ECLI:NL:RBNHO:2016:3095

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 februari 2016
Publicatiedatum
18 april 2016
Zaaknummer
14/811022-12
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om schadevergoeding wegens onterecht ondergane vrijheidsbeneming in het kader van PIJ-maatregel

Op 8 februari 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een veroordeelde, die een schadevergoeding van € 17.865,00 eiste wegens onterecht ondergane vrijheidsbeneming. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde zich niet meewerkend had opgesteld en de voorwaarden van de voorwaardelijk opgelegde PIJ-maatregel had overtreden. De rechtbank wees de vordering tot tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel af, niet omdat de veroordeelde geen behandeling nodig had, maar omdat hij geen motivatie voor behandeling toonde. De rechtbank concludeerde dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren om de schadevergoeding toe te kennen, ook niet voor de kosten van de raadsman. De rechtbank benadrukte dat de vrijheidsbeneming van de verzoeker gerechtvaardigd was, gezien zijn gedrag en de overtredingen van de opgelegde voorwaarden. De beslissing werd genomen door mr. J. van Beek, in tegenwoordigheid van griffier W. Veenstra, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Enkelvoudige raadkamer
Registratienummers: RK 15-005007 + 15-005008
Parketnummer: 14/811022-12
Uitspraakdatum: 8 februari 2016
Beschikking(art. 77dd Sr en 591a Sv.)

1.Ontstaan en loop van de procedure

Op 11 september 2015 is op de griffie van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, ingekomen een door mr. R. Polderman, advocaat, ingediend verzoekschrift, gedateerd 11 september 2015, van
[verzoeker], verzoeker,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
uit anderen hoofde gedetineerd in P.I. Grave te Grave,
domicilie kiezende te (1801 GG) Alkmaar, Postbus 3271, ten kantore van mr. R. Polderman, voornoemd.
Het verzoekschrift strekt tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van:
  • € 17.865,00, ter zake van de schade die verzoeker stelt te hebben geleden ten
  • € 550,00, wegens de kosten van bijstand met betrekking tot het opstellen en indienen van het onderhavige verzoekschrift.
Op 25 januari 2016 is dit verzoekschrift in het openbaar in raadkamer behandeld.
Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. R. Polderman, voornoemd.
Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. D. Sarian.

