ECLI:NL:RBNHO:2016:2491

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 maart 2016
Publicatiedatum
29 maart 2016
Zaaknummer
15/800551-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval met mes op bloemenkiosk met kwetsbaar slachtoffer en opgelegde gevangenisstraf en vrijheidsbeperkende maatregel

Op 24 maart 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een overval met een mes op een bloemenkiosk in Zaandam. De overval vond plaats op 29 november 2015, waarbij de verdachte het slachtoffer, een medewerkster van de bloemenkiosk, met een mes bedreigde en dwong tot de afgifte van geld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte heeft de feiten bekend, maar zijn raadsman heeft betoogd dat er geen sprake was van geweld, enkel van bedreiging.

De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als bewijs gebruikt en kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden en een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, namelijk een gebiedsverbod voor de duur van twee jaar. Dit was ter bescherming van het slachtoffer en om recidive te voorkomen. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €850,00 toegewezen aan het slachtoffer voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging genomen bij het bepalen van de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800551-15 (P)
Uitspraakdatum: 24 maart 2016
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 maart 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Flevoland – Huis van Bewaring Almere Binnen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. R. Hagemeier, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 29 november 2015 te Zaandam, gemeente Zaanstad, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, in/bij een bloemenkiosk, gevestigd aan de Prinsenstraat nr. 35, [slachtoffer 1] (medewerkster van die bloemenkiosk) heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) 210 Euro, in elk geval van enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf "Dekamarkt", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- die [slachtoffer 1] een mes (met een lemmet van ongeveer 20 cm lang) in/tegen haar rechterzij heeft geduwd en/of gedrukt en/of een mes, althans het lemmet van een mes aan die [slachtoffer 1] getoond en/of laten zien en/of
- ( hierbij) die [slachtoffer 1] op (voor die [slachtoffer 1] dwingende en/of agressieve toon) heeft gezegd: "geef me je geld" en/of "geef me meer", althans soortgelijke dreigende woorden;
Feit 2:
hij op of omstreeks 28 november 2015 te Zaandam, gemeente Zaanstad, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een auto (Peugeot, kenteken [kenteken 1] ) heeft weggenomen een map met CD's en/of een asbak en/of 2 kabeltjes en/of een mediaspeler (merk TomTec) en/of een autoradiospeler (merk Pioneer), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak/verbreking/inklimming;
Feit 3:
hij op of omstreeks 28 november 2015 te Zaandam, gemeente Zaanstad, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een auto (Volkswagen Polo, kenteken [kenteken 2] ) heeft weggenomen een autoradio/CDspeler (merk Sony) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak/verbreking/inklimming.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunten van partijen
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van de feiten 2 en 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, in die zin dat (slechts) sprake is van bedreiging met geweld. Volgens de raadsman heeft verdachte het slachtoffer weliswaar een mes getoond, maar heeft hij dit niet dit tegen het slachtoffer aangehouden. Van enig geweld is dan ook geen sprake, aldus de raadsman.
3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
Met betrekking tot feit 1
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 29 november 2015 (zaaksdossier 1, pagina’s 50 en 51);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [aangever] namens Dekamarkt d.d. 29 november 2015 (zaaksdossier 1, pagina’s 53);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 29 november 2015 (zaaksdossier 1, pagina’s 55 t/m 58).
Met betrekking tot feit 2
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] namens [slachtoffer 2] d.d. 29 november 2015 (zaaksdossier 2, pagina’s 10 en 11);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen aangetroffen goederen boxruimte opgesteld door [verbalisant] d.d. 7 december 2015 (zaaksdossier 2, pagina’s 45 en 46).
Met betrekking tot feit 3
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 19 januari 2016 (zaaksdossier 4, pagina’s 6 en 7).
3.3.
Bewijsoverweging
Met betrekking tot feit 1
Anders dan de raadsman heeft bepleit, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte – kort gezegd – een mes in de rechterzij van [slachtoffer 1] heeft gedrukt en haar aldus met geweld heeft gedwongen tot afgifte van geld.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij in de winkel aan het werk was toen een man haastig op haar af liep. Hij stond opeens voor haar en had een zilverkleurig mes van ongeveer 20 cm in zijn hand. [slachtoffer 1] heeft voorts verklaard dat zij zag en voelde dat dit mes in haar rechterzij werd gedrukt. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van deze verklaring, die korte tijd na de overval is afgelegd en in belangrijke mate steun vindt in andere bewijsmiddelen. Immers, verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij de overval heeft gepleegd en dat hij het slachtoffer daarbij een mes heeft getoond. Voorts volgt uit de verklaring van getuige [getuige] , de (ex)vriendin van verdachte, dat verdachte thuis kwam met een groot mes in zijn hand.
De verklaring van verdachte ter zitting, inhoudende dat het een klein(er) mes betrof en dat hij dit niet tegen het slachtoffer heeft aangehouden, is dus enerzijds in strijd met de verklaring van aangeefster maar tevens in strijd met de verklaring van genoemde getuige. Gelet op het voorgaande hecht de rechtbank op dit punt meer waarde aan de verklaring van het slachtoffer. Daarbij is ten slotte in aanmerking genomen dat verdachte ten overstaan van de politie heeft ontkend de overval te hebben gepleegd en eerst ter terechtzitting een verklaring heeft afgelegd.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1:
hij op 29 november 2015 te Zaandam, gemeente Zaanstad, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld in een bloemenkiosk, gevestigd aan de Prinsenstraat nr. 35, [slachtoffer 1] (medewerkster van die bloemenkiosk) heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 210 Euro, toebehorende aan winkelbedrijf "Dekamarkt", welk geweld hierin bestond dat verdachte die [slachtoffer 1] een mes in haar rechterzij heeft gedrukt en hierbij die [slachtoffer 1] op voor die [slachtoffer 1] dwingende en agressieve toon heeft gezegd: "geef me je geld" en "geef me meer";
Feit 2:
hij op 28 november 2015 te Zaandam, gemeente Zaanstad, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto (Peugeot, kenteken [kenteken 1] ) heeft weggenomen een map met CD's en een asbak en 2 kabeltjes en een mediaspeler (merk TomTec) toebehorende aan [slachtoffer 2] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 3:
hij op 28 november 2015 te Zaandam, gemeente Zaanstad, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto (Volkswagen Polo, kenteken [kenteken 2] ) heeft weggenomen een autoradio (merk Sony) toebehorende aan [slachtoffer 3] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
