aan te treffen als (een deel van de letsels ten gevolge van) het botsend geweld eerder zou zijn opgelopen dan de letsels ten gevolge van het stekend/snijdend geweld.
In het sectierapport wordt vervolgens geconcludeerd dat het overlijden zonder meer verklaard wordt door uitgebreide weefselschade en verwikkelingen ten gevolge van:
- meermalen inwerking bij leven van uitwendig mechanisch stomp botsend geweld aan het hoofd (met fors geweld aan het aangezicht en de wervelkolom van de hals);
- alsook inwerking bij leven van uitwendig mechanisch stomp botsend dan wel samendrukkend of omsnoerend geweld aan de hals;
- en inwerking bij leven van uitwendig mechanisch stekend en snijdend geweld aan de hals.
De verschillende types geweldsinwerking aan het intreden van de dood kunnen alle op zich, en al zeker in combinatie, het overlijden verklaren. [7]
Voorts is er radiologisch onderzoek verricht. Hieruit blijkt dat aan de schedel sprake was van een fractuur van het zygoma (jukbeen), de orbita (oogkas), een fractuur van wanden van de sinus maxillaris (neus bijholte) en uitgebreide fracturen van de ethmoid cellen (centrale neusbijholte). Deze gefractureerde structuren zijn naar binnen verplaatst. Tevens is er een fractuur van de neus. Bij de hals blijkt van een fractuur van het thyroid (kraakbeen rond schildklier), waarbij het midden deel naar centraal is verplaatst. [8]
Op respectievelijk 19 augustus 2014 en 21 oktober 2014 zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte] aangehouden in verband met de gewelddadige dood van [slachtoffer] . [9]
Getuige [getuige 2] verklaart op 19 augustus 2014 dat er drie of vier maanden geleden een moord is gepleegd in Andijk. [getuige 2] , die toen samenwoonde met een goede vriend van verdachte, [getuige 3] , verklaart daarover dat verdachte ’s nachts bij hun huis stond te schreeuwen: ‘Je moet me helpen, je moet me helpen mijn kleren te verdoezelen. Ik heb er een vermoord’. [getuige 2] lag op dat moment in bed en hoorde dat verdachte sprak met [getuige 3] . [getuige 3] heeft verdachte binnengelaten. [getuige 2] verklaart dat zij verdachte tegen [getuige 3] heeft horen zeggen dat hij de persoon zodanig tegen het gezicht geschopt had dat het gezicht niet meer herkenbaar was. [getuige 2] is bijgebleven dat verdachte zei dat de neus van het slachtoffer was verbrijzeld en naar binnen geslagen en dat zijn ogen eruit puilden. Verdachte is naar de woning van het slachtoffer gegaan om te praten, maar dit is uit de hand gelopen. Verdachte zei telkens: ‘We zijn er heen gegaan’. Ze zouden beiden binnen zijn geweest. Verdachte noemde zichzelf ‘buiten zinnen’. Hij heeft zo hard lopen trappen dat hij (de rechtbank begrijpt: het slachtoffer) niet meer te herkennen was. Verdachte is blijven slapen bij [getuige 3] en [getuige 2] , en heeft de woning de volgende dag verlaten. [getuige 2] heeft later met [getuige 3] over het voorval gesproken. [getuige 3] verklaarde dat [getuige 2] niets mocht zeggen en dat verdachte er waarschijnlijk een vermoord had. [getuige 3] vertelde dat ze wilden praten en het slachtoffer iets verkeerds zei. Verdachte draaide door. [getuige 3] heeft voorgedaan hoe verdachte geschopt zou hebben. [getuige 3] vertelde dat verdachte eerst had geslagen. [10]
Getuige [getuige 3] verklaart tegen verbalisanten dat hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) heeft geslagen, dat er messen zijn gepakt en dat daarmee is gestoken. [11] [getuige 3] verklaart tegenover de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank dat verdachte op enig moment midden in de nacht bij hem en [getuige 2] thuis kwam en dat verdachte bloedspetters op zijn shirt had. Verdachte verklaarde dat er iets uit de hand was gelopen. Hij wilde iemand bang maken. Verdachte zou voorts tegen [getuige 3] hebben gezegd dat er een worsteling was ontstaan en dat hij iemand een paar schoppen had gegeven. Hij is in een auto gezet met de bedoeling iemand bang te maken. [12]
