Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Bewijs
Naar het oordeel van de rechtbank is ook niet gebleken van omstandigheden die maken dat de consultatie op dat moment tevens betrekking had kunnen en moeten hebben op het tweede feit, waarvoor verdachte niet was aangehouden. Uit het dossier (pagina’s 72 en 73) volgt immers dat in het eerste verhoor slechts in algemene zin naar “vergelijkbare feiten” is gevraagd. Op dat moment had verdachte noch zijn raadsman er op bedacht hoeven zijn dat een nieuwe verdenking zou rijzen. Verdachte wist toen immers (nog) niet dat in zijn auto (mogelijk) van diefstal afkomstige sigaretten (verdenking feit 2) zouden worden aangetroffen. Pas in het tweede verhoor – na het overleg met zijn raadsman – is verdachte hiermee geconfronteerd. Dit brengt mee dat aan verdachte, voorafgaand aan de ondervraging op dit punt in het tweede verhoor, gelegenheid had moeten krijgen zijn raadsman over het tweede feit te consulteren.
Nu dit niet is gebeurd, is sprake van een onherstelbaar vormverzuim. De verklaring van verdachte met betrekking tot dit feit zal daarom niet voor het bewijs worden gebezigd.
4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
5.Strafbaarheid van verdachte
6.Motivering van de sanctie
7.Toepasselijke wettelijke voorschriften
8.Beslissing
120 (honderdtwintig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 60 dagen hechtenis.
14 april 2016.