ECLI:NL:RBNHO:2016:3020

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 april 2016
Publicatiedatum
14 april 2016
Zaaknummer
4664361
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • E.P. Stolp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurprijs geschil in verband met gebreken aan gehuurde woning

In deze zaak heeft de huurder de verhuurder gedagvaard in verband met een geschil over de huurprijs van een woning. De huurder heeft de woning gehuurd voor een huurprijs van € 650,00 per maand, maar heeft verzocht om een tijdelijke verlaging van de huurprijs vanwege gebreken, met name vochtproblemen. De huurcommissie heeft in eerdere uitspraken de huurprijs verlaagd tot € 221,98 per maand vanwege ernstige onderhoudsgebreken. De huurder heeft de woning tijdelijk verlaten om de verhuurder in staat te stellen het benodigde onderhoud uit te voeren, maar is in april 2015 weer in de woning gaan wonen en heeft de volledige huurprijs van € 554,94 weer gaan betalen. De huurder vordert nu een verklaring voor recht dat de huurprijs van € 554,94 niet verschuldigd is totdat de gebreken zijn verholpen, of in ieder geval niet eerder dan met ingang van april 2015. De verhuurder betwist deze vordering en stelt dat de gebreken zijn verholpen en dat de huurder het verhelpen van de gebreken heeft tegengewerkt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurcommissie heeft geoordeeld dat de noodzakelijke herstelwerkzaamheden zijn uitgevoerd en dat de huurder onvoldoende heeft onderbouwd dat er nog gebreken zijn. De kantonrechter heeft de primaire vordering van de huurder afgewezen en verklaard dat de huurprijs van € 554,94 verschuldigd is met ingang van 15 januari 2015. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 4664361 \ CV EXPL 15-11353
datum uitspraak: 20 april 2016

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER

inzake

[eiser]

te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen: huurder
gemachtigde mr. M.N. Mense
tegen

[gedaagde]

te [woonplaats]
gedaagde
hierna te noemen: verhuurder
in persoon procederend.

De procedure

Huurder heeft verhuurder gedagvaard op 17 november 2015. Verhuurder heeft schriftelijk geantwoord. De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 30 december 2015 een comparitie van partijen gelast, die heeft plaatsgevonden op 23 maart 2016. Van de zijde van de huurder zijn bij brief van 10 maart 2016 nog aanvullende producties in het geding gebracht.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.

De feiten

Met ingang van 4 januari 2011 huurt huurder van verhuurder de woning aan de [adres eiser] te [woonplaats eiser] (hierna te noemen: de woning) voor een huurprijs van € 650,00 per maand, exclusief gas, water en elektra.
Bij uitspraak van 6 december 2011 heeft de huurcommissie bepaald dat de huurprijs
€ 554,94 bedraagt met ingang van 1 juni 2011.
Huurder heeft een tijdelijke verlaging van de huurprijs verzocht in verband met gebreken. Deze gebreken betroffen vooral vochtproblemen. Bij uitspraak van 13 januari 2012 heeft de huurcommissie de geldende huurprijs met ingang van 1 juni 2011 tijdelijk verminderd tot € 221,98 per maand, in verband met de aanwezigheid van ernstige onderhouds-gebreken.
Bij uitspraak van 11 december 2013 heeft de huurcommissie geoordeeld dat de oude gebreken nog niet verholpen zijn en dat de woning met ingang van 1 mei 2013 nieuwe onderhoudsgebreken vertoont. De huurcommissie is van oordeel dat de huurverlaging van kracht blijft tot alle gebreken zijn verholpen.
Bij vonnis van 9 april 2014 heeft de kantonrechter onder andere geoordeeld dat er sprake is van een huurovereenkomst. Verhuurder heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
In november 2014 heeft de huurder de woning tijdelijk verlaten zodat de verhuurder het benodigde onderhoud kon verrichten. Huurder heeft tot en met maart 2015 in een vakantiehuisje verbleven.
Met ingang van 1 april 2015 is huurder weer in de woning gaan wonen en is hij de volledige huurprijs van € 554,94 gaan voldoen.
Bij uitspraak van 18 augustus 2015 heeft de huurcommissie geoordeeld dat de huurder onvoldoende heeft meegewerkt aan het verhelpen van de gebreken, zodat de verhuurder met ingang van 1 november 2014 de huurprijs van € 554,94 per maand in rekening mag brengen.

De vordering

Huurder vordert (samengevat) primair een verklaring voor recht dat de huurprijs van
€ 554,94 niet verschuldigd is tot de gebreken aan het gehuurde zijn verholpen en subsidiair dat de huurprijs van € 554,94 niet eerder dan met ingang van april 2015 verschuldigd is. Huurder legt aan de vordering ten grondslag dat de gebreken niet zijn verholpen en dat hij altijd heeft meegewerkt aan het herstel van de gebreken.

Het verweer

Verhuurder betwist de vordering. Hij voert aan dat de gebreken aan de woning zijn verholpen en dat de huurder het verhelpen van de gebreken heeft tegengewerkt.

De beoordeling

1. Huurder stelt dat de gebreken aan de woning niet verholpen zijn. De huurcommissie heeft op 15 juni 2015 een voorbereidend onderzoek laten uitvoeren in de woning. Hiervan is een rapport opgesteld. De huurcommissie heeft in de uitspraak van 18 augustus 2015 vastgesteld dat de noodzakelijke herstelwerkzaamheden zijn uitgevoerd. De huurder heeft hiertegenover onvoldoende onderbouwd dat er thans nog gebreken zijn. Ter zitting heeft de huurder dit standpunt ook niet meer ingenomen althans niet nader toegelicht. De kantonrechter zal de primaire vordering dan ook afwijzen.
2. Tussen partijen is in geschil of huurder voldoende heeft meegewerkt aan het verhelpen van de gebreken. Partijen hebben veel onderlinge correspondentie overgelegd. Uit deze correspondentie volgt dat huurder forse eisen had ten aanzien van de vervangende woonruimte. Ter zitting heeft huurder toegelicht dat deze eisen voortkwamen uit zijn vrees dat verhuurder hem na het verhelpen van de gebreken niet meer zou toelaten in de woning, nu tussen partijen in geschil is of er daadwerkelijk een huurovereenkomst bestaat. Hoewel de kantonrechter heeft geoordeeld dat er een huurovereenkomst tussen partijen bestaat, stelt verhuurder zich nog immer, ook ter zitting, op het standpunt dat dit niet het geval is.
3. Uit de door partijen overgelegde e-mails volgt dat partijen elkaar wederzijds dwars hebben gezeten. In deze zaak gaat het spreekwoord: “waar twee kijven hebben twee schuld” zeker op. Beide partijen hebben bijgedragen aan de zeer moeizame communicatie tussen hen over het laten verhelpen van de gebreken. De waarheid zal, zoals vaak wordt gezegd, in het midden liggen. Daarom zal de kantonrechter voor recht verklaren dat de huurprijs van € 554,94 verschuldigd is met ingang van 15 januari 2015 en zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd. Aangezien een verklaring voor recht van declaratoire aard is, wordt het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De beslissing
De kantonrechter:
- verklaart voor recht dat de huurprijs voor de woning aan de [adres eiser] te [woonplaats eiser] met ingang van 15 januari 2015 € 554,94 bedraagt;
- compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. Stolp, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
Coll.