De moeder van [getuige 3] , [getuige 4] , heeft verklaard dat hij ( [getuige 3] ) haar heeft verteld dat verdachte die nacht bij hem en [getuige 2] kwam. [getuige 3] vertelde dat verdachte onder het bloed zat, dat verdachte gevochten had, daarbij een mes had gebruikt en dat hij gestoken had. Later hoorde zij dat er nog een persoon bij betrokken was. [13] De tante van [getuige 3] , [getuige 5] , heeft verklaard dat zij binnen 48 uur (de rechtbank begrijpt: nadat verdachte in de woning van [slachtoffer] was geweest) van [getuige 3] heeft gehoord dat verdachte bij hem de achtertuin in was gekomen, dat hij onder het bloed zat en dat hij iemand had gestoken. [14]
In de woning van [slachtoffer] is forensisch onderzoek verricht. De binnenzijde en de randen van het handvat van de aslade zijn bemonsterd. Het DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering is opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Hierbij is een match gevonden met het DNA-profiel van verdachte. De matchkans van het
DNA-profiel is kleiner dan 1 op 1 miljard. [15] Voorts is in de keuken de rechterzijkant van de lade links naast de spoelbak bemonsterd. Het DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering matcht met het DNA-profiel van verdachte. De matchkans is kleiner dan 1 op 1 miljard. [16]
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben verklaringen afgelegd over wat er is voorgevallen op de avond en in de nacht van 28 op 29 april 2014. Verdachte verklaart dat hij rond 16.00 uur op 28 april 2014 door [medeverdachte] werd gebeld met de mededeling dat de verkoop van de inboedel van de kringloopwinkel niet goed was afgehandeld en hem gevraagd werd of hij wilde helpen bij een gesprek over het geld. [17] [medeverdachte] antwoordt op de vraag waarom hij verdachte heeft gebeld om mee te gaan naar [slachtoffer] : ‘Het enige dat ik dacht het is een stoer jongetje’. [18]
Verdachte en [medeverdachte] hebben elkaar die dag ontmoet in Amsterdam en zijn vervolgens
’s avonds samen per trein naar Hoogkarspel gereisd van waaruit zij gezamenlijk naar de woning van [slachtoffer] zijn gelopen. Bij de woning van [slachtoffer] klopt [medeverdachte] op het raam. [slachtoffer] laat verdachte en [medeverdachte] binnen. Verdachte, [medeverdachte] en [slachtoffer] gaan aan de tafel zitten. Het gesprek begint normaal, maar daarna wordt de sfeer ‘raar’. [19] [medeverdachte] vraagt [slachtoffer] naar de bedreigingen jegens [betrokkene 1] en de kinderen. Verdachte hoort op dat moment voor het eerst van deze bedreigingen. [20] [slachtoffer] neemt de bedreigingen niet terug en uit nog meer bedreigingen. [21] [slachtoffer] staat op en zegt dat [medeverdachte] en verdachte de tent moeten verlaten. Verdachte staat ook op en [slachtoffer] en verdachte raken met elkaar in gevecht. [22] [medeverdachte] slaat [slachtoffer] tegen het hoofd. [23] [medeverdachte] doet een snoer, dat hij heeft gepakt, om de keel van [slachtoffer] . [medeverdachte] trekt [slachtoffer] van verdachte af. [medeverdachte] heeft hem (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) even vastgehouden waardoor [slachtoffer] gewoon neer ging, ‘tot het klaar was’, aldus verdachte. [24] Verdachte verklaart daarover: ‘Hij ging in één keer pleitte. Hij zakte wat in.’ [25] [medeverdachte] heeft het snoer vastgehouden [26] en op enig moment het snoer losgelaten. [medeverdachte] ziet dat verdachte [slachtoffer] slaat. Het snoer zat toen nog om de hals van [slachtoffer] . [27]
