ECLI:NL:RBNHO:2016:3203

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 januari 2016
Publicatiedatum
19 april 2016
Zaaknummer
C/14/146016 / HA ZA 13-142
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door woningbrand veroorzaakt door gaslek in fornuis

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is een eindvonnis uitgesproken op 6 januari 2016 in een geschil tussen verschillende verzekeringsmaatschappijen en de besloten vennootschap Boretti B.V. De zaak betreft een woningbrand die is ontstaan door een gaslek in een fornuis, waarbij diverse schadeposten zijn ontstaan. De eisers in conventie, bestaande uit ASR Schadeverzekering N.V., Reaal Schadeverzekeringen N.V. en Generali Schadeverzekering Maatschappij N.V., hebben Boretti aansprakelijk gesteld voor de schade die zij hebben geleden als gevolg van de brand. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 24 juni 2015 Boretti aansprakelijk geacht voor de schade en een bedrag van € 147.106,17 toewijsbaar geoordeeld. Daarnaast is een verhaalsvordering van de verzekeringsmaatschappijen tot een bedrag van € 500.000,-- toegewezen, evenals de kosten van deskundigenrapporten. In het eindvonnis zijn de vorderingen van de eisers verder beoordeeld, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat de door hen gevorderde schadeposten, zoals kosten voor keukenmeubelen, opruimingskosten en projectleiding, grotendeels toewijsbaar zijn. De rechtbank heeft Boretti veroordeeld tot betaling van in totaal € 297.600,60 aan de eisers, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering in reconventie van Boretti is afgewezen. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
Zittingsplaats Alkmaar
HvE/JR/TR
zaaknummer / rolnummer: C/14/146016 / HA ZA 13-142
Vonnis in hoofdzaak van 6 januari 2016
in de zaak van

1.[H] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[h],
wonende te [woonplaats] ,
3. de naamloze vennootschap
ASR SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Utrecht,
4. de naamloze vennootschap
REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
5. de naamloze vennootschap
GENERALI SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Diemen,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. R. Evers te Zwolle,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BORETTI B.V.,
statutair gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende te Watergang, gemeente Waterland,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. F.R.A. Schaaf te ‘s-Gravenhage.
Eisers sub 1 en 2 zullen hierna tezamen [x] worden genoemd. Eiseressen sub 3 tot en met 5 zullen tezamen de Verzekeringsmaatschappijen worden genoemd en ieder afzonderlijk ASR, Reaal, respectievelijk Generali. Eisers in conventie zullen tezamen worden aangeduid als [X] .
Gedaagde in conventie zal Boretti worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 24 juni 2015;
  • de brief van 10 juli 2015 waarin Boretti de rechtbank verzoekt tussentijds hoger beroep open te stellen van voornoemd tussenvonnis;
  • de brief van 27 juli 2015 waarin [X] . zich verzet tegen het openstellen van tussentijds hoger beroep;
  • de brief van deze rechtbank van 30 juli 2015 waarin het verzoek tot het openstellen van tussentijds hoger beroep wordt afgewezen;
  • de akte na tussenvonnis, tevens houdende vermeerdering van eis, met producties van [X] .;
  • de antwoordakte na tussenvonnis, met één productie van Boretti
  • de nadere akte na tussenvonnis (uitsluitend betreffende schade), met producties van [X] .
  • de nadere antwoordakte na tussenvonnis van Boretti.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie

2.1.
Bij tussenvonnis van 24 juni 2015 (hierna: het tussenvonnis) heeft de rechtbank Boretti aansprakelijk geacht voor de door [x] als gevolg van de brand in het fornuis geleden schade en een bedrag van € 147.106,17 toewijsbaar geoordeeld. Daarnaast heeft de rechtbank de verhaalsvordering van de Verzekeringsmaatschappijen tot een bedrag van
€ 500.000,--, alsmede de kosten van de deskundigenberichten toewijsbaar geacht. Vervolgens is de zaak naar de rol verwezen teneinde [x] in de gelegenheid te stellen te reageren op de betwisting van Boretti van de overige schadeposten (tezamen € 183.739,94) en deze posten zo nodig nader te onderbouwen, waarop Boretti mocht antwoorden.
