ECLI:NL:RBNHO:2016:303

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 januari 2016
Publicatiedatum
19 januari 2016
Zaaknummer
C/15/233491/FA RK 15-6252
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing van een minderjarige naar Spanje

In deze zaak verzoekt de moeder om vervangende toestemming om met haar minderjarige zoon naar Spanje te verhuizen. De rechtbank heeft op 20 januari 2016 uitspraak gedaan. De moeder heeft aangevoerd dat zij zich in Nederland ongelukkig voelt en dat zij in Spanje betere kansen ziet voor werk en een sociaal netwerk. De vader verzet zich tegen de verhuizing en stelt dat de moeder onvoldoende heeft gedaan om in Nederland een leven op te bouwen. De rechtbank overweegt dat de belangen van het kind voorop staan en dat de moeder niet voldoende heeft aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk is. De rechtbank wijst het verzoek van de moeder af, omdat het belang van het kind om in zijn vertrouwde omgeving te blijven en frequent contact met de vader te onderhouden zwaarder weegt. De rechtbank benadrukt dat het voor jonge kinderen belangrijk is om regelmatig contact te hebben met beide ouders. De moeder heeft niet aangetoond dat haar belang om naar Spanje te verhuizen zwaarder weegt dan het belang van het kind. De rechtbank beveelt de moeder om de reisdocumenten van het kind aan de vader te overhandigen, nu het verzoek van de moeder is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
locatie Haarlem
vervangende toestemming verhuizing
zaak-/rekestnr.: C/15/233491 / FA RK 15-6252
beschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken van 20 januari 2016
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te Assendelft (volgens de BRP)
feitelijk verblijvende te Utrecht,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. H.P. Scheer, kantoorhoudende te Utrecht,
tegen
[verweerder],
wonende te Assendelft,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M.H. Bressers, kantoorhoudende te Barcelona.

1.Procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 12 oktober 2015;
- de brief van de advocaat van de moeder van 16 oktober 2015;
- de brieven van de advocaat van de moeder van 22 en 26 oktober 2015;
- de brief, tevens aanvullend verzoek, met bijlagen van de advocaat van de moeder van 4 december 2015;
- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de vader, ingekomen op 8 december 2015,
- de brief, met bijlage (productie 15) van de advocaat van de moeder van 9 december 2015;
- de brief, met bijlagen (productie 17 tot en met 19) van de advocaat van de moeder van 9 december 2015.
1.2
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 10 december 2015 in aanwezigheid van partijen, de moeder bijgestaan door mr. H.P. Scheer en de vader door mr. M.H. Bressers.
Ter zitting is aan de moeder bijstand verleend door een tolk in de Spaanse taal.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
Partijen hebben van juli 2009 tot december 2013 een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.2
Uit deze relatie is geboren de minderjarige [minderjarige] :
- [het kind] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente Zaanstad, hierna: [het kind] .
2.3
De vader heeft [het kind] erkend; de ouders hebben gezamenlijk het gezag over [het kind] .
2.4
De moeder is op 10 juli 2014 met [het kind] naar Spanje vertrokken.
2.5
Nadat door de rechtbank van eerste aanleg nr. 1 Lugo, Spanje bij beschikking van 1 april 2015 de teruggeleiding naar Nederland was gelast, woont [het kind] sinds 14 mei 2015 bij zijn vader.
2.6
Partijen hebben, blijkens het proces-verbaal van de kort geding zitting van 30 juni 2015, in onderling overleg een (voorlopige) omgangsregeling afgesproken waarbij [het kind] in de even weekeinden van vrijdag 12.00 uur tot tot zondag 16.00 uur bij zijn moeder verblijft en in de oneven weekeinden van vrijdag om 18.00 uur tot zaterdag om 18.00 uur. En voorts dat hij op twee achtereenvolgende woensdagen bij de moeder verblijft van 12:00 uur tot 18:00 uur. De daarop volgende woensdagmiddag is [het kind] bij de man. Ook hebben partijen afspraken gemaakt over Skype contact en verdeling van de vakanties.

3.Verzoek

3.1
De moeder heeft verzocht haar vervangende toestemming te verlenen om samen met [het kind] naar Spanje te verhuizen.
