ECLI:NL:RBNHO:2016:3091

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 april 2016
Publicatiedatum
18 april 2016
Zaaknummer
15/800612-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsverweer en bedreiging met pistoolgebaar in de Burger King

Op 18 april 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere feiten, waaronder bedreiging en vernieling. De rechtbank constateerde dat de verdachte op 29 december 2015 in de Burger King in Hoorn een pin-apparaat had vernield en een medewerker had bedreigd door met zijn handen een pistoolgebaar te maken en de woorden 'pang pang' te roepen. De rechtbank oordeelde dat de bedreiging van zodanige aard was dat de medewerker redelijke vrees kon hebben voor haar leven of zwaar lichamelijk letsel. De verdachte had ook goederen van zijn vader vernield en een vrouw mishandeld door haar te duwen en te schoppen. De rechtbank oordeelde dat het recht op rechtsbijstand van de verdachte was geschonden, maar verbond hier geen gevolgen aan. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de vernieling van het pin-apparaat, omdat niet bewezen kon worden dat dit daadwerkelijk was gebeurd. De rechtbank legde de verdachte een onvoorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders op voor de duur van twee jaar, met een tussentijdse toetsing na zes maanden. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de impact van zijn gedrag op de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800612-15 (P)
Uitspraakdatum: 18 april 2016
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 april 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie persoonsgegevens op het adres [woonplaats] ,
[adres] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zwaag, Huis van Bewaring te Zwaag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Spruijt en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. E.J. Woud, advocaat te Hoorn, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 29 december 2015 in de gemeente Hoorn opzettelijk en wederrechtelijk een pin-apparaat, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Burger King, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers heeft hij, verdachte, meermalen tegen dit pin-apparaat geschopt en/of getrapt;
Feit 2:
hij op of omstreeks 29 december 2015 in de gemeente Hoorn [C] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met zijn handen een pistoolgebaar gemaakt en/of voornoemde [C] opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd :"pang pang!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of daarbij onverstaanbaar heeft geschreeuwd;
Feit 3 (parketnummer 15-800534-15):
hij op of omstreeks 24 november 2015 in de gemeente Hoorn opzettelijk en wederrechtelijk in een garage behorende bij een woning aan de [adres] een handlamp en/of een heater en/of een of meer andere goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [vader] (zijnde de vader van hem, verdachte), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Feit 4 (parketnummer 15-800342-15):
hij op of omstreeks 12 augustus 2015 te Hoorn [H.] heeft mishandeld door haar (hard) (met zijn elleboog) in haar zij te stoten of te duwen en/of door haar (hard) tegen het linkerbeen, althans lichaam, te schoppen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit is de officier van justitie van mening dat de bedreiging door een verwarde man niet van dien aard en onder zodanige omstandigheden was dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan voor verlies van het leven of het oplopen van zwaar lichamelijk letsel.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte van alle ten laste gelegde feiten vrij te spreken.
Ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten is door de raadsman primair naar voren gebracht dat in onvoldoende mate is vastgesteld dat verdachte de dader is. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat er geen sprake is van misdrijven maar hoogstens van ordeverstoring. Voorts staat niet vast dat het pinapparaat is vernield, beschadigd of onbruikbaar is gemaakt en kan aan de infantiele gedraging waarvan hier sprake is, geen betekenis worden ontleend die bij aangeefster zou hebben kunnen leiden tot een werkelijke vrees voor het leven dan wel voor zware mishandeling. Er is geen sprake van opzet op de bedreiging. Volgens verdachte heeft het voorval niet op 29 december 2015 plaatsgevonden. Voorts ontkent verdachte dat hij met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde feit op 24 november 2015 goederen in de garage bij het huis van zijn ouders heeft vernield.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit heeft de raadsman een bewijsverweer gevoerd. Verdachte is geschaad in zijn verdediging nu hij niet als verdachte is gehoord na het opnemen van de aangifte en de verschillende getuigenverklaringen. Bovendien heeft het verdachte ontbroken aan de wettelijk voorgeschreven rechtsbijstand. De aangifte en de afgelegde getuigenverklaringen dienen dan ook te worden uitgesloten van bewijs.
3.3.