2.2.
[X] . heeft zich vervolgens bij akte na tussenvonnis nader uitgelaten over de schade en tevens zijn vordering vermeerderd in die zin dat ASR thans ook vordert dat Boretti aan haar een bedrag van € 44.434,31 vergoedt in verband met een uitkering onder de CAR-verzekering van en aan Houthandel Suijkerbuijk. Hierop heeft Boretti bij antwoordakte gereageerd, waarna partijen ieder nog een nadere akte ten aanzien van de schade hebben genomen.
Heroverweging tussenvonnis
2.3.
Er is aanleiding allereerst in te gaan op de door Boretti in haar antwoordakte na tussenvonnis ingenomen stelling dat het tussenvonnis berust op een onjuiste juridische grondslag, reden waarom de rechtbank op haar beslissingen zou moeten terugkomen. Boretti is kortgezegd van mening dat de bindende eindbeslissingen van de rechtbank onjuist zijn (1) omdat de rechtbank aan de betwisting van de verklaring van [x] ten onrechte de eis van specificatie heeft gesteld, (2) er ten onrechte niet is gerespondeerd op het essentiële verweer dat een gasfornuis met een CE-typegoedkeuring, zodanig is geconstrueerd dat een eventueel gaslek op zichzelf niet tot brand kan leiden en (3) er ten onrechte niet is beslist op het verweer dat een betaling aan de benadeelde vanwege onderverzekering op de BBr-limiet in mindering moet worden gebracht.
2.4.
Naar vaste rechtspraak (HR 25 april 2008, ELCI:NL:HR:2008:BC2800) is de rechtbank aan wie is gebleken dat een eerder door haar gegeven, maar niet in een einduitspraak vervatte eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag bevoegd om, nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing, teneinde te voorkomen dat zij op een ondeugdelijke grondslag einduitspraak zou doen. De rechtbank ziet in hetgeen Boretti heeft aangevoerd evenwel geen aanleiding om van die bevoegdheid gebruik te maken. Uit hetgeen Boretti aanvoert, blijkt niet zozeer dat de rechtbank ten onrechte niet is ingegaan of heeft beslist op verweren van Boretti, doch veeleer dat Boretti het niet eens is met de gegeven oordelen van de rechtbank. Het staat Boretti vrij hiertegen gelijk met het eindvonnis op te komen in hoger beroep, maar het vormt geen aanleiding voor de rechtbank om thans op haar beslissingen terug te komen.
[X] . is niet in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de door Boretti tegen het tussenvonnis aangevoerde stellingen. Nu de rechtbank deze stellingen echter verwerpt, gaat de rechtbank ervan uit dat [X] . hierdoor niet in zijn belangen is geschaad.
Overige schade [x]
2.5.
Naast de bij tussenvonnis reeds toewijsbaar geachte schade, vordert [x] vergoeding van de volgende schadeposten: keukenmeubelen Tieleman, kosten Suijkerbuijk, opruimkosten, tuinaanleg, bouwdrogers, zwembad, projectleiding en financieringskosten. Hieronder zal op deze posten nader worden ingegaan.
Keukenmeubelen Tieleman
2.6.
[x] vordert vergoeding van de factuur voor de door Tieleman geleverde keukenapparatuur ad € 44.847,60 (productie 16 bij dagvaarding), die buiten de schadeopstelling van EMN Expertise (hierna EMN) is gebleven. Boretti heeft hiertegen aanvankelijk aangevoerd dat deze kosten op grond van artikel 6:190 Burgerlijk Wetboek (BW) als transactieschade niet voor vergoeding in aanmerking komen. Voor zover Boretti dat verweer nog handhaaft, miskent zij hierbij dat de rechtbank haar niet alleen uit hoofde van productaansprakelijkheid, doch tevens uit onrechtmatige daad aansprakelijk heeft geacht, zodat deze beperking niet geldt. Voorts betwist Boretti bij akte dat de kosten voor rekening van [x] zijn gekomen, nu de betreffende factuur door de vennootschap van [x] , Staalharderij Dominial B.V. is betaald.