3.2
De moeder heeft ter onderbouwing van haar verzoek aangevoerd dat het voor haar noodzakelijk is om naar Spanje te verhuizen. Zij kan sinds zij in Nederland woont moeilijk aarden, voelt zich in Nederland erg ongelukkig en heeft als gevolg daarvan depressieve klachten ontwikkeld. Zij is er, mede doordat zij de Nederlandse taal niet goed spreekt, niet in geslaagd, niet tijdens de relatie met de vader noch daarna, een betaalde baan te vinden. Omdat zij nu geen inkomsten uit arbeid heeft en geen bijstandsuitkering kan aanvragen (nu zij niet een groot deel van de zorg voor [het kind] heeft), kan zij niet in haar eigen levensonderhoud voorzien en daardoor ook geen zelfstandige woning huren. Op dit moment woont zij tijdelijk op een kamer bij familie in Utrecht, waar zij niet veel langer kan blijven wonen. Hierdoor is zij gedwongen terug te keren naar Spanje, waar zij sinds 1 maart 2015 een woning huurt. In Spanje kan zij weer als kapster werken bij het bedrijf waar zij eerder heeft gewerkt toen zij nog in Spanje woonde. Zij kan in Spanje voor zichzelf en [het kind] zorgen. Daar komt bij dat haar ouders in Spanje wonen en dat haar hele sociale netwerk zich in Spanje bevindt.
De moeder voert voorts aan dat, nadat zij in juli 2014 met [het kind] naar Spanje was teruggekeerd, haar psychische gesteldheid is verbeterd en dat zij sindsdien geen antidepressiva meer slikt. Zij vreest echter dat wanneer er geen wijziging komt in haar huidige situatie zij opnieuw in een depressie kan geraken.
De moeder meent aldus dat het om de hiervoor genoemde redenen voor haar noodzakelijk is naar Spanje te vertrekken.
3.3
De moeder stelt voorts dat zij de verhuizing naar Spanje goed heeft doordacht en voorbereid. Zij heeft een woning in Spanje. Daarnaast is zij van mening dat een verhuizing naar Spanje voor [het kind] geen problemen zal opleveren. Hij was slechts drie jaar oud toen zij met hem naar Spanje terugkeerde en zij heeft daar negen maanden met hem gewoond. [het kind] kan terug naar de school waar hij in die periode al op heeft gezeten. [het kind] spreekt Spaans en zijn nieuwe woonplaats is net als Assendelft ook een vertrouwde omgeving voor hem waar diverse familieleden wonen. Daarnaast heeft zij altijd de dagelijkse zorg voor [het kind] gehad, ook toen zij met de vader samenwoonde, omdat de vader werkte.
3.4
De moeder is bereid om de gevolgen van de verhuizing voor de vader te compenseren. Omdat een verhuizing naar Spanje betekent dat de vader veel minder contact met [het kind] zal kunnen hebben, heeft de moeder hem aangeboden dat [het kind] gedurende de Spaanse zomervakantie, die circa 2,5 maanden duurt, zeven aaneengesloten weken in Nederland mag verblijven. Daarnaast kan [het kind] ook tijdens de overige schoolvakanties naar Nederland komen. Zij heeft er evenmin bezwaar tegen dat wanneer de vader in Spanje verblijft, [het kind] een aantal dagen met zijn vader doorbrengt. Daarnaast kunnen de vader en [het kind] regelmatig via Skype contact met elkaar hebben. Volgens de moeder kan de vader op deze manier voldoende deel blijven uitmaken van het leven van [het kind] .
De moeder is bereid bij te dragen in de extra kosten voor de omgangsregeling, hoewel de financiële bijdrage die zij kan bieden op dit moment beperkt is.
3.5
De moeder erkent dat de vader en zij op dit moment niet in staat zijn om met elkaar te overleggen, ook niet over [het kind] . Zij gaat er vanuit dat, zodra zij met [het kind] naar Spanje zal mogen verhuizen, er duidelijkheid ontstaat over de woonplaats van [het kind] en dat de vader en zij dan weer in staat zullen zijn, om net als voorheen, in onderling overleg afspraken met elkaar over [het kind] te maken.