Op enig moment steekt verdachte [slachtoffer] twee keer met een mes in de nek. [28] Verdachte krijgt hierdoor bloed in zijn mond en verklaart daarover: ‘En toen flipte ik gewoon door’. [29] Verdachte verklaart dat hij er niet van uitging dat [slachtoffer] daarna nog leefde. Hij zegt daarover: ‘Er kwam gewoon geen beweging of niks meer’. [30] [medeverdachte] verklaart dat hij een gat in de nek van [slachtoffer] zag en veel bloed. [medeverdachte] verklaart voorts dat [slachtoffer] er niet meer uit zag. [31] [medeverdachte] ziet op enig moment dat verdachte een aslade vasthoudt. [32] Verdachte verklaart dat hij uit woede as over [slachtoffer] heeft gegooid. [33]
Verdachte en [medeverdachte] verlaten samen de woning van [slachtoffer] . [34] Onderweg belt [medeverdachte] met zijn mobiele telefoon naar [betrokkene 1] . Verdachte pakt de telefoon van [medeverdachte] af en gooit hem weg. [35]
Verdachte heeft het mes in zijn zak gestopt en buiten weggegooid. [36] [medeverdachte] heeft binnen het snoer gepakt en dat vlakbij de woning van [slachtoffer] weggegooid. [37]
[betrokkene 1] verklaart dat [medeverdachte] en verdachte naar de woning van [slachtoffer] zijn gegaan en dat het toen zwaar is geëscaleerd. [medeverdachte] heeft Michelle een klap van achteren gegeven. Over het snoer verklaart [betrokkene 1] dat [medeverdachte] tegen haar heeft verteld dat dit snoer is gebruikt om hem (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) te wurgen om de nek. [38]
II. Overwegingen en conclusie
De rechtbank stelt vast dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op initiatief van [medeverdachte] en tegen de achtergrond van het conflict tussen [medeverdachte] en [slachtoffer] , ’s avonds laat naar de woning van [slachtoffer] zijn gegaan. In de woning ontstaat ruzie, nadat is gesproken over de bedreigingen die [slachtoffer] richting [betrokkene 1] en de kinderen zou hebben geuit. De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte] tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen en haar keel/hals heeft omsnoerd. Verdachte heeft [slachtoffer] gestoken met een mes en hij heeft tegen haar hoofd geschopt. De genoemde feitelijkheden in samenhang beschouwd maken dat de gewelddadige dood van [slachtoffer] aan beide verdachten kan worden toegerekend. Verdachte en [medeverdachte] hebben vervolgens samen de woning verlaten en zij hebben voorwerpen die tot het bewijs hadden kunnen bijdragen verdoezeld. De rechtbank is van oordeel dat uit het vorenstaande blijkt van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] , zodat sprake is van medeplegen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte] opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, op de wijze zoals hierna in de bewezenverklaring onder 4.4. is beschreven.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 28 april 2014 tot en met 29 april 2014 te Andijk, gemeente Medemblik, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader met dat opzet, met kracht,
- een snoer om de keel/hals van die [slachtoffer] getrokken en met dat snoer samendrukkend en/of omsnoerend geweld uitgeoefend op de keel/hals van die [slachtoffer] , en
- meermalen tegen het hoofd van die [slachtoffer] geslagen/gestompt en
- meermalen tegen het aangezicht en tegen het hoofd van die [slachtoffer] getrapt/geschopt, en
- meermalen met een mes gestoken en gesneden in de hals van die [slachtoffer] ,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Verdachte heeft gesteld dat [slachtoffer] , nadat het snoer om haar nek was gedaan en zij was ingezakt, is opgestaan, naar de keuken is gelopen waar zij een mes heeft gepakt waarmee zij verdachte heeft aangevallen. Verdachte heeft zich tegen deze aanval verdedigd door het mes van [slachtoffer] tijdens een worsteling af te pakken en haar tweemaal in de nek te steken, aldus verdachte.
De rechtbank begrijpt dat verdachte hiermee heeft bedoeld zich te beroepen op noodweer.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht dit verweer te verwerpen.
