In deze zaak vorderden [eiser] c.s. van [gedaagde] betaling van de helft van een schuld van haar ex-echtgenoot, die was ontstaan uit onrechtmatige daad. De rechtbank Noord-Holland diende te beoordelen of deze schuld een gemeenschapsschuld was, nu het huwelijk van [gedaagde] met [de man] in gemeenschap van goederen was gesloten en later was ontbonden. De rechtbank oordeelde dat, ondanks de betwisting van [gedaagde], de schuld aan [eiser] c.s. als een gemeenschapsschuld moest worden aangemerkt. Dit was gebaseerd op artikel 1:94 lid 1 BW (oud), dat bepaalt dat echtgenoten in algehele gemeenschap van goederen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gemeenschapsschulden. De rechtbank concludeerde dat de schuld van [de man] aan [eiser] c.s. was ontstaan tijdens het huwelijk en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de schuld als een privéschuld konden kwalificeren. De vordering van [eiser] c.s. werd toegewezen, en [gedaagde] werd veroordeeld tot betaling van de helft van de schuld, vermeerderd met rente en kosten. Tevens werd [gedaagde] in de proceskosten veroordeeld.