afpersing
Ten aanzien van feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Ten aanzien van feit 3:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar en zes maanden, met aftrek van de duur van het voorarrest. Ter onderbouwing van de vordering heeft de officier van justitie aangevoerd dat het gaat om ernstige feiten, dat verdachte in het verleden voor diverse vermogensdelicten is veroordeeld en dat hem reeds een ISD-maatregel is opgelegd. Verdachte was relatief kort op vrije voeten toen hij de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, aldus de officier van justitie.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de ernst van de feiten en de persoon van verdachte, maximaal een gevangenisstraf van twee jaar en drie maanden dient te worden opgelegd. De raadsman heeft voorts gewezen op lagere rechtspraak waaruit volgens de raadsman – in de kern – volgt dat ook een lagere straf kan volstaan.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeloverval met geweld, waarbij hij een mes heeft gedrukt in de zij van het zeventienjarige slachtoffer dat op dat moment alleen in de winkel werkzaam was. Uit de door de moeder van het slachtoffer opgestelde verklaring volgt dat de overval (nog altijd) een grote impact op het slachtoffer heeft. Een dergelijk feit veroorzaakt daarnaast ook gevoelens van onveiligheid en angst in de maatschappij in het algemeen. Verdachte heeft zich bij het plegen van de overval niet om anderen bekommerd en heeft zich kennelijk enkel laten leiden door zijn verlangen naar geldelijk gewin. Dit laatste geldt ook voor de twee door verdachte gepleegde diefstallen uit auto’s, waarbij hij ramen van deze auto’s heeft ingeslagen. Hiermee heeft verdachte overlast veroorzaakt voor en schade toegebracht aan de eigenaren van de auto’s.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 februari 2016, waaruit blijkt dat verdachte reeds verschillende keren ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld. Daarnaast is sprake van meerdere veroordelingen wegens (huiselijk) geweld. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het over verdachte uitgebrachte:
- trajectconsult d.d. 11 december 2015 opgesteld door de psychiater A.M. de Jong, onder meer inhoudende:
“Betrokkene laat in het gesprek weinig van zichzelf zien omdat hij bang is dat de informatie tegen hem gebruikt wordt. Vanuit de stukken zijn er aanwijzingen voor verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek. Betrokkene staat bekend als veelpleger en heeft in 2012 een ISD-maatregel opgelegd gekregen. (…) In het huidige contact maakt betrokkene een achterdochtige indruk. Of dit voortkomt vanuit een psychose dan wel vanuit persoonlijkheidsproblematiek is onduidelijk. Verder is er sprake van cocaïneverslaving en mogelijk is dit ook van invloed geweest bij het ten laste gelegde. Een psychologische en psychiatrische rapportage zou gewenst zijn, ook gezien het mogelijke strafadvies. De veronderstelling is dat betrokkene hieraan niet zal meewerken. Een observatie in het PBC kan overwogen worden.”
- advies van M.G.H. van Willigenburg, klinisch psycholoog, d.d. 22 december 2015, onder meer inhoudende:
“Op basis van het (…) dossier komen er aanwijzingen naar voren voor het bestaan van psychische problematiek – in ieder geval in het verleden – (…). Daarnaast was er afgelopen jaar sprake van disfunctioneren op verschillende leefgebieden (…) en er is een uitgebreid strafblad. In het afgelopen voorjaar heeft betrokkene geweigerd mee te werken aan een reclasseringsrapportage en een pro justitia rapportage. Aangezien de aanwezigheid van een ziekelijke stoornis danwel gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens op basis van het dossier niet kan worden uitgesloten, wordt Uw College in overweging gegeven betrokkene voor klinische observatie te laten plaatsen in het Pieter Baan Centrum te Utrecht. Gezien betrokkenes consequente weigering aan rapportages mee te werken in het afgelopen jaar is het zeer goed mogelijk dat hij ook aan een dergelijke klinische observatie zijn medewerking weigert, maar via een groepsobservatie en een milieuonderzoek zou wellicht (een deel van) de vragen beantwoord kunnen worden.”
- Pro Justitia rapport d.d. 28 december 2015 opgesteld door de psychiater I. Maksimovic, onder meer inhoudende:
“Betrokkene weigert mee te werken aan het onderzoek door ondergetekende. Ondergetekende rest niets anders, dan deze opdracht te retourneren. Aan de rechtbank wordt ter overweging gegeven om betrokkene te laten onderzoeken in het Pieter Baan Centrum (…) Dit is van belang ook omdat er sprake is van een lange voorgeschiedenis van meerdere delicten. In het Pieter Baan Centrum kan niet alleen uitgebreid referentenonderzoek plaatsvinden, maar bestaat ook de mogelijkheid tot klinische observatie. Ook indien betrokkene daar weigert aan de onderzoeken van de psycholoog en de psychiater mee te werken, kan mogelijk door milieuonderzoek en klinische observatie toch meer worden gezegd over zijn psychische conditie ten tijde van het ten laste gelegde en zijn er misschien ook (beperkte) diagnostische conclusies mogelijk.”
Er is in deze zaak geen reclasseringsadvies uitgebracht. Het meest recente advies van reclassering Nederland dateert van 26 maart 2015. Daarin is onder meer beschreven dat de reclassering als beleidslijn heeft om geen reclasseringstoezicht te adviseren alvorens een persoonlijkheidsonderzoek is gedaan.
In de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) wordt als uitgangspunt voor een winkeloverval met licht geweld een gevangenisstraf gehanteerd van twee jaar. Voor een diefstal uit een auto met braak geldt volgens de oriëntatiepunten bij recidive een gevangenisstraf van zes weken. De rechtbank vindt echter in de documentatie van verdachte, in combinatie met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, strafvermeerderende factoren. De rechtbank heeft wat betreft de ernst van de feiten in het bijzonder acht geslagen op de kwetsbaarheid van het bij de winkeloverval betrokken (jeugdige) slachtoffer en het feit dat de overval is gepleegd met een mes.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur moet worden opgelegd, met aftrek van de duur van het voorarrest. Gelet op het verhandelde ter terechtzitting zal de rechtbank geen nader onderzoek van verdachte in het Pieter Baan Centrum bevelen, zoals dat in de voornoemde rapportages aan de rechtbank in overweging is gegeven.
Vrijheidsbeperkende maatregel: gebiedsverbod
Namens het slachtoffer is ten aanzien van het eerste feit verzocht om verdachte voor een periode van twee jaar een gebieds- en contactverbod op te leggen. Volgens de verzoeker zou een dergelijke maatregel ertoe bijdragen dat het slachtoffer zich vrijer en veiliger voelt. Daarbij is verzocht de maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Ter beveiliging van de maatschappij – en in bijzonder het slachtoffer – is de rechtbank – mede gelet op de documentatie van verdachte – van oordeel dat de maatregel dat verdachte zich voor de duur van twee jaren niet zal ophouden in of in de directe nabijheid van de Deka-markt aan de Prinsenstraat 35 te Zaandam, dient te worden opgelegd. De rechtbank ziet geen aanleiding om daarnaast tevens een contactverbod op te leggen.
Gelet op het uit het bovenstaande blijkende gevaar voor recidive, zal de rechtbank bovendien bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