De rechtbank acht dit door verdachte geschetste noodweerscenario niet aannemelijk. Zij wijst in dit verband op voormeld sectieverslag waarin is vermeld dat er tekenen waren van bij leven inwerking van samendrukkend en omsnoerend geweld aan de hals met oppervlakkige huidbeschadiging, onderhuidse bloeduitstorting en breuk van het strottenhoofd ten gevolg, waarvan de rechtbank het aannemelijk acht dat dit letsel door het door [medeverdachte] gebruikte samendrukkend/omsnoerende geweld is ontstaan.
Gelet hierop, in het bijzonder op het feit dat het strottenhoofd was gebroken, in samenhang met de verklaring van verdachte dat [slachtoffer] is ingezakt nadat haar hals omsnoerd was, gaat de rechtbank ervan uit dat [slachtoffer] toen fysiek niet meer in staat was op te staan, laat staan naar de keuken te lopen, een mes uit een keukenla te pakken en verdachte daarmee aan te vallen.
Nu niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, verwerpt de rechtbank het beroep op noodweer.
Het onder 4.4. bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van doodslag.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank verwerpt het beroep op noodweerexces, nu zij, zoals hiervoor onder 5 is overwogen, het niet aannemelijk acht dat er sprake is geweest van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van verdachte waartegen verdediging geboden was.
De rechtbank heeft bij haar oordeel omtrent de strafbaarheid van verdachte acht geslagen op het Pro Justitia Rapport van het Pieter Baan Centrum (PBC), gedateerd 15 mei 2015, opgesteld door psycholoog C. Salet en psychiater D. Naus.
Het Pro Justitia Rapport houdt onder meer het volgende in. Bij verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis, te weten ADHD, en polydrugafhankelijkheid. Tevens is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Daarbij zijn kenmerken van psychopathie geconstateerd. Verdachte presenteert zich als een egocentrische, sterk zelfbepalende, spanning zoekende impulsieve man, die grote moeite heeft om te plannen, die al zijn hele leven bij de dag leeft, en die een zeer beperkt gevoelsleven en een matig ontwikkelde gewetensfunctie heeft. De psycholoog en psychiater stellen in het rapport dat ook ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde sprake was van ADHD, afhankelijkheid van verschillende middelen en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Verdachte lijkt de mogelijke gevolgen van zijn gedrag niet te hebben overdacht. Een eventueel nee zeggen tegen zijn zwager (medeverdachte) lijkt niet in verdachte te zijn opgekomen. Hierbij spelen zowel zijn impulsiviteit ten gevolge van zijn ADHD als zijn spanningzoekende component die grotendeels moet worden gerelateerd aan de persoonlijkheidsstoornis een rol. Verdachte zou ‘nee’ hebben kunnen zeggen tegen het verzoek om naar het slachtoffer te gaan, maar heeft dit niet gedaan. Verdachte wordt zijn hele leven gedreven door primitieve impulsen en thrill-seeking waar hij tot nu toe nauwelijks weerstand aan heeft kunnen bieden. Het lukt hem niet vooraf en in het hier en nu zijn gedrag te beïnvloeden en zijn impulsiviteit te verminderen. Niet duidelijk is geworden wat verdachte uiteindelijk triggerde direct voorafgaand aan het ten laste gelegde, om zo buitenproportioneel agressief te reageren. Verdachte kan of wil hier geen inzicht in geven. Een dermate heftige agressie past niet binnen het delictpatroon van verdachte. Tijdens de observatieperiode leek verdachte weinig krenkbaar, waarbij hij niet uitzonderlijk snel de confrontatie met anderen aangaat. Het is de onderzoekers niet helder geworden waarom verdachte ten tijde van het ten laste gelegde de controle kwijtraakte. Ondanks dat de omstandigheden vlak voor het ten laste gelegde onvoldoende helder zijn geworden en verdachte mogelijk meer middelen heeft gebruikt dan dat hij nu aangeeft, is er hoe dan ook sprake van een aanmerkelijke mate van thrill-seeking en zijn grote mate van impulsief en ondoordacht reageren. De onderzoekers adviseren het ten laste gelegde feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank verenigt zich met bovenstaande conclusie en beschouwt verdachte voor het bewezenverklaarde verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het hiervoor bewezenverklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de straf en maatregel

