ECLI:NL:RBNHO:2016:233

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 januari 2016
Publicatiedatum
14 januari 2016
Zaaknummer
15/700319-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verweersbeslissing inzake partiële nietigheid van de dagvaarding en bewezenverklaring van voorbereidingshandelingen en poging ram-/plofkraak

Op 18 januari 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere plofkraken en voorbereidingshandelingen daartoe. De rechtbank heeft de tenlastelegging in vier feiten verdeeld. Feit 1 betrof een ram-/plofkraak in Laren op 3 maart 2011, feit 2 een poging tot plofkraak in Almere op 17 maart 2011, feit 3 voorbereidingshandelingen voor een plofkraak in Bergeijk in april 2014, en feit 4 deelname aan een criminele organisatie. De verdediging voerde aan dat de dagvaarding voor feit 3 partieel nietig was, omdat artikel 311 Sr niet voldeed aan de eisen van artikel 46 Sr. De rechtbank verwierp dit verweer, oordelend dat de voorbereidingshandelingen van artikel 311 Sr in samenhang met artikel 157 Sr moesten worden gezien, waardoor voldaan werd aan de eis van een misdrijf van acht jaren of meer. De rechtbank sprak de verdachte vrij van feit 1 en feit 4, maar achtte de feiten 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertien maanden. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich samen met anderen had schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor een plofkraak en een poging tot ram-/plofkraak, waarbij aanzienlijke schade aan de omgeving was veroorzaakt. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700319-15 (P)
Uitspraakdatum: 18 januari 2016
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 15 december 2015 en 4 januari 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
[geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie persoonsgegevens op het adres
[adres]
verblijfsadres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.H.G. Peters en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. H. Bakker, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1(plofkraak Laren , zaaksdossier 1):
hij op of omstreeks 3 maart 2011 te Laren , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing in een geldautomaat teweeg heeft gebracht door gas(sen) in voornoemde geldautomaat te brengen en/of (vervolgens) tot ontsteking en/of ontbranding te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
en/of
hij op of omstreeks 3 maart 2011 te Laren , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat, een grote hoeveelheid geld (10.608,80 euro), geheel of ten dele toebehorende aan een ander dan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft weggenomen en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en/of dat geld heeft verschaft en/of dat geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking, immers heeft/hebben verdachte en of zijn mededader(s) gas(sen) in voornoemde geldautomaat gebracht en/of (vervolgens) tot ontsteking en/of ontbranding gebracht en/of (vervolgens) met een auto (een gestolen groene bestelauto, merk Hyundai, voorzien van een ramconstructie) de toegangsdeur naar de kluisruimte (achter de geldautomaat) geramd en/of de kluisruimte betreden;
Feit 2(poging plofkraak Almere , zaaksdossier 2):
hij op of omstreeks 17 maart 2011 te Almere tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing in een geldautomaat (van de SNS-bank) teweeg heeft gebracht door gas(sen) in voornoemde geldautomaat te brengen en/of (vervolgens) tot ontsteking en/of ontbranding te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
en/of
hij op of omstreeks 17 maart 2011 in Almere , ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat (van de SNS-bank), weg te nemen een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan een ander dan verdachte en/of zijn mededader(s), en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en/of dat geld te verschaffen en/of dat geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en) brandba(a)re gas(sen) in voornoemde geldautomaat heeft gebracht en/of dit/deze brandba(a)re gas(sen) (vervolgens) (in die geldautomaat) tot ontsteking en/of ontbranding heeft gebracht en/of (vervolgens) met een (ram)auto (gestolen witte bestelbus, merk Hyundai,
voorzien van een ramconstructie) een of meermalen tegen de/een toegangsdeur van de kluisruimte van die geldautomaat is aangereden, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
Feit 3(voorbereidingshandelingen plofkraak Bergeijk , zaakdossier 7)
hij op of omstreeks de periode van 12 april 2012 [
