ECLI:NL:RBNHO:2016:3422

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 april 2016
Publicatiedatum
26 april 2016
Zaaknummer
15/871335-14
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak medeplegen moord en veroordeling medeplegen doodslag met gevangenisstraf

Op 26 april 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van moord en doodslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een medeverdachte, betrokken was bij de gewelddadige dood van een slachtoffer in Andijk. De feiten vonden plaats in de nacht van 28 op 29 april 2014, toen de verdachte en de medeverdachte naar de woning van het slachtoffer gingen om een conflict over een zakelijke transactie te bespreken. Tijdens dit gesprek escaleerde de situatie, leidend tot geweld. De verdachte heeft het slachtoffer met een snoer om de hals gewurgd en meermalen geslagen, terwijl de medeverdachte het slachtoffer met een mes heeft gestoken. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor voorbedachte raad, en sprak de verdachte vrij van moord, maar verklaarde hem wel schuldig aan medeplegen van doodslag. De rechtbank legde een gevangenisstraf van negen jaren op, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd. De verdachte werd als licht verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, wat invloed had op de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/871335-14 (P)
Uitspraakdatum: 26 april 2016
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 2 december 2014, 24 februari 2015, 19 mei 2015, 11 augustus 2015, 3 november 2015,
5 januari 2016, 17 februari 2016, 11 april en 12 april 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres] ,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zwaag te Zwaag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G. Visser en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.H.S. Vogel, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Primair
hij in of omstreeks de periode van 28 april 2014 tot en met 29 april 2014 te Andijk, gemeente Medemblik, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met kracht,
- een snoer, althans een op een snoer gelijkend voorwerp, om de keel/hals van die [slachtoffer] getrokken en/of met dat snoer/voorwerp de keel/hals van die [slachtoffer] dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden, althans met dat snoer/voorwerp samendrukkend en/of omsnoerend geweld uitgeoefend op de keel/hals van die [slachtoffer] , en/of
- meermalen (al dan niet met (een) (hard) voorwerp(en)) op/tegen het (aan)gezicht en/of op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] geslagen/gestompt en/of
- meermalen op/tegen het (aan)gezicht en/of op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] getrapt/geschopt, en/of
- meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig en/of scherprandig voorwerp, gestoken en/of gesneden in de hals van die [slachtoffer] ,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 28 april 2014 tot en met 29 april 2014 te Andijk, gemeente Medemblik, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, met zijn mededader naar de woning van die [slachtoffer] is gegaan, waarna verdachte en/of zijn mededader de woning van die [slachtoffer] heeft/hebben doorzocht (terwijl die [slachtoffer] in bedwang werd gehouden en/of terwijl die [slachtoffer] verdachte en/of zijn medader(s) niet van dit doorzoeken kon weerhouden ten gevolge van
het door verdachte en/of zijn mededader op die [slachtoffer] uitgeoefende geweld) terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader:
- een snoer, althans een op een snoer gelijkend voorwerp, om de keel/hals van die [slachtoffer] heeft/hebben getrokken en/of met dat snoer/voorwerp de keel/hals van die [slachtoffer] heeft/hebben dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden, althans met dat snoer/voorwerp samendrukkend en/of omsnoerend geweld heeft/hebben uitgeoefend op de keel/hals van die [slachtoffer] , en/of
- meermalen (al dan niet met (een) (hard) voorwerp(en)) op/tegen het (aan)gezicht en/of op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen/gestompt en/of
- meermalen op/tegen het (aan)gezicht en/of op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben getrapt/geschopt, en/of
- meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig en/of scherprandig voorwerp, heeft/hebben gestoken en/of gesneden in de hals van die [slachtoffer] ,
welk feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

Op 29 april 2014 om 17.14 uur is bij de meldkamer van de Politie Eenheid Noord-Holland de melding binnen gekomen van [getuige 1] dat zij in de woning aan de [adres] te Andijk een persoon, op de buik, voorover in een plas bloed heeft zien liggen. Een eenheid van de surveillancedienst gaat ter plaatse en treft in de woning een persoon aan waarvan het bovenlichaam in een plas bloed ligt. Ambulancepersoneel stelt vast dat deze persoon koud aanvoelt en dat er geen pols te voelen is. Forensisch arts W. Barends constateert dat de persoon is overleden en dat sprake is van een niet-natuurlijke dood. De persoon blijkt [slachtoffer] te zijn. [slachtoffer] ging door het leven als [slachtoffer] en was met een traject bezig van geslachtsverandering. Gelet hierop zal de rechtbank [slachtoffer] hierna ook aanduiden als [slachtoffer] .
Er wordt een strafrechtelijk onderzoek gestart naar de gewelddadige dood van [slachtoffer] onder de naam 10Olympus.