2.7.
[x] heeft bij nadere akte een kopie van de grootboekrekening inzake de rekening-courant nr. 1280 met [y] privé overgelegd, waaruit volgt dat de factuur van Tieleman op 13 oktober 2008 in debet is geboekt. In reactie hierop wijst Boretti erop dat een accountantsverklaring van deze grootboekrekening ontbreekt, zodat de authenticiteit niet kan worden vastgesteld, dat de forse vordering van de vennootschap op [x] privé, waaronder de kosten van Tieleman, op 31 december 2008 door onduidelijke en oncontroleerbare boekingen teniet is gedaan, dat een uitdraai van de opvolgende grootboekrekeningen ontbreekt en dat de jaarrekening, waaruit de schuld zou kunnen blijken, ontbreekt.
2.8.
De rechtbank is van oordeel dat uit de overgelegde grootboekrekening afdoende blijkt dat de door de vennootschap betaalde factuur van Tieleman, vervolgens in de rekening-courantverhouding met [x] ten laste van [x] in privé is gebracht. Dit betreft een interne verrekening tussen de vennootschap en haar dga. De rechtbank acht een accountantsverklaring daarvoor niet noodzakelijk. Dat de vordering in rekening-courant van de vennootschap op [x] daarna door verdere mutaties teniet is gegaan, doet aan het vorenstaande evenmin af. Nu de vordering door die mutaties evenwel teniet is gegaan, valt voorts niet in te zien wat de relevantie is van het overleggen van opvolgende grootboekrekeningen en een jaarrekening waaruit de (tenietgegane) vordering zou blijken. Het bedrag van de factuur zal derhalve worden toegewezen.
Kosten Suijkerbuijk
2.9.
[x] vordert betaling van een factuur van Houthandel Suijkerbuijk van
€ 15.000,-- d.d. 14 januari 2009 (productie 17 bij dagvaarding). Ter onderbouwing stelt [x] dat de twee laatste facturen van Suijkerbuijk ad € 51.921,-- incl. BTW buiten de schadevaststelling van EMN zijn gebleven, omdat Suijkerbuijk deze facturen op zijn CAR-verzekeraar zou proberen te verhalen. Deze CAR-verzekeraar vergoedde een bedrag van
€ 35.916,--, zodat ruwweg € 15.000,-- overbleef, die Suijkerbuijk bij [x] in rekening heeft gebracht door middel van de factuur van 14 januari 2009. Deze werkzaamheden werden volgens [x] door de CAR-verzekeraar aangemerkt als reeds opgeleverd.
Boretti stelt dat de overgelegde factuur niet een factuur voor verrichte, reeds opgeleverde werkzaamheden betreft, maar een voorschotnota die vermeldt “voorschot herbouwing” en “voorschot tbv inkoop kozijnen en hout nieuwbouw”. Dit valt volgens Boretti niet te rijmen met het in opdracht van de CAR-verzekeraar en in samenspraak met Suijkerbuijk opgestelde rapport van expertisebureau Vanderwal & Joosten (productie 50 bij de akte na tussenvonnis). Dat rapport vermeldt dat een deel van de werkzaamheden van Suijkerbuijk reeds was gefactureerd aan en betaald door [x] , welke werkzaamheden als opgeleverd werden beschouwd. Wat resteerde waren werkzaamheden van Suijkerbuijk die nog niet betaald of gefactureerd waren, voornamelijk uitgevoerd in november en december 2008 en op basis van de ingediende kosten vastgesteld op een bedrag van € 38.420,-- excl. BTW.
2.10.