de rechtbank leest: 2014] tot en met 14 april 2014 te Bergeijk , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf van artikel 157/311 Wetboek van Strafrecht (plofkraak) (namelijk: het op of omstreeks 12 april 2014, in elk geval in de maand april 2014 opzettelijk een ontploffing teweeg brengen in een geldautomaat in de omgeving van Bergeijk , in elk geval in Nederland, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was
en/of
het op of omstreeks 12 april 2014, in elk geval in de maand april 2014, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening geld, toebehorende aan anderen dan verdachte en/of zijn mededader(s) uit een geldautomaat in de omgeving van Bergeijk , in elk geval in Nederland, weg te nemen en zich daarbij de toegang tot de (kluisruimte van de) geldautomaat te verschaffen en/of het geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking) opzettelijk (tezamen en in vereniging met (een) ander(en)) twee tassen met daarin bivakmuts(en) en/of een paar handschoenen en/of een breekijzer (merk: Roughneck) en/of een stopwatch en/of diverse gereedschap en/of (twee aan elkaar getapte) gasflessen en/of een stroomstootwapen en/of een (gestolen) personenauto (merk: BMW), bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft/hebben verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft/hebben gehad;
Feit 4(criminele organisatie, zaaksdossier 8):
hij in of omstreeks 1 januari 2011 tot en met 30 april 2015 in Zwaag en/of Haarlem en/of Hoorn , althans in het arrondissement Noord Holland en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, die bestond uit een samenwerkingsverband van verdachte en [5 medeverdachten] en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het plegen van diefstal(len) en/of heling (diefstal/heling van auto's en/of kentekenplaten; art 310/311/416 Sr) en/of het opzettelijk teweegbrengen van ontploffingen en/of opzettelijke brandstichting en/of/gevolgd door diefstal uit geldautomaten (plofkraken) en/of het plegen van voorbereidingshandelingen tot het opzettelijk teweegbrengen van ontploffingen en/of opzettelijke brandstichting (voorbereidingshandelingen plofkraken).

2.Voorvragen

2.1.
Beroep op partiële nietigheid van de dagvaarding (feit 3)
De raadsman heeft een beroep gedaan op een partiële nietigheid van het onder 3 ten laste gelegde feit. Volgens artikel 46 Sr zijn voorbereidingshandelingen strafbaar van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld. Artikel 157 Sr voldoet aan die eis, maar artikel 311 Sr niet. De raadsman heeft verzocht de dagvaarding daarom ten aanzien van dat deel nietig te verklaren.
De officier van justitie heeft betoogd dat er geen sprake is van een nietige dagvaarding. Uit de tenlastelegging komt voldoende naar voren dat de voorbereidingshandelingen zien op het geheel, dus zowel op artikel 157 Sr als op artikel 311 Sr.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de voorbereidingshandelingen van artikel 311 Sr dienen te worden gezien in combinatie met de voorbereidingshandelingen van artikel 157 Sr. Het geheel voldoet aan de in artikel 46 Sr genoemde eis dat het moet gaan om een misdrijf van acht jaren of meer. Het beroep wordt daarom verworpen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is.
2.2.
Overige voorvragen
De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

In de periode 2011 – 2015 zijn in het land diverse ram-/plofkraken gepleegd op geldautomaten van banken. Tot eind april 2015 zijn er 498 kraken geteld. Binnen de politieregio Noord-Holland waren dat er in diezelfde periode 29. Begin januari 2013 is binnen politie-eenheid Noord-Holland een speciaal team vrijgemaakt voor onderzoek naar deze ram-/plofkraken. Dat onderzoek, genaamd Alkes, heeft geresulteerd in twaalf zaaksdossiers, waaruit één of meer feiten zijn opgenomen op de dagvaardingen van zes verdachten.
De rechtbank dient te beoordelen of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte, al dan niet samen met een of meer ander(en), zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van
  • feit 1: een ram-/plofkraak in Laren op 3 maart 2011,
  • feit 2: een poging ram-/plofkraak in Almere op 17 maart 2011,
  • feit 3: het verrichten van voorbereidingshandelingen voor een plofkraak in Bergeijk op 12 april 2014 dan wel in de periode van 12 tot en met 14 april 2014;
  • feit 4: het lidmaatschap van een criminele organisatie.

4.Bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, overeenkomstig de inhoud van zijn aan het proces-verbaal van de zitting gehechte pleitnotitie, bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De DNA-matches hebben naar zijn mening te weinig bewijswaarde en steunbewijs ontbreekt voor de afzonderlijke feiten. Bovendien heeft verdachte een alternatieve verklaring gegeven voor het aantreffen van zijn DNA-profiel op diverse goederen.
4.3.