3.6
Voor wat betreft de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg voert de moeder aan dat zij tot mei 2015 altijd voor [het kind] gezorgd heeft. Op dit moment is de zorg voor [het kind] verdeeld, omdat [het kind] bij de man woont. De vrouw is vanwege de afstand van haar woonplaats tot Assendelft beperkt in wat zij kan doen. Als [het kind] met haar naar Spanje zou verhuizen, is de situatie feitelijk weer in overeenstemming met hoe het was tot [het kind] in het voorjaar van 2015 Nederland terugkeerde.
3.7
De moeder is ervan overtuigd dat zij voldoet aan de hierna onder 5.3 vermelde criteria waaraan een verzoek tot vervangende toestemming tot verhuizing dient te voldoen.
Desgevraagd geeft de moeder aan dat zij nog niet heeft beslist of zij, bij afwijzing van het verzoek, zonder [het kind] naar Spanje zal verhuizen.
3.8
Aanvullend heeft de moeder verzocht te bepalen, indien de rechtbank niet voor de kerstvakantie van 2015 een beslissing neemt op haar verzoek, dat de tussen partijen geldende zorgregeling, zoals opgenomen in het proces-verbaal van de zitting van 30 juni 2015 wordt uitgebreid en dat [het kind] van 18 december 2015 uit school tot 19 december 2015 12.00 uur bij haar verblijft, alsmede van 26 december 2015 om 12.00 uur tot 2 januari 2016, waarbij de vader [het kind] op 26 december 2015 bij de vrouw brengt en op 2 januari 2016 weer ophaalt

4.Verweer en zelfstandig verzoek

4.1
De vader heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de moeder haar vervangende toestemming te verlenen om met [het kind] naar Spanje te mogen verhuizen.
Indien de rechtbank dit verzoek toch toewijst, verzoekt de vader subsidiair de beslissing op dit onderdeel niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.2
De vader stelt voorop dat het verzoek van de moeder uitsluitend is gebaseerd op haar eigen belang terwijl in de jurisprudentie duidelijk is bepaald dat het belang van de minderjarige vooropgesteld moet worden.
4.3
De vader betwist de noodzaak van de verhuizing van de moeder met [het kind] naar Spanje. In dat verband betwist de vader de stelling van de moeder dat zij zich in Nederland in een onmogelijke positie bevindt en dat zij hier geen baan zou kunnen vinden. Volgens de vader blijkt uit de overgelegde sollicitatiebrieven niet echt de wil om in Nederland een baan te vinden en heeft de moeder bijvoorbeeld verzuimd bij uitzendbureaus langs te gaan om naar vacatures te informeren. De vader heeft de moeder bovendien meerdere malen voorgesteld om haar te helpen bij het vinden van een baan en hij is nog steeds bereid dat te doen. Waar de moeder stelt dat zij de Nederlandse taal onvoldoende machtig is, begrijpt de vader niet waarom de moeder geen gebruik maakt van de mogelijkheden die er zijn om Nederlandse les te volgen. Volgens de vader zou de moeder haar baan als kapster heel goed in Nederland kunnen uitoefenen. Ten aanzien van de mogelijke baan als kapster in Spanje merkt de vader op dat de verklaring van mevrouw [naam] van 9 september 2015 slechts een aanbod inhoudt voor mogelijk werk als kapster.
De vader stelt dat de moeder wel een beroep kan doen op een Wwb-uitkering omdat de moeder voorbij gaat aan artikel 2.3 uit de Vreemdelingencirculaire B10. Daarnaast stelt hij dat de Europese Unie in 2014 heeft laten weten dat iedere EU-burger en vreemdeling recht op bijstand heeft ongeacht de taal, het land waar dit wordt aangevraagd en het land van herkomst.
Met betrekking tot de stelling van de moeder dat zij hier geen woonruimte heeft, is de vader van mening dat de moeder geen bewijsstukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat zij binnen afzienbare termijn de woning van haar tante zou moeten verlaten. Zij heeft bovendien nog meer familieleden in Nederland waar zij (tijdelijk) zou kunnen verblijven. Volgens de vader is het in het belang van [het kind] dat de moeder woonruimte zoekt in de leefomgeving van [het kind] . Hij heeft de moeder meerdere malen aangeboden haar daarbij te willen helpen. De vader ondersteunt de moeder op dit moment met een bijdrage van € 400 per maand en is bereid haar financieel te blijven ondersteunen tot zij een baan en woonruimte in Nederland heeft gevonden, indien noodzakelijk zelfs meer dan hij tot nu toe heeft gedaan.