Met Boretti is de rechtbank van oordeel dat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien hoe de onbetaalde nota’s ter hoogte van € 51.921,-- van 16 december 2008 en 6 januari 2009 (die zijn overgelegd als productie 29 bij dagvaarding) en die in aanmerking kwamen voor vergoeding door de CAR-verzekering, zich verhouden tot de voorschotnota voor herbouw en inkoop van materiaal van 14 januari 2009. In de stellingen van [x] ligt immers besloten dat de voorschotfactuur een onder de CAR-verzekering niet vergoed gedeelte van de facturen van productie 29 betreft. Dat blijkt evenwel niet uit een vergelijking van de in de facturen opgesomde artikelen en werkzaamheden. Het opschrift van de voorschotfactuur doet ook anders vermoeden, namelijk dat deze ziet op kosten in verband met de
herbouwvan de woning van [x] , die geacht moeten worden in de schadeopstelling van EMN te zijn meegenomen. Indien het door de CAR-verzekeraar vergoede bedrag van € 35.915,-- in mindering wordt gebracht op het bedrag van de twee onbetaalde facturen, resteert bovendien een bedrag van € 16.005,--, terwijl de voorschotfactuur van 14 januari 2009 ziet op een bedrag van € 15.000,--. Voor dit verschil heeft [x] evenmin een verklaring gegeven. De rechtbank zal deze post dus afwijzen.
Opruimingskosten
2.11.
[x] vordert het verschil tussen de door EMN begrote sloopkosten ad
€ 66.400,-- en de daadwerkelijke sloopkosten ad € 90.626,83, zijnde € 24.226,83. Volgens [x] is EMN bij haar begroting uitgegaan van totale sloop, hetgeen goedkoper is dan de toegepaste partiële sloop. Door partiële sloop konden echter intact gebleven elementen zoals een deel van de fundering, behouden blijven, hetgeen de schade beperkte. Het door EMN begrote bedrag bleek dus achteraf te laag te zijn, aldus [x] .
Nadat [x] met stukken heeft onderbouwd dat de daadwerkelijke sloopkosten ten laste van [x] in privé zijn betaald, is Boretti nog van mening dat de daadwerkelijke sloopkosten niet in redelijkheid zijn gemaakt, omdat [x] het door EMN begrote bedrag heeft goedgekeurd, hetgeen betekent dat het werk in beginsel voor dat bedrag kon worden uitgevoerd. Boretti wijst er voorts op dat EMN blijkens haar rapportage wel degelijk rekening heeft gehouden met het behoud van een deel van de fundering, namelijk de betonvloer. [x] dient volgens Boretti aan te tonen dat het, ondanks zijn inspanningen om het bedrag te beperken tot het begrote bedrag, noodzakelijk was om meer uit te geven voor sloopkosten.
2.12.
EMN heeft de sloopkosten begroot, omdat de daadwerkelijke kosten op het moment van het opstellen van de schadebegroting logischerwijs nog niet bekend waren. De rechtbank heeft bij het rapport van EMN geen nadere onderbouwing van deze sloopkosten aangetroffen, anders dan de mededeling dat de kosten betrekking hebben op algehele sloop met behoud van de betonvloer. Op grond van de door [x] overgelegde facturen (productie 18 bij dagvaarding), die door Boretti niet zijn betwist, staat vast dat de daadwerkelijke sloopkosten meer hebben bedragen dan de aanvankelijk begrote kosten. Boretti heeft de redelijkheid van deze daadwerkelijke kosten niet betwist. Gelet op de onzekerheid die inherent is aan een begroting, valt niet in te zien waarom [x] zou moeten aantonen dat het noodzakelijk was om hogere sloopkosten dan begroot te maken, temeer nu het ten tijde van de betaling nog geheel ongewis was of hij dit bedrag op Boretti zou kunnen verhalen. Het bedrag van € 24.226,83 zal dan ook worden toegewezen.
Kosten tuinaanleg
2.13.
[x] vordert het verschil tussen de door EMN begrote kosten voor tuinaanleg ad € 9.500,-- en de daadwerkelijk gemaakte kosten ad € 10.406,25, zijnde € 906,25. De daadwerkelijke kosten volgen uit de facturen die als productie 19 bij dagvaarding zijn overgelegd.
