Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Q-Park Operations Netherlands II B.V.,
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
€ 1.000,00 van artikel 6.3 van de Algemene Voorwaarden Parkeren. Q-Park heeft erop gewezen dat zij sinds enige jaren een zogeheten Parkeer Management Systeem gebruikt, waarmee in alle door haar beheerde parkeergarages permanent cameratoezicht wordt gehouden op de in- en uitgangen van die parkeergarages. Indien sprake is van ‘treintje rijden’ wordt dit door middel van een detectiesysteem gesignaleerd, waarna alle signaleringen door medewerkers van Q-Park worden bekeken en onderzocht aan de hand van de camerabeelden. Die medewerkers verzamelen ook de informatie die nodig is om verhaal te halen op degenen die zich schuldig maken aan ‘treintje rijden’. Drie medewerkers van Q-Park houden zich hier dagelijks en fulltime mee bezig. De hoogte van de boete is blijkens de toelichting van Q-Park ongeveer twee jaar geleden vastgesteld op een bedrag van € 1.000,00 en is primair gebaseerd op de kosten die Q-Park maakt in geval van ‘treintje rijden’. Die kosten bestaan voor een deel uit de personeelskosten in verband met het hiervoor genoemde onderzoek door medewerkers van Q-Park en de daarmee gepaard gaande werkzaamheden. Q-Park heeft deze kosten becijferd op € 300,00 per geval van ‘treintje rijden’. Daarnaast is blijkens de toelichting van Q-Park in ongeveer 20% van de gevallen van ‘treintje rijden’ ook sprake van zogenoemde slagboomschade. Dat zijn gevallen waarin het ‘treintje rijden’ ertoe leidt dat ook de slagboom schade oploopt. Q-Park heeft in dat kader op de zitting videobeelden getoond waarop is te zien dat in voorkomende gevallen de dalende slagboom bij ‘treintje rijden’ het dak van de passerende auto raakt en daardoor afbreekt. De slagboomschade is door Q-Park becijferd op € 700,00 per geval, waarbij volgens Q-Park alleen de materiaalkosten zijn meegenomen en arbeidsloon buiten beschouwing is gelaten. [gedaagde] heeft de juistheid van deze nadere toelichting door Q-Park niet betwist en de kantonrechter heeft geen reden aan die juistheid te twijfelen. De genoemde schadeposten tezamen hebben Q-Park gebracht tot het vaststellen van de boete op een bedrag van
€ 1.000,00, met als bijkomende gedachte dat deze boete ook voldoende afschrikwekkend moet zijn. De kantonrechter is van oordeel dat de boete van € 1.000,00 van artikel 6.3 van de Algemene Voorwaarden Parkeren gelet op de nadere toelichting van Q-Park in een redelijke verhouding staat tot de voor Q-Park te verwachten schade door de gedraging waarop de boete is gesteld en dat die boete als ‘prikkel tot nakoming’ in een redelijke verhouding staat tot het belang voor Q-Park dat met nakoming van de verplichting is gediend. De boete van artikel 6.3 van de Algemene Voorwaarden Parkeren is daarom niet aan te merken als een oneerlijk beding.
€ 300,00. De gevorderde wettelijke rente daarover kan worden toegewezen, vanaf de dag van dagvaarding.