Uit getuigenverklaringen komt naar voren dat [slachtoffer] de inboedel van een kringloopwinkel van verdachte had gekocht en dat er een conflict was ontstaan over de overname daarvan. Verdachte zou de inboedel voor € 6.000,- hebben willen verkopen aan [slachtoffer] , maar toen hij met de noorderzon was vetrokken, heeft zijn vrouw, [betrokkene] , de inboedel voor
€ 500,- aan [slachtoffer] verkocht.
Op 5 juni 2014 komt er een melding binnen bij Meld Misdaad Anoniem. De melder noemt de naam van [medeverdachte] (fon.) in combinatie met de dood van [slachtoffer] in Andijk. [medeverdachte] (medeverdachte) is de broer van [betrokkene] en de zwager van verdachte.
In de woning van [slachtoffer] wordt bloed aangetroffen dat volgens het NFI matcht met het
DNA-profiel van [medeverdachte] , met een matchkans van kleiner dan 1 op 1 miljard.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben verklaard dat zij in de woning van [slachtoffer] zijn geweest in de avond/nacht van 28 op 29 april 2014. Zij bekennen beiden bepaalde geweldshandelingen jegens [slachtoffer] te hebben verricht.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (medeplegen van) moord of doodslag.

4.Bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van medeplegen van moord en bewezenverklaring van medeplegen van doodslag. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat niet bewezen kan worden dat sprake was van voorbedachte raad. Ten aanzien van medeplegen van doodslag heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte en [medeverdachte] op initiatief van verdachte samen naar de woning van [slachtoffer] zijn gegaan in verband met het conflict dat verdachte met [slachtoffer] had en dat zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] geweldshandelingen hebben verricht. Verdachte heeft [slachtoffer] geslagen en het snoer om de nek van [slachtoffer] gehouden. Uit het sectierapport blijkt dat het samendrukkend/omsnoerend geweld op zich het overlijden van [slachtoffer] kan verklaren maar zeker in combinatie met de andere geweldshandelingen. De handelingen die verdachte tezamen met [medeverdachte] heeft gepleegd, waren gericht op de dood van [slachtoffer] . Ten slotte betrekt de officier van justitie bij haar standpunt dat ook de handelingen na afloop van het feit een indicatie geven voor de samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] . Zij hebben gezamenlijk de woning verlaten en beide verdachten hebben later die nacht sporen verdoezeld. De officier van justitie concludeert dat verdachte een substantiële bijdrage heeft geleverd aan de dood van [slachtoffer] en dat verdachten bewust en nauw met elkaar hebben samengewerkt, zodat sprake is van medeplegen.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het primair aan hem ten laste gelegde feit. De raadsman stelt dat er geen sprake was van voorbedachte raad. Ten aanzien van medeplegen van doodslag heeft de raadsman gesteld dat verdachte slechts een klap tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft gegeven en even het snoer dat [medeverdachte] om haar nek had gedaan, heeft vastgehouden, waarna hij naar boven is gegaan om geld te zoeken. In dit verband heeft de raadsman betoogd dat de processen-verbaal met de uitgewerkte OVC-gesprekken, waarin is opgenomen dat verdachte zou hebben gezegd dat hij een mes heeft gepakt en bloed op de muur zag springen, niet voor het bewijs gebruikt kunnen worden, nu het NFI tot de conclusie is gekomen dat de inhoud daarvan niet betrouwbaar is. Verdachte heeft het geweld dat [medeverdachte] na het vertrek van verdachte naar de bovenverdieping heeft toegepast, niet kunnen en hoeven voorzien. De summiere geweldshandelingen die verdachte heeft verricht waren niet op de dood van [slachtoffer] gericht en hebben hier ook geen wezenlijke bijdrage aan geleverd. De raadsman concludeert dat geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] .
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte zich mogelijk schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld in vereniging gepleegd. Echter, bij gebreke van een causaal verband tussen het opzet van verdachte en het gevolg, te weten de dood van het slachtoffer, kan verdachte niet schuldig worden bevonden aan een dergelijke poging met de dood als gevolg.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak ten aanzien van medeplegen van moord
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden bewezen verklaard dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] met voorbedachte raad het slachtoffer van het leven heeft beroofd. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het impliciet primair ten laste gelegde, te weten het medeplegen van moord op [slachtoffer] . Op grond van de processtukken en het verhandelde ter terechtzitting is niet komen vast te staan dat er sprake was van een vooraf beraamd plan om [slachtoffer] van het leven te beroven.
4.3.2.
Bewezenverklaring ten aanzien van medeplegen van doodslag
I. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van medeplegen van doodslag op grond van het volgende.