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren met aftrek van de periode die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht en dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd. De officier van justitie heeft bij de bepaling van de strafeis rekening gehouden met de ernst van het feit, de documentatie van verdachte en de conclusies uit de hiervoor vermelde Pro Justitia Rapportage. De officier van justitie rekent het verdachte zwaar aan dat hij ongeremd en zeer excessief geweld tegen het slachtoffer heeft gebruikt. Zij vordert de TBS-maatregel in combinatie met een lange gevangenisstraf ter beveiliging van de maatschappij en is van mening dat de TBS-maatregel ongemaximeerd dient te zijn.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en voorts aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden dan wel met dwangverpleging op te leggen.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf en maatregel die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft met zijn medeverdachte op buitengewoon brute en gruwelijke wijze [slachtoffer] om het leven gebracht. Nadat de hals van het slachtoffer was samengedrukt met een snoer, is het slachtoffer meermalen tegen het hoofd geschopt en met een mes gestoken. De gevolgen van deze geweldsexplosie van verdachte moeten verschrikkelijk geweest zijn voor het weerloze slachtoffer.
[slachtoffer] is het meest fundamentele recht ontnomen waarover de mens beschikt: het recht op leven. Onherstelbaar verlies en leed is toegebracht aan de nabestaanden van [slachtoffer] . Dit is ter terechtzitting gebleken uit de, in het kader van de uitoefening van het spreekrecht, uitgesproken verklaring van de kinderen. Na een moeilijke periode in het leven van [slachtoffer] , waarin het contact met de kinderen verbroken was, leek een periode van toenadering aan te breken. Daar is door toedoen van verdachte en zijn mededader nu een abrupt einde aan gekomen.
Tevens is door dit delict de rechtsorde ernstig geschokt. Een gebeurtenis als de onderhavige wekt gevoelens van afschuw, angst en onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank rekent verdachte dit feit zwaar aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd
9 februari 2016, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder ter zake van geweldsdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren. De rechtbank wijst daarbij nadrukkelijk op de veroordeling van de rechtbank te Alkmaar van 3 april 2012, waarbij aan verdachte de ISD-maatregel is opgelegd. In dat kader werd hij behandeld bij de Forensische Psychiatrische Kliniek (FPK) De Woenselse Poort, welke behandeling vanaf
18 april 2014 nog op vrijwillige basis tot 2 mei 2014 liep. Ongeveer tien dagen nadat de verplichte behandeling was afgelopen, heeft verdachte het onderhavige feit gepleegd.
- het hiervoor vermelde Pro Justitia Rapport van het Pieter Baan Centrum.
Gevangenisstraf
De rechtbank is van oordeel dat het bewezen verklaarde feit, gezien de ernst daarvan, dient te worden bestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij de hoogte van de gevangenisstraf – naast hetgeen hiervoor is overwogen – rekening gehouden met het feit dat verdachte (zoals hierboven onder 6. is vermeld) als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. Ook wordt rekening gehouden met de maatregel die, zoals hierna zal worden overwogen, aan verdachte zal worden opgelegd.
Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf passend en geboden.
TBS met dwangverpleging
Zoals hiervoor onder 6. is overwogen, hebben de gedragsdeskundigen vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, te weten ADHD en polydrugafhankelijkheid, en een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis.
Het bovengenoemde Pro Justitia Rapport houdt betreffende het recidiverisico en mogelijke interventies samengevat het volgende in.