2.Beoordeling

Op 16 juni 2015 is door de meervoudige strafkamer van deze rechtbank beslist dat de vordering van de officier van justitie strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van deze rechtbank van 28 december 2012 in de zaak met parketnummer 14/811022-12 aan de veroordeelde voorwaardelijk opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen(PIJ) wordt afgewezen.
Het door verzoeker ondertekende verzoekschrift is tijdig ingediend.
Op de voet van het bepaalde in artikel 77dd lid 5 Sr kan in gevallen waarin de vordering tot tenuitvoerlegging wordt afgewezen of het openbaar ministerie in zijn vordering niet ontvankelijk wordt verklaard, het gerecht in feitelijke aanleg dat als laatste over de vordering heeft geoordeeld op verzoek van de veroordeelde hem een vergoeding ten laste van de staat toekennen voor de schade die hij heeft geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming ondergaan uit hoofde van artikel 77cca Sr. De artikelen 89, eerste lid, tweede volzin, tweede lid en zesde lid, 90 en 93 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing
De artikelen 89, eerste lid, tweede volzin en 90 Sv houden – voor zover van belang - onder meer in:
Artikel 89 eerste lid
- Onder schade is begrepen het nadeel dat niet in vermogensschade bestaat
Artikel 90 eerste lid
- De toekenning van een schadevergoeding heeft steeds plaats, indien en voorzover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Standpunt van de verzoeker en zijn raadsman
Van de zijde van verzoeker is er op gewezen dat het opleggen en voortduren van de vrijheidsbeneming niet aan zijn schuld te wijten is. Toen betrokkene in de Catamaran te kennen gaf dat hij niet wilde meewerken aan behandeling en een vluchtpoging had ondernomen, mocht hij de Catamaran verlaten. Dit leidde tot de observatie bij het Forensisch Consortium Adolescenten (ForCa) te Sassenheim. Omdat veroordeelde de PIJ-maatregel niet nodig vond, adviseerde de ForCa om de voorwaardelijk opgelegde PIJ niet ten uitvoer te leggen. Verzoeker heeft meegewerkt aan de observatie. De proces-houding van verzoeker staat niet in de weg aan toekenning van de gevorderde schadevergoeding. Er is een wettelijke mogelijkheid om de ten onrechte ondergane detentie te verrekenen met nog uit anderen hoofde opgelegde detentie. Dit verdient de voorkeur omdat verzoeker door detentie is verhard en beschadigd. Verzoeker heeft uiteindelijk van 6 november 2014 tot 16 juni 2015 ten onrechte gedetineerd gezeten.
Standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het verzoek om toekenning van een schadevergoeding dient te worden afgewezen. Een verzoek om schadevergoeding dient te zijn gebaseerd op redelijkheid en billijkheid. Bij de beoordeling van het verzoek dienen de levensomstandigheden van de verzoeker te worden meegewogen.
In 2012 is aan veroordeelde een voorwaardelijke PIJ opgelegd omdat een langdurige behandeling noodzakelijk werd geacht. Veroordeelde werd voor behandeling geplaatst in de Catamaran. Veroordeelde werkte binnen de Catamaran niet mee aan zijn behandeling, stelde zich agressief op tegen het personeel van genoemde instelling en ondernam een vluchtpoging. Buiten de inrichting werd hij opnieuw in verzekering gesteld op verdenking van het plegen van inbraken. Vanaf het moment dat de behandeling in de Catamaran is afgebroken is de psychische situatie van veroordeelde verslechterd. De ForCa heeft geadviseerd niet de tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel te bevelen omdat veroordeelde niet wil meewerken aan een behandeling. Nu door de onwil van veroordeelde om zich te laten behandelen en het binnen en buiten de instelling door betrokkene getoonde gedrag het noodzakelijk is gebleken veroordeelde zijn vrijheid te ontnemen, is een schadevergoeding voor de duur van de vrijheidsbeneming en de daardoor door veroordeelde ondervonden schade niet redelijk en billijk. De afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen betekent niet dat de vrijheidsbeneming ten onrechte heeft plaatsgevonden.
De
rechtbankoverweegt met betrekking tot de vraag of - alle omstandigheden in aanmerking genomen – er gronden van billijkheid aanwezig zijn voor toekenning aan verzoeker van een vergoeding voor de schade die hij heeft geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming ondergaan uit hoofde van artikel 77cca Sr, het volgende.
Bij de beoordeling of er sprake is van gronden van billijkheid voor toekenning van een dergelijke vergoeding moeten volgens de wetgever objectieve, dat wil zeggen controleerbare en voor discussie vatbare maatstaven worden gehanteerd (Kamerstukken II 1973/74, 12 132 nr 6 p 1). Daarbij dienen “alle omstandigheden in aanmerking te worden genomen”, zowel de objectieve als de subjectieve. Als de toepassing van het dwangmiddel pas achteraf als onrechtmatig is te kwalificeren dient de rechtbank na te gaan of de betrokkene zelf debet is geweest aan die toepassing. Zo kan de houding van veroordeelde tijdens de detentie van belang zijn.
Op 18 september 2014 is de aanhouding van verzoeker bevolen ex artikel 14fa jo 77cca lid 1 Wetboek van Strafrecht(Sr), wegens het overtreden van de bij genoemd vonnis van 28 december 2012 bepaalde bijzondere voorwaarde dat
veroordeelde zich vanaf 1 maart 2013, of zoveel eerder of later als nader te noemen instelling plaats heeft voor verdachte, zal laten opnemen en behandelen bij GGzE De Catamaran te Eindhoven, althans een soortgelijke intramurale instelling, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven.
Op 12 september 2014 heeft mevrouw C. Sonneborn, psychiater bij de Catamaran, gerapporteerd dat veroordeelde zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. Op 11 september 2014 werd een flesje met vermoedelijk GHB aangetroffen op de kamer van veroordeeld. Naar aanleiding hiervan is zijn verlof ingetrokken. Veroordeelde heeft vervolgens geprobeerd de Catamaran te ontvluchten, waarbij hij geweld heeft gebruikt tegen medewerkers van de Catamaran. Dit was, alles bij elkaar genomen, voor de Catamaran reden om te besluiten dat veroordeelde niet langer behandeld kon worden binnen de Catamaran.
Op 5 november 2014 is veroordeelde aangehouden en op 6 november 2014 heeft de rechter-commissaris het bevel voorlopige tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling ex artikel 77cca Sr afgegeven.
Ter terechtzitting van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 2 december 2014 heeft de Catamaran aangegeven bereid te zijn veroordeelde een tweede kans te geven.
Veroordeelde heeft aangegeven dat hij geen behandeling meer nodig heeft en op vrije voeten wil worden gesteld.
Op 2 december 2014 is de behandeling van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde PIJ aangehouden teneinde het onderzoek van Palier Den Haag naar de beste behandelplek voor verzoeker af te wachten.
Op 10 maart 2015 heeft opnieuw een zitting plaatsgevonden. Ook daar heeft veroordeelde verklaard dat hij geen behandeling meer nodig heeft en dat hij, om dat aan te kunnen tonen, graag geobserveerd wil worden op de ForCa. Op 10 maart 2015 is de behandeling van de vordering aangehouden om veroordeelde te laten observeren op de ForCa.
Bij beslissing van 16 juni 2015 heeft deze rechtbank de vordering van de officier van justitie strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij voormeld vonnis van 28 december 2012 in de zaak met parketnummer 14/811022-12 aan de veroordeelde voorwaardelijk opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen afgewezen en het door de recht-commissaris gegeven bevel tot voorlopige tenuitvoerlegging opgeheven en de onmiddellijke invrijheidsstelling van veroordeelde bevolen.
In haar motivering van deze uitspraak heeft de rechtbank onder meer het volgende aangegeven:
De rechtbank stelt vast dat veroordeelde niet is nagekomen de bij vonnis van deze rechtbank van 28 december 2012 opgelegde bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal laten opnemen en behandelen bij GGzE De Catamaran te Eindhoven, althans een soortgelijke intramurale instelling. Dit betekent dat de voorwaardelijke PIJ-maatregel kan worden omgezet in een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.
De rechtbank is echter van oordeel dat, gelet op het ForCa-advies en het advies van de Raad voor de Kinderbescherming, omzetting van de voorwaardelijke PIJ-maatregel in een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel niet in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van veroordeelde is. De persoonlijkheidsstoornis van veroordeelde is nagenoeg uitgekristalliseerd en hij heeft geen enkele motivatie voor behandeling. De verwachting is zelfs dat behandeling een averechts effect zal hebben doordat bij het blijven doen van een appel op zelfreflectie en het toelaten van negatieve emoties, verharding zal toenemen, hetgeen de empathische vermogens niet ten goede komt en verdere psychopathisering bevordert.
Uit het multidisciplinair onderzoek pro justitia van observatieafdeling Teylingereind van 2 juni 2015 volgt voorts nog het volgende:
Bij veroordeelde is geen enkele motivatie voor behandeling en hij is niet in staat tot kritische zelfreflectie. Hoewel de gewetensfuncties van veroordeelde lacunair zijn, is hij goed op de hoogte van de geldende normen en waarden en kan hij volledig verantwoordelijk worden gehouden voor zijn gedrag.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is geweest van onterechte vrijheidsbeneming van verzoeker. De vrijheidsbeneming van verzoeker en het voortduren daarvan hebben steeds plaatsgevonden als reactie op gedrag van verzoeker tijdens behandeling en/of als gevolg van verdenkingen van ontoelaatbaar gedrag binnen of buiten de behandelingsinstelling. Vaststaat dat veroordeelde de hem bij vonnis van 28 december 2012 opgelegde bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. Het was bovendien niet de eerste keer dat hij zijn voorwaarden niet naleefde. Bij vonnis van 1 juli 2014 was de proeftijd van de voorwaardelijke PIJ-maatregel nog verlengd met één jaar. Weliswaar had hij de algemene voorwaarde overtreden, maar hij had aangegeven gemotiveerd te zijn voor behandeling bij De Catamaran, zodat de rechtbank hem nog een kans wilde geven. Toch overtreedt hij, nog geen drie maanden later, de voorwaarden. Als hem opnieuw een kans wordt geboden door de Catamaran op 2 december 2014, grijpt hij deze wederom niet aan.
Uit het voorgaande volgt dat veroordeelde zich alles behalve meewerkend heeft opgesteld. Hij heeft de voorwaarden overtreden, waarmee de voorlopige tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel terecht heeft plaatsgevonden.
De rechtbank heeft vervolgens de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde PIJ-maatregel afgewezen. Niet omdat veroordeelde geen behandeling nodig had, maar alleen omdat hij geen enkele motivatie had voor behandeling. Dit maakt dat veroordeelde de rechtbank geen andere keuze liet dan tot afwijzing van de vordering te beslissen.
De rechtbank acht in dit geval, alle omstandigheden in aanmerking genomen, geen gronden van billijkheid aanwezig om aan verzoeker enige vergoeding toe te kennen, ook niet voor de kosten van een raadsman.
Het verzoek zal mitsdien worden afgewezen.

