ECLI:NL:RBNHO:2016:2528

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 maart 2016
Publicatiedatum
30 maart 2016
Zaaknummer
C/15/230777 / FA RK 15-4897
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezamenlijk gezag naar éénhoofdig gezag na echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 maart 2016 uitspraak gedaan over de wijziging van het gezag over de minderjarigen na een echtscheiding. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. F.J.J. Baars, verzocht om het gezamenlijk gezag te wijzigen in éénhoofdig gezag van de vrouw. De man heeft aangegeven dat hij sinds de scheiding in 2013 geen contact meer heeft gehad met de minderjarigen en dat er geen constructieve communicatie tussen hem en de vrouw plaatsvindt. De vrouw heeft middels een referteverklaring ingestemd met het verzoek van de man. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ter zitting aangegeven dat het verzoek van de man neerkomt op een afwijzing van de verantwoordelijkheid voor de minderjarigen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de omstandigheden sinds de echtscheiding zijn gewijzigd en dat er geen adequate invulling van het ouderlijk gezag door de man heeft plaatsgevonden. De rechtbank oordeelt dat voor een gezamenlijke gezagsuitoefening constructieve communicatie tussen de ouders noodzakelijk is, wat in dit geval niet aanwezig is. De minderjarige heeft haar mening kenbaar gemaakt en is het eens met het verzoek van de man. De rechtbank concludeert dat het in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is om het gezamenlijk gezag te beëindigen en de vrouw te belasten met het gezag.

Daarnaast heeft de rechtbank de kinderbijdrage van de man aan de vrouw vastgesteld op € 82,50 per maand per kind, met ingang van 1 februari 2015. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een termijn van drie maanden gesteld voor het instellen van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
locatie Alkmaar
zaak-/rekestnr.: C/15/230777 / FA RK 15-4897
beschikking van 30 maart 2016 betreffende gezag en bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding
in de zaak van:
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. F.J.J. Baars, gevestigd te Alkmaar,
--tegen--
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vrouw.

1.Procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de man, ingekomen op 12 augustus 2015;
- de brief van de advocaat van de man van 5 oktober 2015, met als bijlage een door de vrouw ondertekende referteverklaring.
1.2
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 7 maart 2016, in aanwezigheid van mr. F.J.J. Baars namens de man, en de vrouw. Voorts is verschenen [medewerker de Raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming te Haarlem (verder: de Raad).
1.3
De minderjarige [minderjarige] heeft, gelet op haar leeftijd, haar mening in raadkamer kenbaar gemaakt.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
Partijen zijn op [huwelijksdatum] in [plaats] met elkaar gehuwd, welk huwelijk op [datum] is ontbonden door de inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Amsterdam van [datum] .
2.2
Het gezamenlijk gezag over de minderjarigen [minderjarige] :
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
is na de echtscheiding in stand gebleven.
2.3 Bij voormelde beschikking van [datum] is, voor zover hier van belang, bepaald dat de minderjarigen hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw zullen hebben en dat de man aan de vrouw € 131,-- per maand per kind zal betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen (verder: kinderbijdrage).

3.Verzoek

3.1
De man heeft verzocht, te bepalen dat:
- het gezag over de minderjarigen aan de vrouw toekomt;
- ( naar de rechtbank begrijpt) met wijziging in zoverre van voormelde beschikking van [datum] , hij aan de vrouw een kinderbijdrage zal betalen van € 82,50 per maand per kind met ingang van 1 februari 2015.
3.2
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de man het volgende aangevoerd. Na de scheiding hebben partijen in 2013 een ouderschapsplan gemaakt. De ervaringen van de man nadien hebben hem enorm teleurgesteld. In maart 2015 hebben partijen via een mediator nadere afspraken gemaakt, omdat de man zijn rol als vader met een wezenlijke taak als opvoeder om diverse redenen niet kon invullen. Sinds mei 2014 heeft hij de minderjarigen niet meer gezien. Het verzoek omtrent het gezag is niet alleen een verzoek van één van de ouders, maar het betreft ook de belangen van de minderjarigen. Het is voor de ouders lastig dan wel onmogelijk om goed overleg met elkaar te hebben over de minderjarigen. Dat is geen verwijt, maar het is wel een feit. Het gebrek aan communicatie is in strijd met de belangen van de minderjarigen. Daarbij behoort, gelet op hun leeftijd, ook de zienswijze van de minderjarigen in aanmerking te worden genomen. De ouders hebben een groot verschil in opvoedingsstijl en dit verschil kan niet worden overbrugd door enig compromis. De man voelt zich ongelukkig met de wettelijke taak als opvoeder, terwijl hij feitelijk geen rol speelt in de verdeling van de taken betreffende de minderjarigen, dit uiteraard met inachtneming van de normen, waarden en behoeften van de man zelf. De minderjarigen zullen klem of verloren raken tussen de ouders indien de man door de vrouw betrokken zal moeten worden bij de opvoedingstaak. Een opgedrongen ouderschap heeft negatieve effecten. Zij voeden het beeld van een niet willende en niet meewerkende vader. Om voor de minderjarigen toch een evenwichtig vaderbeeld te behouden, is het noodzakelijk om nu afscheid te nemen van de taken die met het gezag samenhangen. De vrouw stemt in met het verzoek dat het gezamenlijk gezag wordt gewijzigd.
Naast het gezag hebben partijen ook overeenstemming bereikt over de kinderbijdrage.