Op 29 april 2014 om 17.14 uur komt er een melding binnen bij de meldkamer van de Politie Eenheid Noord-Holland. De meldster, [getuige 1] , vertelt dat zij in de woning aan de [adres] te Andijk (gemeente Medemblik) [2] een persoon op de vloer heeft aangetroffen die volgens haar niet meer leeft. [3] Ter plaatse treffen de verbalisanten in de woning een persoon aan, die op de grond op de buik ligt. Rond het bovenlichaam van de persoon ligt een plas bloed. Ambulancepersoneel voelt geen pols bij het slachtoffer en het slachtoffer voelt koud aan. [4] Het slachtoffer blijkt [slachtoffer] te zijn. [5]
Forensisch arts W. Barends concludeert in het schouwverslag dat sprake is van een niet-natuurlijke dood. [6]
Op het lichaam van het slachtoffer is sectie verricht.
Het lichaam toonde het op het gehele hoofd op diverse plaatsen en uitgebreid letsels, met name aan de rechter- en voorzijde van het gelaat en aan het achterhoofd. De letsels betroffen onderhuidse bloeduitstortingen, oppervlakkige huidbeschadigingen en ruwrandige huiddefecten. De forse letsels aan het aangezicht en het hoofd (en dan met name aan de aangezichtsschedel en aan de wervelkolom van de hals) waren het gevolg van bij leven inwerking van meermalen en zeer fors uitwendig mechanisch stomp botsend geweld, zoals bijvoorbeeld kan optreden door hard geschopt worden in het gelaat of tegen het hoofd, met een substantieel voorwerp geslagen worden in het gelaat of tegen het hoofd of met het gelaat ergens hard tegen aan komen. Verder waren er letsels aan de hals. Enerzijds was er scherprandige klieving van de hals zoals ten gevolge van inwerking bij leven van uitwendig mechanisch stekend en snijdend geweld, zoals bijvoorbeeld kan optreden bij het herhaaldelijk steken en snijden met bijvoorbeeld een mes of een ander scherprandig en scherppuntig voorwerp. Eveneens waren er tekenen van bij leven inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend dan wel samendrukkend en omsnoerend geweld aan de hals met oppervlakkige huidbeschadiging, onderhuidse bloeduitstorting en breuk van het strottenhoofd ten gevolg, zoals door bijvoorbeeld het omsnoerd worden van de hals.
Er is letseldateringsonderzoek ingezet teneinde een volgorde aan te geven in de letsels. Hierbij leek er sprake van een eenmalige serie geweldshandelingen (stomp/botsend dan wel samendrukkend/omsnoerend enerzijds en anderzijds stekend/snijdend) die gedurende een periode van minuten is toegebracht. Het beeld is aannemelijker om aan te treffen als een deel van de letsels ten gevolge van het botsend geweld eerder zou zijn opgelopen dan de letsels ten gevolge van het stekend/snijdend geweld. In het sectierapport wordt vervolgens geconcludeerd dat het overlijden zondermeer verklaard wordt door uitgebreide weefselschade en verwikkelingen ten gevolge van:
- meermalen inwerking bij leven van uitwendig mechanisch stomp botsend geweld aan het hoofd (met fors geweld aan het aangezicht en de wervelkolom van de hals);
- alsook inwerking bij leven van uitwendig mechanisch stomp botsend dan wel samendrukkend of omsnoerend geweld aan de hals;
- en inwerking bij leven van uitwendig mechanisch stekend en snijdend geweld aan de hals.
De mate van bijdrage van de verschillende types geweldsinwerking aan het intreden van de dood kan niet worden gesteld. Alle kunnen op zich, en al zeker in combinatie, het overlijden verklaren. [7]
Voorts is er radiologisch onderzoek verricht. Hieruit blijkt dat aan de schedel sprake was van een fractuur van het zygoma (jukbeen), de orbita (oogkas), een fractuur van wanden van de sinus maxillaris (neus bijholte) en uitgebreide fracturen van de ethmoid cellen (centrale neusbijholte). Deze gefractureerde structuren zijn naar binnen verplaatst. Tevens is er een fractuur van de neus. Bij de hals blijkt van een fractuur van het thyroid (kraakbeen rond schildklier), waarbij het midden deel naar centraal is verplaatst. [8]
Op respectievelijk 19 augustus 2014 en 21 oktober 2014 zijn medeverdachte [medeverdachte] en verdachte aangehouden in verband met de gewelddadige dood van [slachtoffer] . [9]