Vrijspraak feit 1(parketnummer 15/800612-15)
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
[C] heeft aangifte gedaan van vernieling van het pinapparaat bij de Burger King in Hoorn op 29 december 2015. Zij zag dat een man tweemaal met zijn voet tegen het pinapparaat schopte. Ook haar collega [L] zag dat de man tegen apparaten, waaronder het pinapparaat op de toonbank, schopte en sloeg. De kassa van het pinapparaat, waar de man tegenaan schopte, stond op dat moment niet aan. [C] constateerde vervolgens dat het pinapparaat los zat en niet meer aan stond, terwijl dat normaliter wel het geval is bij een niet in werking zijnde kassa. Verbalisant [naam] constateerde dat het pinapparaat scheef stond en dat aan de onderzijde van de poot van het pinapparaat een schroef los zat.
De rechtbank is van oordeel dat uit het bovenstaande onvoldoende blijkt dat er sprake is van vernieling, beschadiging of het onbruikbaar maken van het pinapparaat, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
3.4.
Bewijs(middel)verweer feit 4
Uit het dossier blijkt dat verdachte op 12 augustus 2015 omstreeks 21.50 uur is aangehouden en is gewezen op het recht van consultatiebijstand. Verdachte gaf aan geen advocaat te willen consulteren. Tijdens de voorgeleiding in verband met de aanhouding, diezelfde avond om 23.00 uur, gaf verdachte aan dat hij een toegewezen advocaat wilde consulteren. Dat heeft verdachte herhaald tijdens zijn verhoor in verband met de inverzekeringstelling de volgende dag om 13.45 uur. Verdachte, inmiddels verblijvende in het cellencomplex van het politiebureau te Zaandijk in verband met een cellentekort bij het politiebureau in Hoorn, heeft op 13 augustus 2015 geen verklaring willen afleggen. Verdachte heeft wel een verklaring afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris op 14 augustus 2015. Bij dat verhoor is verdachte bijgestaan door raadsman S.S.H. Orsel.
De rechtbank constateert dat op het moment dat verdachte aangaf een advocaat te willen consulteren, inderdaad een piketmelding had moeten worden gedaan om verdachte daartoe in de gelegenheid te stellen. Nu verdachte vervolgens geen verklaring bij de politie heeft willen afleggen, kan niet echter worden gesteld dat hij door het achterwege laten van deze melding in zijn belangen is geschaad. Verdachte heeft immers nadien op 14 augustus 2015 wel een verklaring afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris waarbij hij werd bijgestaan door een raadsman. De rechtbank volstaat om die reden met de vaststelling dat het recht op rechtsbijstand is geschonden zonder daar een gevolg aan te verbinden.
3.5.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Feit 2(parketnummer 15/800612-15)
[C] , shiftleader bij de Burger King in Hoorn, heeft aangifte gedaan van bedreiging. Op 29 december 2015 omstreeks 17.30 uur hoorde zij gebonk en geschreeuw in het restaurant. [C] is vanuit haar kantoor het restaurant in gegaan en nam plaats achter de toonbank. De man schreeuwde nog steeds, trapte tegen het pinapparaat en richtte zijn hand in een pistoolvorm op haar. Wat de man precies schreeuwde, was haar niet duidelijk, maar ze verstond iets met ‘dood’. [2] Haar collega [L] stond al achter de toonbank toen de verwarde man binnenkwam. De man deed alsof hij schoot en Lunter hoorde hem pang, pang, pang, pang, pang zeggen. [3] [C] , die direct de alarmcentrale belde, was heel erg geschrokken van het incident, maar vooral van de pistoolbewegingen die de man maakte. De blanke man was tussen de 50 en 60 jaar oud, 1.80 – 1.90 meter lang en had een legergroene jas aan tot op het dijbeen of iets langer. Ze hoorde de man nog schreeuwen toen hij vertrok. [4]
Diezelfde dag heeft verbalisant [naam] rond 17.30 uur na de melding van de Burger King een melding ontvangen dat een schreeuwende man zich had opgesloten in het toilet van snackbar Judith aan de Spoorstraat in Hoorn. Tijdens zijn rit naar de Spoorstraat zag hij geen persoon die voldeed aan het door [C] opgegeven signalement. Aan de hand van het opgegeven signalement en gedrag had verbalisant [naam] het vermoeden dat het zou kunnen gaan om verdachte, hem ambtshalve bekend. Aangekomen bij snackbar Judith zag hij dat de deur van het toilet gesloten was. Nadat hij de situatie had doorgegeven aan de meldkamer zag hij verdachte, die voldeed aan het door [C] opgegeven signalement, luid schreeuwend en zijn armen druk heen en weer bewegend in de snackbar staan. Verdachte is aangehouden. [5] In het cellencomplex bleef verdachte schreeuwen. Verdachte sloeg zijn handen in elkaar in de vorm van een pistool, richtte daarbij zijn handen op verbalisant [naam] en riep ‘bang, bang’. [6]
Bewijsoverweging
Gezien het korte tijdsbestek tussen de bedreiging van [C] in de Burger King en het aantreffen van verdachte - die voldoet aan het opgegeven signalement - bij nabijgelegen snackbar Judith, het beschreven gedrag van verdachte op beide locaties en het feit dat verdachte diezelfde avond op het politiebureau wederom met zijn handen een pistoolgebaar maakt en de woorden ‘bang, bang’ roept, acht de rechtbank bewezen dat verdachte de persoon was die in de Burger King [C] heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht.
