6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeloverval met geweld, waarbij hij een mes heeft gedrukt in de zij van het zeventienjarige slachtoffer dat op dat moment alleen in de winkel werkzaam was. Uit de door de moeder van het slachtoffer opgestelde verklaring volgt dat de overval (nog altijd) een grote impact op het slachtoffer heeft. Een dergelijk feit veroorzaakt daarnaast ook gevoelens van onveiligheid en angst in de maatschappij in het algemeen. Verdachte heeft zich bij het plegen van de overval niet om anderen bekommerd en heeft zich kennelijk enkel laten leiden door zijn verlangen naar geldelijk gewin. Dit laatste geldt ook voor de twee door verdachte gepleegde diefstallen uit auto’s, waarbij hij ramen van deze auto’s heeft ingeslagen. Hiermee heeft verdachte overlast veroorzaakt voor en schade toegebracht aan de eigenaren van de auto’s.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 februari 2016, waaruit blijkt dat verdachte reeds verschillende keren ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld. Daarnaast is sprake van meerdere veroordelingen wegens (huiselijk) geweld. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het over verdachte uitgebrachte:
- trajectconsult d.d. 11 december 2015 opgesteld door de psychiater A.M. de Jong, onder meer inhoudende:
“Betrokkene laat in het gesprek weinig van zichzelf zien omdat hij bang is dat de informatie tegen hem gebruikt wordt. Vanuit de stukken zijn er aanwijzingen voor verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek. Betrokkene staat bekend als veelpleger en heeft in 2012 een ISD-maatregel opgelegd gekregen. (…) In het huidige contact maakt betrokkene een achterdochtige indruk. Of dit voortkomt vanuit een psychose dan wel vanuit persoonlijkheidsproblematiek is onduidelijk. Verder is er sprake van cocaïneverslaving en mogelijk is dit ook van invloed geweest bij het ten laste gelegde. Een psychologische en psychiatrische rapportage zou gewenst zijn, ook gezien het mogelijke strafadvies. De veronderstelling is dat betrokkene hieraan niet zal meewerken. Een observatie in het PBC kan overwogen worden.”
- advies van M.G.H. van Willigenburg, klinisch psycholoog, d.d. 22 december 2015, onder meer inhoudende:
“Op basis van het (…) dossier komen er aanwijzingen naar voren voor het bestaan van psychische problematiek – in ieder geval in het verleden – (…). Daarnaast was er afgelopen jaar sprake van disfunctioneren op verschillende leefgebieden (…) en er is een uitgebreid strafblad. In het afgelopen voorjaar heeft betrokkene geweigerd mee te werken aan een reclasseringsrapportage en een pro justitia rapportage. Aangezien de aanwezigheid van een ziekelijke stoornis danwel gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens op basis van het dossier niet kan worden uitgesloten, wordt Uw College in overweging gegeven betrokkene voor klinische observatie te laten plaatsen in het Pieter Baan Centrum te Utrecht. Gezien betrokkenes consequente weigering aan rapportages mee te werken in het afgelopen jaar is het zeer goed mogelijk dat hij ook aan een dergelijke klinische observatie zijn medewerking weigert, maar via een groepsobservatie en een milieuonderzoek zou wellicht (een deel van) de vragen beantwoord kunnen worden.”
- Pro Justitia rapport d.d. 28 december 2015 opgesteld door de psychiater I. Maksimovic, onder meer inhoudende:
“Betrokkene weigert mee te werken aan het onderzoek door ondergetekende. Ondergetekende rest niets anders, dan deze opdracht te retourneren. Aan de rechtbank wordt ter overweging gegeven om betrokkene te laten onderzoeken in het Pieter Baan Centrum (…) Dit is van belang ook omdat er sprake is van een lange voorgeschiedenis van meerdere delicten. In het Pieter Baan Centrum kan niet alleen uitgebreid referentenonderzoek plaatsvinden, maar bestaat ook de mogelijkheid tot klinische observatie. Ook indien betrokkene daar weigert aan de onderzoeken van de psycholoog en de psychiater mee te werken, kan mogelijk door milieuonderzoek en klinische observatie toch meer worden gezegd over zijn psychische conditie ten tijde van het ten laste gelegde en zijn er misschien ook (beperkte) diagnostische conclusies mogelijk.”
Er is in deze zaak geen reclasseringsadvies uitgebracht. Het meest recente advies van reclassering Nederland dateert van 26 maart 2015. Daarin is onder meer beschreven dat de reclassering als beleidslijn heeft om geen reclasseringstoezicht te adviseren alvorens een persoonlijkheidsonderzoek is gedaan.
In de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) wordt als uitgangspunt voor een winkeloverval met licht geweld een gevangenisstraf gehanteerd van twee jaar. Voor een diefstal uit een auto met braak geldt volgens de oriëntatiepunten bij recidive een gevangenisstraf van zes weken. De rechtbank vindt echter in de documentatie van verdachte, in combinatie met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, strafvermeerderende factoren. De rechtbank heeft wat betreft de ernst van de feiten in het bijzonder acht geslagen op de kwetsbaarheid van het bij de winkeloverval betrokken (jeugdige) slachtoffer en het feit dat de overval is gepleegd met een mes.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur moet worden opgelegd, met aftrek van de duur van het voorarrest. Gelet op het verhandelde ter terechtzitting zal de rechtbank geen nader onderzoek van verdachte in het Pieter Baan Centrum bevelen, zoals dat in de voornoemde rapportages aan de rechtbank in overweging is gegeven.
Vrijheidsbeperkende maatregel: gebiedsverbod
Namens het slachtoffer is ten aanzien van het eerste feit verzocht om verdachte voor een periode van twee jaar een gebieds- en contactverbod op te leggen. Volgens de verzoeker zou een dergelijke maatregel ertoe bijdragen dat het slachtoffer zich vrijer en veiliger voelt. Daarbij is verzocht de maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Ter beveiliging van de maatschappij – en in bijzonder het slachtoffer – is de rechtbank – mede gelet op de documentatie van verdachte – van oordeel dat de maatregel dat verdachte zich voor de duur van twee jaren niet zal ophouden in of in de directe nabijheid van de Deka-markt aan de Prinsenstraat 35 te Zaandam, dient te worden opgelegd. De rechtbank ziet geen aanleiding om daarnaast tevens een contactverbod op te leggen.
Gelet op het uit het bovenstaande blijkende gevaar voor recidive, zal de rechtbank bovendien bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.