3.Beslissing

De rechtbank:
Wijst het verzoek af.
Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum
Deze beschikking is gegeven door mr. J. van Beek, rechter,
in tegenwoordigheid van W. Veenstra, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2016.
Informatie bij deze beschikking
Voor zover er in deze uitspraak een bedrag is toegewezen kan de opdracht tot uitbetaling van dit bedrag pas worden gegeven nadat de beslissing onherroepelijk is geworden. Bijgaande beschikking is op dit moment nog niet onherroepelijk; de officier van justitie heeft 14 dagen de tijd om hoger beroep in te stellen en voor de verzoekende partij is binnen een maand (30 dagen) na betekening van deze uitspraak hoger beroep mogelijk. Genoemde termijnen kunnen worden bekort wanneer ter griffie afstand wordt gedaan van het recht op het instellen van hoger beroep.
U kunt op de volgende wijze ter griffie afstand doen van het recht op het instellen van hoger beroep:
  • (als verzoeker) in persoon bij de informatiebalie van onze rechtbank;
  • (als advocaat) in persoon bij de informatiebalie van onze rechtbank, indien u verklaart daartoe door verzoeker te zijn gevolmachtigd;
  • (in het geval dat noch verzoeker noch de advocaat in de gelegenheid is om in persoon bij de informatiebalie afstand te doen) door aan een medewerker van de strafgriffie daartoe een schriftelijke bijzondere volmacht te verlenen.