Verdachte heeft tegen de rechter-commissaris verklaard dat de woorden ‘pang, pang’ niet serieus hoeven te worden genomen. Anders dan verdachte, de officier van justitie en de raadsman hebben gesteld, is de rechtbank van oordeel dat er objectief gezien wel sprake is geweest van een bedreigende situatie voor [C] . Verdachte schreeuwde, trapte om zich heen en maakte een verwarde indruk. Het gedrag van verdachte was daarom onvoorspelbaar en boezemde [C] angst in.
Hoewel verdachte een verwarde indruk maakte, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gesteld dat verdachte geen opzet had op de bedreiging. Verdachte maakte immers welbewust met zijn handen een pistoolgebaar en richtte vervolgens zijn handen op [C] .
Feit 3(parketnummer 15/800534-15)
[vader] , de vader van verdachte, heeft aangifte gedaan van vernieling. Op 24 november 2015 hoorde hij omstreeks 22.55 uur veel lawaai in de garage van zijn woning aan de [adres] in [woonplaats] . Het leek alsof er iemand met een bijl overal op in aan het hakken was. Aangever is naar de garage gegaan en trof daar zijn zoon, verdachte, aan. Verdachte was erg agressief en had alles in de garage verplaatst, terwijl aangever een dag eerder de hele garage had opgeruimd. De handlamp was stukgemaakt en in de stalen poot van de warmteheater zat een grote deuk. [7] [moeder] , de moeder van verdachte, heeft verdachte in de garage horen schreeuwen. [8] Verdachte werd vervolgens door verbalisanten [naam] en [naam] in de garage bij een brandende kachel aangetroffen. [9]
Bewijsoverweging
Verdachte heeft verklaard dat de handlamp al kapot was en dat de voet van de warmteheater al eerder was beschadigd bij het naar binnen rijden van de auto. De rechtbank gaat voorbij aan dit verweer nu zij het onaannemelijk acht dat de vader van verdachte de kapotte handlamp en beschadigde voet van de heater een dag eerder niet zou hebben opgemerkt tijdens het opruimen van de garage.
Feit 4(parketnummer 15/800342-15)
[H.] heeft aangifte gedaan van mishandeling op de avond van 12 augustus 2015 op het Stationsplein in Hoorn. Die avond stond zij, in het bijzijn van haar moeder en drie vriendinnen, bij de bankjes voor het NS station. Op het moment dat zij met haar mobiel belde en een berichtje verstuurde, voelde zij een forse duw. Ze zag dat een man met zijn linkerarm haar een krachtige duw gaf. Ze voelde hevige pijn in haar ribben aan de rechterzijde. De man kwam agressief op haar over. Hij schopte tegen haar linkerbeen en tegen haar hand, waardoor haar mobiel enkele meters verder op de grond terechtkwam. [H.] voelde pijn aan haar hand en haar been. [10] Deze aangifte wordt ondersteund door de getuigenverklaring van [I] , moeder van aangeefster. [I] zag dat de man met zijn linker elleboog een beuk in de rechterzij van haar dochter gaf en direct daarna zijn rechterbeen naar voren bewoog en haar dochter trapte. De man raakte haar dochter op de zijkant van haar linker bovenbeen. Het leek een karatetrap. [11] Ook getuige [S] zag dat de man uit het niets met zijn linker elleboog tegen de ribben van [H.] stootte en trapte tegen haar bovenbeen. De trap kwam hard aan. [H.] dook in elkaar en begon te huilen. [12] Verdachte heeft verklaard dat hij op een lompe manier via het maken van schijnbewegingen door het groepje dames is gelopen en dat de telefoon van [H.] inderdaad door de lucht vloog. [13]
3.6.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 2:
hij op 29 december 2015 in de gemeente Hoorn [C] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met zijn handen een pistoolgebaar gemaakt en voornoemde [C] opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: "pang pang";
Feit 3 (parketnummer 15-800534-15):
hij op 24 november 2015 in de gemeente Hoorn opzettelijk en wederrechtelijk in een garage behorende bij een woning aan de [adres] , een handlamp, toebehorende aan [vader] (zijnde de vader van hem, verdachte), heeft vernield en een heater toebehorende aan die [vader] heeft beschadigd;
Feit 4 (parketnummer 15-800342-15):
hij op 12 augustus 2015 te Hoorn [H.] heeft mishandeld door haar hard met zijn elleboog in haar zij te stoten en door haar hard tegen het linkerbeen te schoppen.