Boretti stelt dat alleen de factuur van WVS Groep ad € 7.407,45 ziet op tuinaanleg en dat dat bedrag binnen de begrote kosten blijft. De factuur van [B] ad € 2.998,80 ziet volgens de omschrijving op de huur van 15 rijplaten gedurende de periode 17 december 2007 t/m 11 januari 2009 en niet op tuinaanleg. Bovendien heeft [x] geen betalingsbewijzen overgelegd.
2.14.
De rechtbank laat de factuur van [B] buiten beschouwing, nu niet vaststaat dat deze ziet op het aanleggen van de tuin. Boretti merkt terecht op dat de huur van de rij-platen grotendeels ziet op de periode vóór de brand, hetgeen des te minder aannemelijk maakt dat het hier handelt om herstelkosten voor tuinaanleg ná de brand. De factuur van WVS Groep blijft binnen het bedrag van de begroting, zodat er geen aanleiding is om meer toe te wijzen dan reeds in de begroting van EMN was opgenomen. De vordering zal dus worden afgewezen.
Bouwdrogers
2.15.
[x] vordert een bedrag van € 3.931,76 in verband met een aansprakelijkstelling van 20 juli 2009 door de leverancier van twee gehuurde bouwdrogers, die als gevolg van de brand teniet zijn gesteld. Hiervoor is een factuur gezonden, die naar de rechtbank begrijpt, door [x] nooit is betaald.
Boretti merkt op dat de factuur deels ziet op de kosten van huur van de bouwdrogers, die niet in oorzakelijk verband staan tot de brand, omdat deze kosten ook zonder de brand verschuldigd zouden zijn geweest. Voorts wijst Boretti erop dat er kennelijk nooit gevolg gegeven aan de aansprakelijkstelling, waardoor de aanspraak inmiddels is verjaard.
2.16.
Nu de factuur door [x] nimmer is betaald en evenmin is gebleken dat de leverancier zijn aanspraak op betaling heeft gehandhaafd, is van enige schade aan de zijde van [x] niet gebleken. De vordering zal worden afgewezen.
Zwembad
2.17.
[x] vordert vergoeding van een drietal facturen (producties 21 en 22 bij dagvaarding) ad. € 30.789,50 in verband met schade aan het zwembad, die niet onder de dekking van de opstalverzekering valt. Desondanks heeft EMN in haar rapportage een inschatting gemaakt van de schade aan het zwembad en deze op € 18.290,-- begroot. Doordat de expertise kort na de brand heeft plaatsgevonden en nog niet alle schade zichtbaar was, is dit bedrag te laag gebleken. De facturen van WvE Coatings zijn door de vennootschap van [x] betaald en ten laste van de rekening-courantverhouding met [x] geboekt. Van de factuur van [V] ad € 9.369,50 heeft [x] geen betalingsbewijs, omdat deze op verzoek van [V] contant is betaald, hetgeen bevestigd wordt door een e-mail van [V] van 24 september 2015 (productie 60 bij de nadere akte).
Boretti voert aan dat de door de vennootschap van [x] verrichte betalingen aan WvE (€ 15.000,-- op 5 februari 2010 en € 6.420,-- op 16 april 2010) niet overeenstemmen met de bedragen van de twee facturen van WvE (€ 17.255,-- d.d. 6 juli 2009 en € 4.165,-- d.d. 5 november 2009). Voorts is volgens Boretti onvoldoende duidelijk dat de kosten zien op herstelwerkzaamheden. Ten aanzien van de betaling door de vennootschap, werpt Boretti de zelfde bezwaren op als hiervoor ten aanzien van de keukenmeubelen. De factuur van [V] dateert van 30 juni 2011, tweeëneenhalf jaar na de brand, zodat mede gelet op de specificatie van deze factuur, onaannemelijk is dat deze ziet op herstel van de brandschade, terwijl contante betaling gelet op de hoogte van het bedrag en het ontbreken van een kwitantie niet voor de hand ligt. [x] heeft verder niet toegelicht waarom de kosten hoger zijn dan door EMN begroot, zodat het meerdere boven € 18.290,-- moet worden afgewezen, aldus Boretti.
2.18.