7.In beslag genomen voorwerpen

Bijkomende sanctie: verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de volgende onder verdachte in beslag genomen en niet aan hem teruggegeven voorwerpen dienen te worden verbeurd verklaard:
  • 1 damesfiets, merk Sparta (beslagnummer 534006)
  • 1 mes (beslagnummer 533950).
Het onder feit 1 bewezen verklaarde feit is met behulp van deze voorwerpen begaan.
Overige in beslag genomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en nog niet aan hem teruggegeven kleding, bestaande uit een jas (beslagnummer 533966), een trainingsbroek (beslagnummer 533952) en een paar schoenen (beslagnummer 533945), dient te worden teruggegeven aan verdachte.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] is een vordering tot schadevergoeding van € 850,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van de vordering benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder feit 1 bewezen verklaarde. Vergoeding van de schade komt de rechtbank bovendien billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag vanaf 29 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Voorts ziet de rechtbank als gevolg van verdachtes ter zake van feit 1 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: afpersing] aanleiding inzake de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 33, 33a, 36f, 38v, 38w, 57, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van
2 (twee) jarenzich niet zal ophouden in of in de directe nabijheid van de Deka-markt gevestigd aan de Prinsenstraat 35 te Zaandam.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt één (1) maand voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade bestaande uit
€ 850,00aan immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 850,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
zeventien(
17) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. L.J. Saarloos en mr. C.A.J. van Yperen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier A. Helder,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 maart 2016.