In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 29 februari 2016 uitspraak gedaan in een bezwaarschrift dat was ingediend door een minderjarige veroordeelde tegen het afnemen en verwerken van zijn DNA-profiel. De veroordeelde, bijgestaan door zijn advocaat mr. D. Fontein, had bezwaar gemaakt tegen het bevel van de officier van justitie tot afname van celmateriaal, dat op 13 januari 2016 had plaatsgevonden. De kinderrechter overwoog dat, gezien de jeugdige leeftijd van de veroordeelde, zijn blanco documentatie en zijn houding ten opzichte van het feit, het zeer onwaarschijnlijk was dat het DNA-onderzoek van betekenis zou zijn voor de opsporing van toekomstige strafbare feiten. De kinderrechter concludeerde dat het om een eenmalig incident ging en dat er geen aanwijzingen waren dat de veroordeelde in de toekomst opnieuw in aanraking zou komen met de justitie. De rechtbank oordeelde dat het bezwaarschrift gegrond was en beval de officier van justitie om het celmateriaal van de veroordeelde te vernietigen. De beslissing werd genomen in het belang van de privacy en de rechten van de minderjarige.