4.Verweer

4.1
De vrouw heeft middels een door haar ondertekende referteverklaring ingestemd met de beide verzoeken van de man. Ter zitting heeft de vrouw bij haar standpunt gepersisteerd.
Standpunt Raad
4.2
Ter zitting heeft de Raad aangegeven dat het verzoek van de man neer komt op een ultieme afwijzing van de minderjarigen. Het lijkt een voldongen feit dat de man niet langer de verantwoordelijkheid wil dragen voor de minderjarigen.

5.Beoordeling

gezag
5.1
Ingevolge artikel 3, lid 1 van het Internationale Verdrag inzake de rechten van het Kind (IVRK) dienen bij maatregelen met betrekking tot kinderen de belangen van het kind als uitgangspunt voor de daartoe te nemen beslissing. Volgens artikel 18 van het IVRK heeft een minderjarige er recht op dat zijn ouders gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor zijn opvoeding en ontwikkeling dragen.
5.2
Voor het uitoefenen van gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders feitelijk in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind(eren) in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen, zodanig dat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders. Daarvoor acht de rechtbank tenminste een minimale vorm van constructieve communicatie tussen de ouders noodzakelijk.
5.3
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253n lid 1 BW kan het gezamenlijk gezag, bedoeld in artikel 1:251a lid 1 BW, door de rechtbank worden gewijzigd indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.4
De rechtbank is op grond van de hiervoor door de man gestelde feiten en omstandigheden, welke door de vrouw niet zijn weersproken, van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de omstandigheden sinds de echtscheidingsbeschikking van [datum] zijn gewijzigd.
5.5
Uit de stukken en het gestelde ter terechtzitting is voldoende duidelijk geworden dat er sinds het uiteengaan van partijen, althans sinds een aantal jaren, geen, althans verwaarloosbaar, gezamenlijk overleg tussen partijen heeft plaatsgevonden. Voorts is voldoende duidelijk geworden dat de man hoegenaamd geen adequate invulling heeft gegeven aan het ouderlijk gezag.
5.6
Bij een gezamenlijke gezagsuitoefening dient een constructieve communicatie tussen de ouders plaats te vinden. De rechtbank gaat ervan uit dat voormelde constructieve communicatie, gelet op hetgeen de man daartoe heeft gesteld, in de nabije toekomst niet te verwachten is.
5.7
Daar komt bij dat de man als gevolg van het feit dat er al langere tijd geen contact is tussen hem de minderjarigen, ook niet op de hoogte is van wat er in het leven van de minderjarigen gebeurt en blijkbaar daarvan ook niet op de hoogte wil blijven.
5.8
De minderjarige [minderjarige] heeft kenbaar gemaakt dat zij het eens is met het verzochte.
5.9
De rechtbank is van oordeel dat het standpunt van de man dat hij teleurgesteld is in de minderjarigen, omdat hij van hen geen steun heeft ondervonden tijdens de ziekte en bij het overlijden van zijn vader, vanuit de positie van de minderjarigen bezien, voor zijn rekening dient te blijven. Naar het oordeel van de rechtbank ligt het in de situatie waarin de man de volwassene is, op de weg van de man dat hij zijn verantwoordelijkheid neemt in die zin dat hij het inlossen van zijn eigen verwachtingen niet bij de minderjarigen dient neer te leggen.
5.1
Op grond van al het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is. Het verzoek van de man om de vrouw te belasten met het gezag zal worden toegewezen.
Kinderbijdrage
5.11
Nu de vrouw uitdrukkelijk heeft verklaard geen bezwaar te maken tegen het verzochte en de rechtbank het verzoek niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal het worden toegewezen op de wijze als hieronder vermeld.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1
beëindigt het gezamenlijk gezag en bepaalt dat thans de vrouw zal worden belast met de uitoefening van het gezag over de minderjarigen [minderjarige] :
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ;
6.2
bepaalt, met wijziging in zoverre van de beschikking van de rechtbank Amsterdam van [datum] , dat de man aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarigen telkens dient te voldoen € 82,50 per maand per kind met ingang van 1 februari 2015 en voor wat betreft de toekomstige termijnen bij vooruitbetaling te voldoen;
6.3
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. Friedberg, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2016.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en de verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.