Verdachte leeft bij de dag, heeft een beperkt gevoel voor normen en waarden, deinst er niet voor terug om agressief te reageren als anderen hem uitdagen of provoceren, heeft weinig last van schuldgevoel, ervaart detentie niet als straf en lijkt hier ook niet wezenlijk van te leren. Hoewel verdachte aangeeft geen verslavingsprobleem te hebben, is de verwachting dat hij zonder adequate behandeling niet in staat zal zijn het gebruik van middelen te stoppen en zal hij na kortere of langere tijd opnieuw vervallen in heftig druggebruik. Er is bij verdachte in geen enkele mate sprake van slachtofferemphatie en/of schuld- en schaamtegevoelens. Of het verdachte er in de toekomst van kan weerhouden opnieuw in een dergelijke situatie terecht te komen wordt dan ook betwijfeld. Met name het thrill-seeking gedrag en het onvermogen van verdachte om de mogelijke gevolgen van zijn gedrag van tevoren in te schatten en hierop te acteren, zelfs zonder excessief middelengebruik, en het verminderde geweten zijn belangrijke risicofactoren. Verdachte zegt behandeld te willen worden, maar dit heeft een voorwaardelijkheid in zich. Het al dan niet slagen van een behandeling en de motivatie voor een behandeling hangt sterk af van de mate van ‘klik’ die verdachte ervaart met behandelaars. Wanneer het verdachte – inherent aan een behandeling – moeilijk wordt gemaakt, is de verwachting dat de motivatie voor behandeling snel afneemt, ook gezien het beperkte doorzettingsvermogen van verdachte. De onderzoekers schatten de kans op herhaling van een geweldsdelict hoog in. Teneinde het risico op herhaling van een geweldsdelict te verminderen dient met name het gebruik van alcohol en drugs te worden verminderd, gezien de veelvuldige geweldsincidenten in het verleden onder invloed van middelen. Echter, de mogelijk beperkte rol van middelen in het huidige ten laste gelegde suggereert andere (meer) belangrijke risicofactoren. De vermindering van thrill-seeking gedrag is moeilijk. Dit heeft onder andere de functie om de innerlijke leegte te camoufleren of op te vullen. Het zoeken naar andere vormen van maatschappelijk geaccepteerde en minder schadelijke gedragsalternatieven zal in de behandeling aan bod moeten komen. Daarnaast zou een adequate behandeling van de ADHD de innerlijke onrust kunnen verminderen en daarmee ook een gedeelte van het thrill-seeking gedrag. Tevens zal een goede ADHD-behandeling verdachte meer rust en ruimte in zijn hoofd geven om te leren plannen en organiseren, en stil te staan bij de mogelijke gevolgen van zijn handelen, hetgeen de risicoprognose in gunstige zin zou kunnen beïnvloeden. Als laatste zou een langdurige psychotherapeutische behandeling binnen een ‘holding environment’ verdachte meer zicht kunnen geven op zijn driften en drijfveren, waarna hij idealiter meer toegang zal krijgen tot zijn gevoelsleven inclusief angsten en schuldgevoelens, en is het van belang dat verdachte deelneemt aan ego-versterkende therapieën teneinde zijn innerlijke leegte te verminderen. Het al of niet slagen van een dergelijke langdurige therapie valt of staat bij een langdurige intrinsieke motivatie van verdachte. De behandeling binnen FPK De Woenselse Poort heeft aangetoond dat bij een te weinig beperkende maatregel en een te snelle resocialisatie verdachte zich geregeld onttrekt aan afspraken en terugvalt in middelengebruik, hetgeen de motivatie als sneeuw voor de zon doet verdwijnen. Verder is er, zonder langdurige intensieve behandeling, het risico op verdere verharding hetgeen de behandelprognose in ongunstige zin beïnvloedt. Een langdurig traject waaraan verdachte zich niet kan onttrekken is dan ook geïndiceerd. Wat betreft het juridische kader waarin een dergelijke behandeling dient plaats te vinden achten de deskundigen gezien de hardnekkigheid en de ernst van de problematiek, de te verwachte duur van de behandeling en de noodzakelijke beveiliging een TBS-maatregel met dwangverpleging onontkoombaar, hetgeen dan ook wordt geadviseerd.
De rechtbank onderschrijft de hiervoor weergegeven conclusies van de deskundigen en maakt deze tot de hare.
De rechtbank is van oordeel dat de terbeschikkingstelling van verdachte dient te worden gelast en dat zijn verpleging van overheidswege dient te worden bevolen, nu bij verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, het door verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel eist.