Hetgeen aan verdachte onder 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Ten aanzien van feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort vernielen, en opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort beschadigen
Ten aanzien van feit 4:
mishandeling.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een jonge vrouw tijdens haar werkzaamheden bij de Burger King de stuipen op het lijf gejaagd door op agressieve wijze zijn handen in een pistoolbeweging op haar te richten en pang, pang te roepen. Voorts heeft verdachte een andere jonge vrouw op straat mishandeld door onverhoeds met zijn elleboog hard in haar zij te stoten en tegen haar been te schoppen, waardoor zij pijn heeft ondervonden. De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan. Zonder enige aanleiding heeft verdachte zich bijzonder agressief en dreigend opgesteld tegenover willekeurige slachtoffers. Dergelijke gedragingen brengen niet alleen bij de slachtoffers maar ook in de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Voorts heeft verdachte goederen van zijn ouders in de garage bij hun woning vernield en beschadigd. Dat zijn niet alleen ergerlijke feiten maar hebben bovendien extra impact voor mensen op leeftijd als die feiten door hun inmiddels ruim volwassen kind worden gepleegd.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 29 februari 2016, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder ter zake van vermogens- en geweldsdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld.
Dit heeft verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
- de brief van dr. [naam] , psychiater bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) van 7 december 2015 in het kader van een trajectconsult. Op grond van de stukken adviseert dr. [naam] een rapportage door een psychiater uit te laten voeren. Zij acht echter de uitvoering van die rapportage op dat moment niet haalbaar nu verdachte in het verleden heeft geweigerd mee te werken aan het opstellen van een Pro Justitia rapportage en ook thans weigert met haar in gesprek te gaan.
- de brief van dr. [naam] , psychiater bij het NIFP van 31 december 2015 in het kader van een voorgeleidingsconsult. Uit voorinformatie komt naar voren dat verdachte een zorgwekkende zorgmijder is en voor veel overlast zorgt. Verdachte zou in het verleden gediagnosticeerd zijn met schizofrenie van het gedesorganiseerde type, middelengebruik en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. In het verleden zijn diverse gedwongen opnames geweest. Diagnostiek komt niet van de grond. Hoewel bij het huidige onderzoek mogelijk aanwijzingen voor psychotische kenmerken aanwezig zijn, is er geen indicatie voor plaatsing in een PPC.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 26 februari 2016 van
[naam]als reclasseringswerkster verbonden aan
GGZ Reclassering Palier.In het rapport is – zakelijk weergegeven – het volgende vermeld.
Betrokkene is een 47-jarige man, opgegroeid met twee zussen in [plaats] . Zijn jeugd was zorgeloos en de band met zijn ouders was goed. Na de MAVO gaat betrokkene naar de MTS. In 1997 is de knie van betrokkene verbrijzeld door een ongeluk. Volgens betrokkene is zijn gedrag na dat ongeluk veranderd. Betrokkene doet wel examen voor de MTS, maar behaalt geen diploma.
Betrokkene komt veelvuldig met justitie in aanraking en staat geregistreerd als veelpleger.
Er is sprake van een slechte sociale integratie. Zo lijkt betrokkene niet over dagbesteding te beschikken en heeft hij geen vaste woon- of verblijfplaats. Hij verkrijgt inkomsten middels een Wajong-uitkering. Er is geen actueel beeld wat betreft middelenproblematiek daar betrokkene hier geen openheid over geeft. In het verleden zou dit delict gerelateerd zijn geweest.