Uit de stellingen van Boretti volgt dat zij in ieder geval een bedrag van € 18.290,-- in verband met herstel van brandschade aan het zwembad toewijsbaar acht. Nu dit bedrag niet in de begroting van EMN was begrepen, dient Boretti dit nog te vergoeden. Daarmee is de eerste factuur van WvE ad € 17.255,--, die blijkens de omschrijving ook ziet op reparatiewerk aan het zwembad na brandschade, gedekt. De tweede factuur van WvE ad € 4.165,--, die blijkens de omschrijving ziet op het coaten van het zwembad, komt naar oordeel van de rechtbank eveneens voor vergoeding in aanmerking. Het is begrijpelijk dat nadat er diverse reparaties aan het beton en de wanden van het zwembad hebben plaatsgevonden, het zwembad vervolgens opnieuw gecoat moet worden. De rechtbank neemt dus aan dat ook deze kosten zijn gemaakt in het kader van herstel van de brandschade. De beide facturen van WvE komen aldus voor vergoeding in aanmerking. Dat de betalingen op deze facturen in gedeelten hebben plaatsgevonden, doet daar niet aan af, nu uit de betalingsbewijzen volgt dat het totaal bedrag van de beide facturen ad € 21.420,-- is voldaan. De rechtbank neemt bovendien aan dat de betalingen ten laste van [x] in privé hebben plaatsgevonden, nu zij als zodanig in de rekening-courantverhouding tussen de vennootschap en [x] zijn opgenomen. Hiervoor verwijst zij naar hetgeen hieromtrent onder r.o. 2.8. is overwogen.
De factuur van [V] komt niet voor vergoeding in aanmerking, nu onvoldoende is gebleken dat de hierin genoemde werkzaamheden, mede gelet op het tijdstip waarop zij zijn uitgevoerd, nog zien op herstel van de brandschade. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat namens [x] eerder is verklaard dat de zwembadinstallatie nog niet was aangelegd (zie comparitieaantekeningen mr. Evers, pag. 3 bovenaan), zodat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet verklaarbaar is dat een factuur die ziet op het aanleggen van de onderwaterverlichting verband zou houden met herstelwerkzaamheden na de brand.
Projectleiding
2.19.
[x] vordert een bedrag van € 60.000,-- omdat hij bij de herbouw van zijn woonhuis, net als bij de bouw, zelf de bouwcoördinatie en -begeleiding op zich heeft genomen, in plaats van hiervoor een hoofdaannemer in te schakelen. Hiermee is zo’n 2.115 uur gemoeid geweest. EMN heeft de kosten hiervan in een e-mail van 13 april 2012 begroot op € 60.000,--, zijnde minder dan 4% van de bouwsom, waar een percentage van 4 à 5% gebruikelijk wordt geacht. Indien de werkzaamheden waren uitbesteed was hiervoor een percentage tussen 10,45 en 19,45% van de bouwsom gebruikelijk geweest.
Boretti stelt dat schade concreet moet worden berekend, tenzij de aard van de schade meebrengt dat abstracte schadeberekening aan de orde is. In dit geval is niet aangetoond dat een abstracte berekening gerechtvaardigd is. Abstracte schadeberekening zou tot een onredelijk resultaat leiden, omdat [x] concreet beschouwd geen kosten heeft gemaakt voor bouwbegeleiding. Boretti betwist voorts dat [x] het genoemde aantal uur aan bouwbegeleiding heeft besteed, terwijl ook niet het tarief van een professional gerekend mag worden.
2.20.