Getuige [getuige 2] verklaart op 19 augustus 2014 dat er drie of vier maanden geleden een moord is gepleegd in Andijk. [getuige 2] , die toen samenwoonde met een goede vriend van verdachte, [getuige 3] , verklaart daarover dat verdachte ’s nachts bij hun huis stond te schreeuwen: ‘Je moet me helpen, je moet me helpen mijn kleren te verdoezelen. Ik heb er een vermoord’. [getuige 2] lag op dat moment in bed en hoorde dat verdachte sprak met [getuige 3] . [getuige 3] heeft verdachte binnengelaten. [getuige 2] verklaart dat zij verdachte tegen [getuige 3] heeft horen zeggen dat hij de persoon zodanig tegen het gezicht geschopt had dat het gezicht niet meer herkenbaar was. [getuige 2] is bijgebleven dat verdachte zei dat de neus van het slachtoffer was verbrijzeld en naar binnen geslagen en dat zijn ogen eruit puilden. Verdachte is naar de woning van het slachtoffer gegaan om te praten, maar dit is uit de hand gelopen. Verdachte zei telkens: ‘We zijn er heen gegaan’. Ze zouden beiden binnen zijn geweest. Verdachte noemde zichzelf ‘buiten zinnen’. Hij heeft zo hard lopen trappen dat hij (de rechtbank begrijpt: het slachtoffer) niet meer te herkennen was. Verdachte is blijven slapen bij [getuige 3] en [getuige 2] , en heeft de woning de volgende dag verlaten. [getuige 2] heeft later met [getuige 3] over het voorval gesproken. [getuige 3] verklaarde dat [getuige 2] niets mocht zeggen en dat verdachte er waarschijnlijk een vermoord had. [getuige 3] vertelde dat ze wilden praten en het slachtoffer iets verkeerds zei. Verdachte draaide door. [getuige 3] heeft voorgedaan hoe verdachte geschopt zou hebben. [getuige 3] vertelde dat verdachte eerst had geslagen. [10]
Getuige [getuige 3] verklaart tegen verbalisanten dat hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) heeft geslagen, dat er messen zijn gepakt en dat daarmee is gestoken. [11] [getuige 3] verklaart tegenover de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank dat verdachte op enig moment midden in de nacht bij hem en [getuige 2] thuis kwam en dat verdachte bloedspetters op zijn shirt had. Verdachte verklaarde dat er iets uit de hand was gelopen. Hij wilde iemand bang maken. Verdachte zou voorts tegen [getuige 3] hebben gezegd dat er een worsteling was ontstaan en dat hij iemand een paar schoppen had gegeven. Hij is in een auto gezet met de bedoeling iemand bang te maken. [12]
De moeder van [getuige 3] , [getuige 4] , heeft verklaard dat hij ( [getuige 3] ) haar heeft verteld dat verdachte die nacht bij hem en [getuige 2] kwam. [getuige 3] vertelde dat verdachte onder het bloed zat, dat verdachte gevochten had, daarbij een mes had gebruikt en dat hij gestoken had. Later hoorde zij dat er nog een persoon bij betrokken was. [13] De tante van [getuige 3] , [getuige 5] , heeft verklaard dat zij binnen 48 uur (de rechtbank begrijpt nadat verdachte in de woning van [slachtoffer] was geweest) van [getuige 3] heeft gehoord dat verdachte bij hem de achtertuin in was gekomen, dat hij onder het bloed zat en dat hij iemand had gestoken. [14]
In de woning van [slachtoffer] is forensisch onderzoek verricht. De binnenzijde en de randen van het handvat van de aslade zijn bemonsterd. Het DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering is opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Hierbij is een match gevonden met het DNA-profiel van [medeverdachte] . De matchkans van het DNA-profiel is kleiner dan 1 op 1 miljard. [15] Voorts is in de keuken de rechter zijkant van de lade links naast de spoelbak bemonsterd. Het DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering matcht met het DNA-profiel van [medeverdachte] . De matchkans is kleiner dan 1 op 1 miljard. [16]
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben verklaringen afgelegd over wat er is voorgevallen op de avond en nacht van 28 op 29 april 2014. [medeverdachte] verklaart dat hij rond 16.00 uur door verdachte werd gebeld met de mededeling dat de verkoop van de inboedel van de kringloopwinkel niet was afgehandeld en hem gevraagd werd of hij wilde helpen bij een gesprek over het geld. [17] Verdachte antwoordt op de vraag waarom hij [medeverdachte] heeft gebeld om mee te gaan naar [slachtoffer] : ‘Het enige dat ik dacht het is een stoer jongetje’. [18]
Verdachte en [medeverdachte] hebben elkaar die dag ontmoet in Amsterdam en zijn vervolgens
’s avonds samen per trein naar Hoogkarspel gereisd van waaruit zij gezamenlijk naar de woning van [slachtoffer] zijn gelopen. Bij de woning van [slachtoffer] klopt verdachte op het raam. [slachtoffer] laat verdachte en [medeverdachte] binnen. Verdachte, [medeverdachte] en [slachtoffer] gaan aan de tafel zitten. Het gesprek begint normaal, maar daarna wordt de sfeer ‘raar’. [19] Verdachte vraagt [slachtoffer] naar de bedreigingen jegens [betrokkene] en de kinderen. [medeverdachte] hoort op dat moment voor het eerst van deze bedreigingen. [20] [slachtoffer] neemt de bedreigingen niet terug en uit nog meer bedreigingen. [21] [slachtoffer] staat op en zegt dat verdachte en [medeverdachte] de tent moeten verlaten. [medeverdachte] staat ook op en [slachtoffer] en [medeverdachte] raken met elkaar in gevecht. [22] Verdachte slaat [slachtoffer] tegen het hoofd. [23] Verdachte doet een snoer, dat hij heeft gepakt, om de keel van [slachtoffer] . Verdachte trekt [slachtoffer] van [medeverdachte] af. Verdachte heeft hem (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) even vastgehouden waardoor [slachtoffer] gewoon neer ging, ‘tot het klaar was’, aldus [medeverdachte] . [24] [medeverdachte] verklaart daarover: ‘Hij ging in één keer pleitte. Hij zakte wat in.’ [25] Verdachte heeft het snoer vastgehouden [26] en op enig moment het snoer losgelaten. Verdachte ziet dat [medeverdachte] [slachtoffer] slaat. Het snoer zat toen nog om de hals van [slachtoffer] . [27]