Dat de moeder in februari 2015 al woonruimte in Spanje heeft gehuurd, mag niet van invloed zijn op de te nemen beslissing. De vader is van mening dat de moeder ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst had moeten begrijpen dat het hoogst onzeker was dat zij met [het kind] in Spanje zou kunnen blijven wonen omdat partijen in afwachting waren van de uitspraak van de rechtbank in Lugo, Spanje.
4.4
De door de moeder aangeboden compensatie voor de gevolgen van de verhuizing is volgens de vader niet toereikend. Een verhuizing naar Spanje zal de band tussen [het kind] en de vader ernstig verstoren, hetgeen voor [het kind] erg ingrijpend zal zijn, te meer nu de vader op dit moment de dagelijkse zorg heeft. De door de moeder voorgestelde bezoekregeling biedt geen enkele compensatie voor het gemis van deze dagelijkse zorg. De moeder stelt weliswaar voor dat [het kind] in de zomervakanties een lange tijd bij zijn vader kan doorbrengen alsmede tijdens de andere schoolvakanties, maar [het kind] en de vader hebben er recht op en belang bij dat de vader [het kind] in zijn directe omgeving kan zien opgroeien en dat er frequent en regelmatig contact kan zijn.
De vader betwist dat de moeder tijdens de samenwoning van partijen alleen de zorg voor [het kind] heeft gehad. De moeder en hij deelden de zorg voor [het kind] in die zin dat de moeder hoofdzakelijk door de week voor [het kind] zorgde terwijl hij in de weekends en op zijn vrije dagen de zorg voor [het kind] op zich nam. Ook in de periode dat partijen begin 2013 zes weken gescheiden leefden, verbleef [het kind] door de weeks bij de moeder en in de weekenden bij de vader. Sinds [het kind] vanaf mei 2015 bij hem woont, heeft de vader in overleg met zijn werkgever zijn werktijden zodanig aangepast dat hij van 9.30 uur tot 14.30 uur werkt zodat hij [het kind] naar school kan brengen en weer kan ophalen. De vader werkt dan ’s avonds thuis de resterende uren van zijn werktijd. Wanneer de vader niet kan, haalt een tante (vz) [het kind] een enkele keer van school.
4.5
De vader heeft er geen vertrouwen in dat de communicatie tussen partijen zal verbeteren wanneer er duidelijkheid ontstaat over de verblijfplaats van [het kind] . Volgens de vader is al lang duidelijk dat de verblijfplaats van [het kind] in Nederland is omdat reeds drie rechters dit in hun beslissingen hebben bepaald, dit heeft echter niet tot wijziging van de houding van de moeder geleid. Ook de wijze waarop de moeder zich tijdens haar verblijf in Spanje heeft opgesteld, belooft weinig goeds. De moeder heeft hem na haar gedwongen terugkeer in Nederland begin mei 2015 niet geïnformeerd waar zij met [het kind] verbleef en zij heeft hem, ondanks zijn verzoeken daartoe, geweigerd medische informatie over [het kind] te geven.
Ten aanzien van het kostenaspect van een eventuele verhuizing van [het kind] naar Spanje is de vader van mening dat dit verwaarloosbaar is in vergelijking met het belang van [het kind] om in Nederland te blijven. Wanneer de moeder toch naar Spanje verhuist, is de vader van mening dat alle reiskosten voor de omgangsregeling voor rekening van de moeder dienen te komen.
4.6
De vader heeft geen bezwaar tegen de door de moeder verzochte aanvulling van de omgangsregeling met [het kind] tijdens de kerstvakantie.
4.7
De vader heeft de rechtbank bij zelfstandig verzoek verzocht de moeder te bevelen haar advocaat te instrueren hem binnen één week na de te wijzen beschikking in het bezit te stellen van de reisdocumenten van [het kind] (het familieboekje, zijn paspoort en zijn ID-kaart), althans te bepalen dat wanneer die instructie zou uitblijven de te wijzen beschikking na verloop van één week daarvoor in de plaats komt.