Nu de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd te zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten medeplegen van doodslag, kan de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar te boven gaan.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 37a, 37b, 47 en 287 van het Wetboek van Strafrecht;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte impliciet primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
8 [acht] jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld, en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E.C. de Wit, voorzitter,
mr. D.D.M. Hazeu en mr. N. Boots, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. F. van den Brink,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 april 2016.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het is een feit van algemene bekendheid dat Andijk in de gemeente Medemblik is gelegen.
3.Proces-verbaal bevindingen verbalisant [verbalisant] d.d. 22 mei 2014, pagina E1-15.
4.Proces-verbaal bevindingen verbalisanten [verbalisanten] d.d. 29 april 2014, pagina’s 1 en 2.
5.Proces-verbaal bevindingen verbalisant [verbalisant] d.d. 6 mei 2014, pagina E1-20.
6.Een geschrift, te weten een schouwverslag van forensisch arts W. Barends d.d. 30 april 2014, pagina E1-26.
7.Een geschrift, te weten een sectierapport van Symbiant opgemaakt door forensisch pathologen drs. P.M.I. van Driessche en drs. F.R.W. van de Goot d.d. 19 juni 2014, pagina’s F2-580 t/m 583.
8.Een geschrift, te weten een ongedateerd radiologisch rapport van Maastricht UMC+, opgemaakt door radioloog
9.Proces-verbaal van aanhouding verdachte [medeverdachte] , pagina B01-18 en proces-verbaal van aanhouding verdachte [medeverdachte]
10.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] d.d. 19 augustus 2014, pagina’s G-103 t/m 106, 112 en 116.
11.Proces-verbaal bevindingen verbalisanten [verbalisanten] d.d. 14 oktober 2014, pagina’s G-289 en 290.
12.Proces-verbaal verhoor [getuige 3] bij de rechter-commissaris d.d. 21 januari 2015, los proces-verbaal, pagina’s 4 en 5.
13.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4] d.d. 28 oktober 2014, pagina’s G-399 t/m 401.
14.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 5] d.d. 30 oktober 2014, pagina’s G-404 en 405.
15.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI d.d. 8 augustus 2014, pagina F2-497 en 498.
16.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI d.d. 15 juli 2014, pagina’s F2-452 en 453.
17.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 6 februari 2015 (11:04 uur), los proces-verbaal, pagina 4 en 5.
18.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 29 oktober 2014, pagina B2-166.
19.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 28 oktober 2014, pagina’s B2-142 en 147.
20.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 6 februari 2015 (11:04 uur), los proces-verbaal, pagina 3.
21.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 28 oktober 2014, pagina’s B2-142.
22.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 6 februari 2015 (11:04 uur), los proces-verbaal, pagina 3.
23.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 28 oktober 2014, pagina’s B2-142 en 143.
24.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 6 februari 2015 (11.04 uur), los proces-verbaal, pagina’s 3 en 8.
25.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 6 februari 2015, los proces-verbaal, pagina 11.
26.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 28 oktober 2014, pagina B2-143.
27.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 28 oktober 2014, pagina B2-144.
28.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 6 februari 2015 (11:04 uur), los proces-verbaal, pagina 4.
29.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 6 februari 2015 (11:04 uur), los proces-verbaal, pagina 14.
30.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 6 februari 2015 (11:04 uur), los proces-verbaal, pagina 17.
31.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 28 oktober 2014, pagina’s B2-146 en 149 en proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 13 november 2014, pagina 187.
32.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 13 november 2015, los proces-verbaal, pagina B2-190.
33.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 17 juni 2015, los proces-verbaal, pagina 5.
34.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 6 februari 2015 (11:04 uur), los proces-verbaal, pagina 4.
35.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 6 februari 2015 (11:04 uur), los proces-verbaal, pagina 15.
36.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 17 juni 2015, los proces-verbaal, pagina 4.
37.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 29 oktober 2014, pagina B2-164.
38.Proces-verbaal verhoor getuige [betrokkene 1] d.d. 22 oktober 2014, pagina’s G-423, 425 en 427.