Op enig moment steekt [medeverdachte] [slachtoffer] twee keer met een mes in de nek. [28] [medeverdachte] krijgt hierdoor bloed in zijn mond en verklaart daarover: ‘En toen flipte ik gewoon door’. [29] [medeverdachte] verklaart dat hij er niet van uitging dat [slachtoffer] daarna nog leefde. Hij zegt daarover: ‘Er kwam gewoon geen beweging of niks meer’. [30] Verdachte verklaart dat hij een gat in de nek van [slachtoffer] zag en veel bloed. Verdachte verklaart voorts dat [slachtoffer] er niet meer uit zag. [31] Verdachte ziet op enig moment dat [medeverdachte] een aslade vasthoudt. [32] [medeverdachte] verklaart dat hij uit woede as over [slachtoffer] heeft gegooid. [33]
Verdachte en [medeverdachte] verlaten samen de woning van [slachtoffer] . [34] Onderweg belt verdachte met zijn mobiele telefoon naar [betrokkene] . [medeverdachte] pakt de telefoon van verdachte af en gooit hem weg. [35]
[medeverdachte] heeft het mes in zijn zak gestopt en buiten weggegooid. [36] Verdachte heeft binnen het snoer gepakt en dat vlakbij de woning van [slachtoffer] weggegooid. [37]
[betrokkene] verklaart dat [medeverdachte] en verdachte naar de woning van [slachtoffer] zijn gegaan en dat het toen zwaar is geëscaleerd. Verdachte heeft [slachtoffer] een klap van achteren gegeven. Over het snoer verklaart [betrokkene] dat verdachte tegen haar heeft verteld dat dit snoer is gebruikt om hem (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) te wurgen om de nek. [38]
II. Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededader(s). De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
De rechtbank stelt vast dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op initiatief van verdachte en tegen de achtergrond van het conflict tussen verdachte en [slachtoffer] , ’s avonds laat naar de woning van [slachtoffer] zijn gegaan. In de woning ontstaat ruzie, nadat is gesproken over de bedreigingen die [slachtoffer] richting [betrokkene] en de kinderen zou hebben geuit. De rechtbank stelt vast dat verdachte vervolgens tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen en de keel/hals van [slachtoffer] heeft omsnoerd. Uit de omstandigheid dat [slachtoffer] hierdoor inzakte, leidt de rechtbank af dat verdachte dit met kracht deed. Voorts is redengevend dat uit de sectie aan het lichaam van [slachtoffer] is gebleken dat sprake is van een breuk van het strottenhoofd, waarvan de rechtbank het aannemelijk acht dat dit letsel door het door verdachte gebruikte samendrukkende/omsnoerende geweld is ontstaan. Uit voornoemd sectierapport blijkt dat het door verdachte toegepaste samendrukkend en/of omsnoerend geweld op zichzelf het overlijden van [slachtoffer] kan verklaren. Verdachte heeft derhalve met voornoemde geweldshandelingen reeds een substantiële bijdrage geleverd aan het doden van [slachtoffer] .
Niet staat vast dat verdachte, na het omsnoeren van de keel/hals van [slachtoffer] nog andere uitvoeringshandelingen heeft verricht die (kunnen) hebben bijgedragen aan de dood van [slachtoffer] . De rechtbank is van oordeel dat de door [medeverdachte] verrichte geweldshandelingen, waaronder het schoppen tegen het hoofd van [slachtoffer] en het steken in haar nek, ook aan verdachte kunnen worden toegerekend, mede gelet op de omstandigheden waaronder de situatie in de woning van [slachtoffer] is geëscaleerd en waarbij het verdachte is geweest die zodanig geweld tegen [slachtoffer] heeft gebruikt, dat dit op zichzelf de dood reeds kan hebben veroorzaakt. Verdachte heeft daarna bovendien nog gezien dat [medeverdachte] [slachtoffer] heeft geslagen. Niet is gebleken dat verdachte op enig moment heeft getracht het geweld dat zijn medeverdachte pleegde, te doen stoppen. Dit terwijl het verdachte, nadat hij het snoer had losgelaten, toch duidelijk moet zijn geweest dat het slachtoffer, gelet op de hiervoor beschreven slechte fysieke toestand van [slachtoffer] , minst genomen in hulpeloze toestand verkeerde.