5.Beoordeling

Bevoegdheid en toepasselijk recht
5.1
Uit de stukken blijkt dat de moeder en de vader de Spaanse nationaliteit bezitten en [het kind] de Nederlandse nationaliteit.
Het verzoek betreft een geschil over de uitoefening van het gezag en valt als zodanig binnen het materiële toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (Brussel II bis).
Ingevolge artikel 8, eerste lid, Brussel II bis zijn ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Nu [het kind] zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft, is de Nederlandse rechter bevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
Ingevolge artikel 17 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996, bij welk verdrag zowel Spanje als Nederland is aangesloten, is Nederlands recht toepasselijk.
5.2
De ouders hebben gezamenlijk gezag over [het kind] . Dit brengt mee dat de moeder voor het wijzigen van de hoofdverblijfplaats van [het kind] in beginsel toestemming van de vader nodig heeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden, kan het geschil worden voorgelegd aan de rechter op de voet van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). In geschil is het voornemen van de moeder om met [het kind] naar Spanje te verhuizen. Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is gebleken dat de standpunten van partijen haaks op elkaar staan en dat zij niet tot een vergelijk kunnen komen.
5.3
Om een beslissing te kunnen nemen in het kader van artikel 1:253a BW vormen de belangen van de minderjarigen een eerste overweging van de rechtbank. Conform vaste rechtspraak dient de rechter bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in acht te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
- het recht en belang van de verhuizende ouder en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten;
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen
van de verhuizing voor het kind en de andere ouder te verzachten en/of te
compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de kinderen op onverminderd contact met elkaar
in hun vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de kinderen en de andere ouder voor en na de
verhuizing;
- de leeftijd van de kinderen, hun mening en de mate waarin zij geworteld zijn in hun
omgeving of juist gewend zijn aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing;
5.4
Uitgangspunt is dat de ouders na het uiteengaan de mogelijkheid moeten hebben weer verder zelfstandig een eigen leven te gaan leiden. Ouders dienen zich echter bij het maken van die nieuwe start zich elkaars belangen, en vooral ook die van minderjarige kinderen, aan te trekken. Het is een feit van algemene bekendheid dat verbreking van de continuïteit van de woonomgeving en van de frequente contacten met de andere ouder voor kinderen ingrijpend kan zijn.
5.5
Uit de overgelegde stukken en hetgeen de moeder ter zitting naar voren heeft gebracht, is voldoende aannemelijk geworden dat het voor de moeder erg belangrijk is om terug te keren naar haar geboorteland waar zij tot 2010 heeft gewoond en gewerkt en dat zij destijds heeft verlaten om met de vader in Nederland te gaan samenwonen. De wens van de moeder om naar Spanje terug te keren is vanuit het standpunt van de moeder bezien op zichzelf goed te begrijpen. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank evenwel niet komen vast te staan dat de verhuizing naar Spanje noodzakelijk is in de hiervoor omschreven zin. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is vast komen te staan dat de inspanningen van de moeder met name gericht zijn geweest op terugkeer naar Spanje. De moeder heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij daadwerkelijk alle mogelijkheden heeft benut om in Nederland woonruimte en werk te vinden om zo haar uitgangspositie hier te verbeteren. In dat verband acht de rechtbank ook van belang dat de moeder niet heeft weersproken dat zij niet is ingegaan op het aanbod van de vader haar te helpen bij het vinden van een woning in de buurt van de leefomgeving van [het kind] , het zoeken naar een baan en het leren van de Nederlandse taal. De enkele stelling van de moeder dat zij als gevolg van haar uitzichtloze situatie in Nederland depressieve klachten heeft ontwikkeld, is mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen evenmin reden om de verhuizing noodzakelijk te achten.