Bij onrechtmatige beschadiging van een woning bestaat in beginsel recht op vergoeding van de kosten van herstel. Boretti heeft terecht niet betwist dat van die kosten van herstel deel uitmaken de kosten van bouwcoördinatie en -begeleiding. Evenmin heeft Boretti betwist dat hiermee de hiervoor genoemde percentages zijn gemoeid. Uit het schaderapport van EMN blijkt dat daarin geen kosten voor bouwcoördinatie en -begeleiding zijn meegenomen. Nu deze werkzaamheden wel zijn verricht, dient hiervoor een bedrag vergoed te worden. Dit bedrag laat zich niet concreet begroten, omdat [x] de werkzaamheden in eigen beheer heeft uitgevoerd. Daarom rechtvaardigt de aard van de schade in dit geval dat deze abstract wordt berekend. [x] heeft aanspraak gemaakt op een bedrag van
€ 60.000,--, zijnde minder dan 4% van de bouwsom. Uit de door [x] overgelegde stukken, die door Boretti niet zijn betwist, volgt dat een percentage van 4 à 5% van de bouwsom voor werkzaamheden in eigen beheer gebruikelijk is. Nu het door [x] gevorderde bedrag onder dit percentage zit, is dit bedrag toewijsbaar.
Financieringskosten
2.21.
Tot slot vordert [x] de kosten die hij heeft moeten maken om de herbouw van de woning te kunnen financieren. Deze kosten omvatten de taxatiekosten en afsluitprovisies en worden gesteld op een bedrag van € 4.308,--.
Boretti voert hiertegen aan dat deze vordering afstuit op het fixum van de wettelijke rente.
2.22.
De rechtbank volgt het standpunt van Boretti. Op grond van artikel 6:119 BW wordt schadevergoeding wegens de vertraging in de betaling van een geldsom gesteld op de wettelijke rente. Een eventueel hogere of vergoeding is reeds om die reden niet toewijsbaar.
Vermeerdering van eis ASR
2.23.
Bij akte na tussenvonnis heeft ASR haar vordering vermeerderd met een bedrag van € 44.434,31 (nog te vermeerderen met wettelijke rente) dat zij onder de CAR-polis van Houthandel Suijkerbuijk heeft uitgekeerd in verband met nog niet opgeleverde werkzaamheden, verloren gegaan gereedschap en expertisekosten.
2.24.
Boretti voert hiertegen allereerst aan dat de vermeerdering van eis tardief en in strijd met een goede procesorde is ingesteld, gelet op het stadium van de procedure en de hoedanigheid waarin ASR daarin is opgetreden. Daarnaast voert Boretti aan dat de vermeerdering van eis een juridische grondslag mist, omdat niet is vastgesteld dat Boretti ook jegens Suijkerbuijk onrechtmatig heeft gehandeld.
2.25.
De rechtbank acht het – gelet op het stadium waarin de procedure zich bevindt en gelet op de hoedanigheid van ASR in die procedure – in strijd met een goede procesorde om na een inhoudelijk tussenvonnis, waarna partijen zich nog slechts mochten uitlaten over de reeds benoemde schadeposten, een vermeerdering van eis in te stellen op grond van een andere hoedanigheid en rechtsverhouding (opstalverzekeraar vs CAR-verzekeraar) dan die waarin ASR tot dan toe is opgetreden. Dit geldt temeer nu ASR geen enkele verklaring heeft gegeven voor het feit dat deze vordering eerst nu wordt ingesteld, terwijl de uitkeringen aan Suijkerbuijk al in 2009 hebben plaatsgevonden. Het bezwaar tegen de eisvermeerdering is dus gegrond en de eisvermeerdering wordt buiten beschouwing gelaten.
Slotsom en kosten
2.26.
De rechtbank zal Boretti veroordelen tot betaling
aan [x]van:
  • het bij tussenvonnis toewijsbaar geachte bedrag ad € 147.106,17
  • keukenmeubelen Tieleman 44.847,60
  • opruimingskosten 24.226,83
  • zwembad 21.420,00
  • projectleiding
Totaal € 297.600,60
De wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen met ingang van 27 december 2008, gelijk is gevorderd en niet betwist.
2.27.
De rechtbank zal Boretti veroordelen tot betaling
aan de Verzekeringsmaatschappijengezamenlijk van het bij tussenvonnis toewijsbaar geachte bedrag van
€ 500.000,00, alsmede van de kosten van de deskundigenrapporten van I-Tek ad € 7.966,28 en KEMA ad € 18.207,00. De wettelijke rente over het bedrag van € 500.000,-- zal worden toegewezen met ingang van 2 juni 2009, nu dit de datum is waarop de Verzekeringsmaatschappijen de schade hebben uitgekeerd. De wettelijke rente over de kosten van de deskundigenrapporten zal worden toegewezen met ingang van de respectieve factuurdata.