Wat hiervan ook zij, verdachte heeft zich niet van het verdere geweld gedistantieerd. Of en in hoeverre de diverse geweldshandelingen ieder voor zich al dan niet tot de dood hebben geleid kan op basis van hetgeen daarover wordt verklaard, hetgeen is aangetroffen en hetgeen de deskundigen daarover hebben vermeld, niet met zekerheid worden vastgesteld. Dit doet naar het oordeel van de rechtbank evenwel niet ter zake. De genoemde feitelijkheden in samenhang beschouwd maken dat de gewelddadige dood van [slachtoffer] aan beide verdachten kan worden toegerekend.
Ten slotte wordt de nauwe en bewuste samenwerking nader ingekleurd door hetgeen na afloop van het geweldsincident heeft plaatsgevonden. Bij het gezamenlijk verlaten van de woning heeft verdachte het snoer meegenomen en [medeverdachte] het mes. Verdachte heeft het snoer in het bijzijn van [medeverdachte] weggegooid en [medeverdachte] heeft de telefoon van verdachte, terwijl hij daarmee aan het bellen was, weggegooid.
De rechtbank is van oordeel dat uit het vorenstaande blijkt van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] , zodat sprake is van medeplegen.
III. Het opzet
Anders dan de raadsman heeft bepleit, acht de rechtbank bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] . Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte een snoer om de keel/hals van [slachtoffer] heeft gedaan en dit snoer enige tijd met kracht heeft vastgehouden waardoor de keel/hals werd samengedrukt en/of omsnoerd. Het is een feit van algemene bekendheid dat door het uitoefenen van dergelijk geweld de aanmerkelijke kans bestaat dat daarmee de dood wordt veroorzaakt. Uit het sectierapport blijkt ook dat dit een doodsoorzaak kan zijn geweest. Ook verdachte moet worden geacht van dat feit op de hoogte te zijn geweest. Naar uiterlijke verschijningsvorm kan het niet anders dan dat verdachte dit gevolg ook bewust heeft aanvaard.
IV. Eindconclusie
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte] opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, op de wijze zoals hierna in de bewezenverklaring onder 4.4. is beschreven.
V. Overweging ten overvloede ten aanzien van de OVC-opnames
De officier van justitie heeft de transcriptie van de OVC-opnames die is opgemaakt door de politie in haar bewijsconstructie betrokken. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat voornoemde opnames van het bewijs dienen te worden uitgesloten.
Zoals uit de redengevende feiten en omstandigheden blijkt bezigt de rechtbank de
OVC-opnames noch de door de politie opgestelde transcriptie daarvan voor het bewijs. Het NFI heeft op verzoek van de verdediging onderzoek verricht naar een passage van de
OVC-opnames (de door de officier van justitie voor het bewijs gebruikte passage) en concludeert dat van deze passage geen transcriptie is te maken die een betrouwbaar beeld geeft van hetgeen er gezegd is. Slechts flarden van het gesprek zijn te verstaan. Waar in de politietranscriptie is opgenomen dat door verdachte wordt gezegd: ‘En ik heb een mes gepakt’, ‘En hij wou niet weg’, ‘Ja ik zag het bloed springen aan de muur’ en ‘Aan het lichaam’, wordt in de NFI-transcriptie dit gehele fragment als onverstaanbaar aangemerkt. Het NFI stelt dat bij herbeluistering en na kennisname van de politietranscriptie wel duidelijk wordt waar de uitingen gehoord kunnen zijn, maar dat de uitingen te onduidelijk zijn, waardoor alleen het ritme van deze zinnen is te volgen, maar de klanken niet goed te onderscheiden zijn.
De rechtbank onderschrijft de conclusie van het NFI. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is zowel de originele OVC opname als de verbeterde versie daarvan betreffende bovenvermelde passage afgespeeld en beluisterd en is door de rechtbank zelf waargenomen dat flarden van de gesproken tekst verstaanbaar zijn, maar dat de context ontbreekt.
De rechtbank acht gelet op het vorenstaande de transcripties van de OVC-opnames onvoldoende betrouwbaar om deze te kunnen gebruiken voor het bewijs.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 28 april 2014 tot en met 29 april 2014 te Andijk, gemeente Medemblik, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader met dat opzet, met kracht,
- een snoer om de keel/hals van die [slachtoffer] getrokken en met dat snoer samendrukkend en/of omsnoerend geweld uitgeoefend op de keel/hals van die [slachtoffer] , en
- meermalen tegen het hoofd van die [slachtoffer] geslagen/gestompt en
- meermalen tegen het aangezicht en tegen het hoofd van die [slachtoffer] getrapt/geschopt, en
- meermalen met een mes gestoken en gesneden in de hals van die [slachtoffer] ,
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van doodslag.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft bij haar oordeel omtrent de strafbaarheid van verdachte acht geslagen op de Pro Justitia Rapportage, betreffende een tripple rapportage, gedateerd 3 juli 2015, opgesteld door psychiater B.A. Blansjaar en GZ-psycholoog G.M. Jansen.