Vrijspraak feiten 1 en 4
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 en feit 4 ten laste is gelegd en dient hij daarvan te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Feit 1 ( Laren , zaaksdossier 1)
Op 3 maart 2011 vindt omstreeks 03.50 uur een ram-/plofkraak plaats bij de geldautomaat van de SNS Bank aan de Sint Jansstraat in Laren . Een getuige ziet, nadat hij is gewekt door een harde klap, drie of vier mannen in donkere kleding rondom de geldautomaat spullen van de grond pakken. De mannen dragen geen bivakmutsen. De getuige hoort de mannen tegen elkaar schreeuwen met een buitenlands, mogelijk Oost-Europees, accent. Verbalisanten treffen schuin op de weg voor de geldautomaat een groene Hyundai bestelbus aan voorzien van een stormram. De gehele gevel van de geldautomaat is, kennelijk door een ontploffing, weggeslagen en ligt op de grond voor de groene bus. Op de vernielde pinautomaat is een hoofdlamp aangetroffen.
Het DNA-profiel van verdachte matcht niet met het DNA-mengprofiel verkregen uit de bemonstering van de elastische band van de hoofdlamp.
Nadat twee weken later een poging ram- en plofkraak plaatsvindt op de SNS Bank in Almere , waarmee verdachte in verband wordt gebracht, wordt door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) een vergelijkend tape-onderzoek uitgevoerd. Geconstateerd wordt dat de in Laren aangetroffen tape (op het uiteinde van een circa 80 cm lange aluminium buis) en de in Almere aangetroffen tape (op het stroomstootwapen) niet van elkaar zijn te onderscheiden. Geconcludeerd wordt dat de resultaten van het onderzoek waarschijnlijker zijn wanneer de stukken tape afkomstig zijn van één rol zwart duct tape dan wanneer deze afkomstig zijn van verschillende rollen zwart duct tape.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat deze conclusie onvoldoende is om tot een wettig en overtuigend bewijs van het onder 1 ten laste gelegde feit te komen, zodat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Feit 4 (criminele organisatie, zaaksdossier 8)
Aan verdachte is ten laste gelegd de deelname aan een criminele organisatie (artikel 140 Sr). Dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij een poging ram-/plofkraak en voorbereidingen tot een andere, maakt nog niet dat hij daardoor deel uitmaakt van een criminele organisatie.
Wil sprake kunnen zijn van een organisatie in de zin van artikel 140 Sr, dan moet daarin een gestructureerd samenwerkingsverband aanwijsbaar zijn, binnen welk verband gemeenschappelijke regels gelden en een gezamenlijke doelstelling bestaat ter verwezenlijking waarvan de deelnemers in een zekere duurzaamheid, met enige continuïteit samenwerken. Aan het bestaan van een organisatie als waarvan hier sprake is, worden daarom andere eisen gesteld dan de eisen die gelden voor het bewijs van
deelnemingaan strafbare feiten.
In het zaaksdossier 8 wordt een zeer groot aantal ram-/plofkraken beschreven in de periode 2011 tot en met 2015. Dat er bij een ram-/plofkraak moet worden samengewerkt is evident nu de uitvoering van dit delict meer deelnemers vereist. Veelal is sprake van tenminste twee vervoersmiddelen, meestal auto’s, die bij de kraken worden gebruikt; één als ramauto en een vervoersmiddel om te vluchten. Hierdoor zijn in ieder geval minstens twee personen betrokken. Ook dienen er handelingen te worden verricht aan of bij de te kraken pinautomaat. Dit vereist eveneens mankracht. Uit verschillende getuigenverklaringen bij enkele feiten blijkt voorts dat er twee, drie of vier daders worden gezien. Bovendien is bij de beschreven methode van rammen door middel van een ram in een gelaste constructie op een auto sprake van deskundige voorbereiding. Dat geldt in ieder geval voor enkele tientallen beschreven zaken.
Dat meer personen met elkaar hebben samengewerkt staat dan ook wel vast.
Echter enig contact tussen de respectieve verdachten in het onderzoek Alkes is in het geheel niet vastgesteld. Of, en zo ja op welke wijze, zij georganiseerd hebben samengewerkt is daardoor niet vast te stellen. Evenmin kan worden vastgesteld dat er een structuur in de organisatie was of dat sprake was van een bepaalde regels c.q. een rolverdeling tussen de verdachten.
De officier van justitie heeft in haar requisitoir de onderbouwing van het bestaan van een criminele organisatie met name gebaseerd op de gestelde overeenkomsten tussen de in het dossier beschreven ram-/plofkraken. De rechtbank heeft echter niet kunnen vaststellen waarin de onderhavige ram-/plofkraken specifiek afwijken van andere, en de beschreven ram-/plofkraken lijken op een aantal punten ook onderling van werkwijze te verschillen. De gestelde overeenkomsten kunnen dan ook niet leiden tot de conclusie dat sprake was van een criminele organisatie.