5.6
Vaststaat dat [het kind] sinds mei 2015 bij zijn vader woont en dat hij ieder weekend afwisselend twee respectievelijk drie dagen bij zijn moeder verblijft. De vraag dient beantwoord te worden of het in het belang van [het kind] is met zijn moeder naar Spanje te verhuizen of dat het meer in zijn belang is om in zijn vertrouwde omgeving in Nederland te blijven wonen. Beide ouders zijn het erover eens dat het in het belang van [het kind] is dat hij in een voor hem vertrouwde omgeving contact kan hebben met beide ouders. De moeder meent dat daaraan ook vanuit Spanje vormgegeven kan worden. De vader is van mening dat dit alleen kan wanneer beide ouders – in Nederland- bij elkaar in de buurt wonen.
Niet ter discussie staat dat [het kind] Spaans spreekt en dat de omgeving waar de moeder met hem wil gaan wonen voor hem enigszins vertrouwd is, omdat hij daar al enige tijd met moeder heeft gewoond en omdat daar familieleden van zowel moeders- als vaderszijde wonen. Duidelijk is ook dat wanneer [het kind] naar Spanje verhuist de frequentie van het contact tussen [het kind] en zijn vader drastisch wordt verminderd, nu de vader niet voornemens is zich in Spanje te vestigen. De rechtbank overweegt dat voor nog jonge kinderen als [het kind] het hebben van korte en regelmatige contacten met de ouder waar hij geen hoofdverblijf heeft, van groot belang is voor een goede ontwikkeling. Het behouden van contact met beide ouders kan naar het oordeel van de rechtbank alleen worden gerealiseerd wanneer beide ouders op een redelijke afstand van elkaar blijven wonen.
5.7
De moeder meent dat de door haar aangeboden omgangs- en contactregeling voldoende compensatie biedt voor het verlies van het bijna dagelijkse contact tussen [het kind] en zijn vader. Naar het oordeel van de rechtbank is dit aanbod onvoldoende om de vader op een relevante wijze deel te laten blijven uitmaken van het leven en de opvoeding van [het kind] , zelfs wanneer er aan de door de moeder voorgestelde vakantiecontacten nog frequente Skype-contacten zullen worden toegevoegd. Een en ander nog los van de hoge reis- en contactkosten die een verhuizing naar Spanje voor de vader met zich mee zouden brengen, van welke kosten de moeder heeft aangegeven dat zij –vooralsnog- niet in staat is daar financieel aan bij te dragen.
5.8
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de moeder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat haar belang om met [het kind] naar Spanje te verhuizen zwaarder dient te wegen dan het belang van [het kind] om in zijn vertrouwde omgeving in Nederland te blijven wonen en daarbij frequent contact met de vader te kunnen blijven onderhouden. Het lijkt gelet op de nog jonge leeftijd van [het kind] het meest in zijn belang wanneer de beide ouders frequent contact met hem kunnen onderhouden. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking het door de vader reeds eerder gedane aanbod de moeder te helpen haar leven in de leefomgeving van [het kind] op te bouwen en zijn bereidheid om alsdan uitbreiding van de omgangsregeling met haar te bespreken.
De rechtbank zal daarom het verzoek van de moeder afwijzen.
5.9
Nu de vader instemt met het aanvullende verzoek van de moeder over de extra omgang met [het kind] in de kerstvakantie en de rechtbank pas na afloop van die periode een beslissing zal geven, hoeft op dit onderdeel van het verzoek geen beslissing meer te worden genomen.
5.1
Nu het verzoek van de moeder wordt afgewezen, heeft moeder er geen belang meer bij dat de reisdocumenten van [het kind] (het familieboekje, zijn paspoort en zijn ID) in het bezit blijven van haar advocaat en zal het verzoek van de vader de moeder bevelen haar advocaat te instrueren deze documenten binnen één week na de datum van deze beschikking in zijn bezit te stellen worden toegewezen.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1
Wijst af het verzoek van de moeder haar vervangende toestemming te verlenen met [het kind] naar Spanje te verhuizen;
6.2
Beveelt de moeder om binnen één week na de datum van deze beschikking haat advocaat te instrueren de reisdocumenten van [het kind] (het familieboekje, zijn paspoort en zijn ID) in het bezit van de vader te stellen.
6.3
Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.F. Donders, voorzitter, mr. M. Mateman en mr. C.S. Goedèl, rechters, allen tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van M.P. Joukes als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2016.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.