De Pro Justitia Rapportage houdt onder meer het volgende in.
Bij verdachte was ten tijde van het ten laste gelegde sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een depressie in reactie op belasting door maatschappelijke en financiële problemen en van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een persoonlijkheidsstructuur met ontwijkende en narcistische trekken. De depressieve stoornis en de gebrekkige ontwikkeling beïnvloedden de gedragskeuzes van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde in enige mate. Tijdens een depressieve episode in reactie op bovengenoemde belasting heeft verdachte zich vanuit persoonlijkheidsgebonden onvermogen teweer gesteld tegen de externe bedreiging die het slachtoffer voor hem vertegenwoordigde, waaraan hij zijn moeilijkheden tenminste deels kon wijten. De door verdachte bekende betrokkenheid bij de dood van het slachtoffer is deels te wijten aan inadequate reacties op overbelasting door een depressieve stemmingsstoornis in combinatie met ontwijkende en narcistische persoonlijkheidstrekken, zoals inadequate coping, zelfoverschatting en krenkingsgevoeligheid. Verdachte is voor zover na te gaan wel steeds in staat geweest grenzen van toelaatbaar en strafbaar gedrag te onderscheiden en grotendeels in staat geweest zijn gedrag dienovereenkomstig te bepalen. De deskundigen adviseren verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank verenigt zich met bovenstaande conclusie en beschouwt verdachte voor het bewezenverklaarde licht verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het hiervoor bewezenverklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in licht verminderde mate. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van elf jaren met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de geringe documentatie van verdachte en de conclusies uit het Pro Justitia Rapport. De officier van justitie rekent het verdachte zwaar aan dat hij het conflict met [slachtoffer] heeft opgezocht en [medeverdachte] hierbij heeft betrokken.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een gevangenisstraf met een voorwaardelijk deel een passende straf is.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft met zijn medeverdachte op buitengewoon brute en gruwelijke wijze [slachtoffer] om het leven gebracht. Op zijn initiatief is hij samen met zijn zwager laat in de avond naar de woning van [slachtoffer] gegaan om over een gerezen zakelijk conflict te praten. Dit conflict is geëscaleerd, waarna verdachte het slachtoffer heeft geslagen en een snoer om haar hals heeft getrokken. Nadat de hals van het slachtoffer was samengedrukt met het snoer, is het slachtoffer meermalen tegen het hoofd geschopt en met een mes gestoken. De gevolgen voor het weerloze slachtoffer waren gruwelijk.
[slachtoffer] is het meest fundamentele recht ontnomen waarover de mens beschikt: het recht op leven. Onherstelbaar verlies en leed is toegebracht aan de (directe) nabestaanden van [slachtoffer] . Dit is ter terechtzitting gebleken uit de, in het kader van de uitoefening van het spreekrecht, uitgesproken verklaring van de kinderen. Na een moeilijke periode in het leven van [slachtoffer] , waarin het contact met de kinderen verbroken was, leek een periode van toenadering aan te breken. Daar is door toedoen van verdachte en zijn mededader nu een abrupt einde aangekomen.
Tevens is door dit delict de rechtsorde ernstig geschokt. Een gebeurtenis als de onderhavige wekt gevoelens van afschuw, angst en onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank rekent verdachte dit feit zwaar aan.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd
9 februari 2016, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld.
- de over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapporten gedateerd 9 april 2015 en 13 juli 2015 van M. Carduck als reclasseringswerker werkzaam bij Reclassering Nederland
.
-de hiervoor vermelde Pro Justitia Rapportage.
De Pro Justitia Rapportage houdt betreffende het recidiverisico en mogelijke interventies samengevat het volgende in.