Betrokkene staat bekend als een ‘zorgwekkende zorgmijder’ en er is sprake van psychiatrische problematiek. Diagnostiek teneinde een actueel beeld te verkrijgen van zijn problematiek over (on)mogelijkheden is geïndiceerd, maar niet haalbaar gebleken. Betrokkene weigert iedere vorm van hulpverlening.
GGZ reclassering Palier schat de kans op recidive als zeer hoog. Tevens acht Palier de kans op het onttrekken aan voorwaarden hoog, gezien het feit dat betrokkene tot op heden niet wenst mee te werken aan toezicht en een behandeltraject vanuit de reclassering. Gezien bovenstaande is het niet mogelijk een plan van aanpak binnen een voorwaardelijk (ISD-)kader op te stellen.
Betrokkene zal intramuraal onderzocht moeten worden om te komen tot een DSM-classificatie. Met deze diagnose kan betrokkene worden aangemeld bij het Indicatieorgaan voor de Forensische Zorg. GGZ reclassering Palier heeft geconstateerd dat het onmogelijk is het recidiverisico te beïnvloeden met een ambulant plan van aanpak. Wellicht dat het gedrag van betrokkene kan worden beïnvloed met een klinisch plan van aanpak.
Advies: onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
Ter terechtzitting heeft mevrouw [naam] het advies onderschreven. Afhankelijk van de resultaten van het onderzoek dient te worden bekeken welke kliniek geschikt is voor verdachte.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder nog het volgende overwogen. Verdachte heeft ter terechtzitting meegedeeld dat hij beschikt over een kamer in Hoorn en een klein zeilbootje met een kajuit in Bremerhaven. Verdachte vaart als vrijwilliger (scheepsjongen) op een binnenvaartschip en wil een opleiding volgen voor bootsman en daarna voor kapitein. Op de vragen van de rechtbank naar hoe – wat – waar en wanneer wil verdachte geen enkel antwoord geven. De rechtbank constateert dat hetgeen verdachte heeft aangevoerd ten aanzien van zijn persoonlijke omstandigheden en plannen, voorts op geen enkele wijze verifieerbaar is.
Voorts heeft de rechtbank overwogen dat verdachte, gezien zijn zorgmijdende houding, niet bij hulpinstanties in beeld komt zodat er sinds jaren geen toetsing voor opname in het kader van de BOPZ meer heeft kunnen plaats vinden.
De rechtbank is van oordeel dat de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren dient te worden opgelegd, nu de door verdachte begane feiten misdrijven betreffen waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, verdachte in de afgelopen vijf jaren driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen, onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging hiervan, er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel eist. Teneinde de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven, alsmede de maatschappij zo optimaal mogelijk te beschermen, zal de rechtbank bepalen dat de gehele duur van de maatregel ten uitvoer gelegd dient te worden en dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis onder verschillende parketnummers in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht hierop niet in mindering dient te worden gebracht.
De rechtbank zal bepalen dat na zes maanden een tussentijdse toetsing van de maatregel dient plaats te vinden.
Gezien het vorenstaande en de te nemen beslissing, is opheffing van de voorlopige hechtenis zoals door de raadsman verzocht niet aan de orde. Wel zal de rechtbank het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis, gegeven in de zaak met parketnummer 15/800534-15 (feit 3) opheffen.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 38m, 38n, 57, 63, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder de feiten 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.6. bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren
Bepaalt dat het Openbaar Ministerie binnen
6 (zes) maandenna het onherroepelijk worden van dit vonnis zal berichten over de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Heft op het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer 15/800534-15.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. Sassenburg, voorzitter,
mr. A.S. van Leeuwen en mr. M.S. Lamboo, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.M.A. van der Meij,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 april 2016.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.P-v aangifte [C] , p. 19 en 20.
3.P-v bevindingen verbalisant [naam] , p. 13.
4.P-v aangifte [C] , p. 19 en 20.
5.P-v bevindingen verbalisant [naam] , p. 17 en 18.
6.P-v bevindingen verbalisant [naam] , p. 12.
7.P-v aangifte [vader] , p. 3 en 4 met als bijlagen een foto van de kapotte handlamp p. 10 en de ingedeukte voet van de warmteheater p. 9.
8.P-v verhoor getuige [moeder] , p. 15.
9.P-v verhoor verbalisanten [naam] en [naam] , p. 13.
10.P-v aangifte [H.] , p.
11.P-v verhoor getuige [I] , p. 16
12.P-v verhoor getuige [S] , p. 10.
13.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 april 2016.