2.28.
Boretti zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij de kosten van het geding in conventie moeten dragen. De kosten aan de zijde van [X] . worden begroot op:
- dagvaarding € 97,38
- betaald griffierecht 3.715,00
- voorlopig deskundigenbericht 17.197,50
- salaris advocaat
10.320,00(4,0 punten × factor 1,0 × tarief € 2.580,00)
Totaal € 31.329,88
De vordering tot voldoening van wettelijke rente over de proceskosten is toewijsbaar als na te melden. De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen als na te melden.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.29.
De rechtbank zal de beslissing in conventie uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Boretti heeft verzocht hieraan ten aanzien van hetgeen zij aan [x] moet betalen de voorwaarde van zekerheidstelling te verbinden, omdat niet aannemelijk zou zijn dat [x] in staat is het gevorderde bedrag zo nodig de restitueren. Boretti heeft deze stelling onderbouwd door te verwijzen naar de stellingen van [x] in het kader van het eerste kort geding tussen partijen, waarin om een voorschot op de schade werd verzocht.
2.30.
De rechtbank ziet in hetgeen Boretti heeft aangevoerd, onvoldoende aanleiding om te concluderen dat het niet aannemelijk is dat [x] in staat zou zijn om, ingeval van een andersluidende beslissing in hoger beroep, tot restitutie over te kunnen gaan. De door Boretti aangehaalde stellingen in kort geding zien op de onderbouwing van het voor toewijzing van een vordering in kort geding noodzakelijke spoedeisend belang. Daaruit kan niet zondermeer de conclusie worden getrokken dat zich aan de kant van [x] een restitutierisico voordoet. Daar komt bij dat Boretti aangekondigd heeft - kennelijk zonder zekerheidsstelling - een voorschotbetaling te zullen doen van het in het tussenvonnis reeds toewijsbaar geachte bedrag van € 147.106,17, dus ongeveer de helft van het toe te wijzen bedrag. Niet valt in te zien waarom voor de andere helft dan wel zekerheid gesteld zou moeten worden. Aan de uitvoerbaar bij voorraadverklaring zal dan ook niet de voorwaarde van zekerheidstelling worden verbonden.
in reconventie
2.31.
De rechtbank blijft bij hetgeen in het tussenvonnis is overwogen. De vordering in reconventie zal dus worden afgewezen.
2.32.
Boretti zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding in reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [X] . worden begroot op € 452,00 aan salaris advocaat.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt Boretti tot betaling aan [x] van een bedrag groot € 297.600,60 (tweehonderdzevenennegentig duizend zeshonderd euro en zestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 december 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
3.2.
veroordeelt Boretti tot betaling aan de Verzekeringsmaatschappijen gezamenlijk van een bedrag groot € 500.000,00 (vijfhonderd duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 juni 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
3.3.
veroordeelt Boretti tot betaling aan de Verzekeringsmaatschappijen gezamenlijk van een bedrag groot € 7.966,28 en een bedrag groot € 18.207,00, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de respectieve factuurdata tot aan de dag der algehele voldoening;
3.4.
veroordeelt Boretti in de proceskosten, aan de zijde van [X] . tot op heden begroot op € 31.329,88, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
3.5.
veroordeelt Boretti in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 131,-- aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met een bedrag van € 68,-- aan salaris advocaat, indien betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan;
3.6.
verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
3.8.
wijst de vordering af;
3.9.
veroordeelt Boretti in de kosten van het geding aan de zijde van [x] gevallen en tot op heden begroot op € 226,-- (0,5 punt à € 452,--) aan salaris advocaat.
Dit vonnis is gewezen door mr Th.S. Röell, mr. J.S. Reid en mr. H.E. van Erp-van Harten en in het openbaar uitgesproken op 6 januari 2016.
Bij ontstentenis van de voorzitter,
getekend door de oudste rechter