De deskundigen schatten het risico op toekomstig gewelddadig gedrag als laag op de korte en middellange termijn en matig op de lange termijn. Het risico neemt toe in omstandigheden wanneer verdachte in financiële en maatschappelijke problemen raakt, depressief wordt en hierdoor minder goed afwegingen kan maken en minder controle heeft op zijn gedrag. Vooral de opeenstapeling van stresserende situatieve factoren spelen een rol bij het ontstaan en in stand houden van een depressie. De eerder reactieve depressie van verdachte is sinds maanden geheel hersteld. De in beperkte mate verhoogde kans op herhaling van vergelijkbare feiten als het door verdachte bekende, kan volgens de deskundigen verder worden verlaagd door hulp en begeleiding bij maatschappelijke re-integratie, waardoor de kans op hernieuwde psychische decompensatie wordt verkleint. Maatschappelijke re-integratie zou kunnen plaatsvinden tijdens de laatste fase van de detentie van verdachte binnen een VI-traject. Indien de strafmaat het toelaat, adviseren deskundigen aan verdachte een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen met een proeftijd en reclasseringstoezicht. Geadviseerd wordt de begeleiding te richten op de financiële- en werkproblemen van verdachte en op het pathologisch gokken. De reclassering heeft zich aangesloten bij voornoemd advies.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit, de oplegging van een gevangenisstraf van lange duur passend en geboden is. De rechtbank heeft bij de hoogte van de gevangenisstraf – naast hetgeen hiervoor is overwogen – rekening gehouden met het feit dat verdachte (zoals hierboven onder 6. is vermeld) als licht verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. Gelet op de duur van de op te leggen gevangenisstraf bestaat voor het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden geen ruimte. Re-integratie in de maatschappij zal te zijner tijd in het kader van onder meer voorwaardelijke invrijheidstelling handen en voeten moeten krijgen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 47 en 287 van het Wetboek van Strafrecht;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder primair, impliciet primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder primair, impliciet subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
9 [negen] jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E.C. de Wit, voorzitter,
mr. D.D.M. Hazeu en mr. N. Boots, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. F. van den Brink,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 april 2016.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het is een feit van algemene bekendheid dat Andijk in de gemeente Medemblik is gelegen.
3.Proces-verbaal bevindingen verbalisant [verbalisant] d.d. 22 mei 2014, pagina E1-15.
4.Proces-verbaal bevindingen verbalisanten [verbalisanten] d.d. 29 april 2014, pagina’s 1 en 2.
5.Proces-verbaal bevindingen verbalisant [verbalisant] d.d. 6 mei 2014, pagina E1-20.
6.Een geschrift, te weten een schouwverslag van forensisch arts W. Barends d.d. 30 april 2014, pagina E1-26.
7.Een geschrift, te weten een sectierapport van Symbiant opgemaakt door forensisch pathologen drs. P.M.I. van Driessche en drs. F.R.W. van de Goot d.d. 19 juni 2014, pagina’s F2-590 t/m 583.
8.Een geschrift, te weten een ongedateerd radiologisch rapport van Maastricht UMC+, opgemaakt door radioloog
9.Proces-verbaal van aanhouding verdachte [medeverdachte] , pagina B01-18 en proces-verbaal van aanhouding verdachte [verdachte]
10.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] d.d. 19 augustus 2014, pagina’s G-103 t/m 106, 112 en 116.
11.Proces-verbaal bevindingen verbalisanten [verbalisanten] d.d. 14 oktober 2014, pagina’s G-289 en 290.
12.Proces-verbaal verhoor [getuige 3] bij de rechter-commissaris d.d. 21 januari 2015, los proces-verbaal, pagina’s 4 en 5.
13.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4] d.d. 28 oktober 2014, pagina’s G-399 t/m 401.
14.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 5] d.d. 30 oktober 2014, pagina’s G-404 en 405.
15.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI d.d. 8 augustus 2014, pagina F2-497 en 498.
16.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI d.d. 15 juli 2014, pagina’s F2-452 en 453.
17.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 6 februari 2015 (11:04 uur), los proces-verbaal, pagina 4 en 5.
18.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 29 oktober 2014, pagina B2-166.
19.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 28 oktober 2014, pagina’s B2-142 en 147.
20.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 6 februari 2015 (11:04 uur), los proces-verbaal, pagina 3.
21.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 28 oktober 2014, pagina’s B2-142.
22.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 6 februari 2015 (11:04 uur), los proces-verbaal, pagina 3.
23.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 28 oktober 2014, pagina’s B2-142 en 143.
24.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 6 februari 2015 (11.04 uur), los proces-verbaal, pagina’s 3 en 8.
25.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 6 februari 2015, los proces-verbaal, pagina 11.
26.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 28 oktober 2014, pagina B2-143.
27.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 28 oktober 2014, pagina B2-144.
28.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 6 februari 2015 (11:04 uur), los proces-verbaal, pagina 4.
29.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 6 februari 2015 (11:04 uur), los proces-verbaal, pagina 14.
30.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 6 februari 2015 (11:04 uur), los proces-verbaal, pagina 17.
31.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 28 oktober 2014, pagina’s B2-146 en 149 en proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 13 november 2014, pagina 187.
32.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 13 november 2015, los proces-verbaal, pagina B2-190.
33.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 17 juni 2015, los proces-verbaal, pagina 5.
34.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 6 februari 2015 (11:04 uur), los proces-verbaal, pagina 4.
35.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 6 februari 2015 (11:04 uur), los proces-verbaal, pagina 15.
36.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 17 juni 2015, los proces-verbaal, pagina 4.
37.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 29 oktober 2014, pagina B2-164.
38.Proces-verbaal verhoor getuige [betrokkene] d.d. 22 oktober 2014, pagina’s G-423, 425 en 427.