Zodoende is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
4.4.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Feit 2 ( Almere , zaaksdossier 2)
Op 17 maart 2011 bevindt verbalisant [G] zich buiten dienst in een pand aan de Schoutstraat te Almere . Omstreeks 03.56 uur hoort hij een luide knal, vervolgens motorgeluiden en dan nog een luide knal. Wanneer hij naar het raam loopt, hoort hij een explosie. Vanaf het balkon ziet hij een donkere Mercedes stationwagen met openstaande achterklep aan de linkerzijde van de rijbaan met zijn neus in de richting van de Spoordreef staan. Op de Marktmeesterstraat , ter hoogte van de pinautomaat, staat een wit busje dwars over de rijbaan met de neus in de richting van de SNS-bank. Achter het stuur van de Mercedes zit een persoon. Wanneer de man uitstapt, ziet de verbalisant dat de man een licht gezet postuur heeft, geheel in het zwart gekleed is en een bivakmuts draagt (dader 1). Een tweede man met donkere kleding en bivakmuts (dader 2) rent met een breekijzer in de hand vanaf de Marktmeesterstraat in de richting van de donkere Mercedes. De beide mannen spreken met elkaar, waarna dader 2 weer terug rent de Marktmeesterstraat in. Dader 1 sluit de achterklep van de Mercedes, neemt plaats achter het stuur en rijdt de Mercedes wat heen en weer zodat hij vrijwel op dezelfde plaats tot stilstand komt, maar nu aan de rechterzijde van de rijbaan. De verbalisant hoort meerdere keren de claxon van de Mercedes. Wanneer een politievoertuig de Schoutstraat in rijdt, komt dader 2 met een derde in het donker geklede man uit de Marktmeesterstraat rennen. [2] Andere verbalisanten zien dat de mannen in de Mercedes stappen, die er met gedoofde lichten en hoge snelheid vandoor gaat. Op de Marktmeesterstraat blijft recht tegenover de deur van de SNS-Bank een witte bus achter, merk Hyundai. [3] Een getuige heeft gezien dat het busje de pinautomaat ramde. [4] De voorzijde van de bus is ernstig beschadigd en er ligt glas in de deuropening van de SNS-Bank. De deur en de pui zijn ontzet. Aan het gespleten hout ter hoogte van het slot was te zien dan men heeft gepoogd de witte binnendeur, direct rechts bij binnenkomst, open te maken middels een deurram, wat niet is gelukt. De verbalisanten ruiken een lichte brandlucht. De pinautomaat van de bank in de Schoutstraat is volledig vernield. Diverse stukken liggen verspreid over de kruising Schoutstraat / Marktmeesterstraat . [5] Namens de SNS-Bank Flevoland is aangifte gedaan van poging diefstal met braak uit de geldautomaat. [6]
Bij de geforceerde toegangsdeur ligt een breekijzer. Op de grond voor de geldautomaat liggen twee schroevendraaiers, die worden veiliggesteld.
In de ruimte achter de geforceerde toegangsdeur wordt een nog brandende zaklamp aangetroffen, die wordt veiliggesteld.
Aan de overkant van de straat ligt een gedeelte van de gelduitgiftelade, waarin een stalen buis zit geklemd. De stalen buis is door middel van een elektriciteitsdraad verbonden aan een stroomstootwapen. De verbalisanten leiden uit de aard en omstandigheden van het aangetroffene af dat het stroomstootwapen is gebruikt om het explosieve gasmengsel te ontsteken. Het stroomstootwapen wordt veiliggesteld.
Aan de linker voorzijde van de Hyundai bus wordt een rond stuk metalen buis aangetroffen, dat aan het chassis is vast gelast. In de bus worden achter de bijrijdersstoel de originele kentekenplaten van de bus aangetroffen. [7] Voorts wordt in de bus een spuitbus aangetroffen, SIN AACP1100NL. [8]
Uit de bemonstering van de aangetroffen zaklamp wordt een DNA-mengprofiel verkregen van (ten minste) twee personen. Er is een match met het DNA-profiel van verdachte en een onbekende vrouw E. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA mengprofiel is ongeveer één op 430 miljoen.
Ook uit de bemonstering van de in de Hyundai aangetroffen spuitbus wordt een DNA-mengprofiel verkregen van tenminste twee personen. Er is een match met het DNA-profiel van verdachte en minimaal één onbekende persoon. De matchkans is niet berekend. In beide DNA-mengprofielen zijn additionele, zwak aanwezige DNA-kenmerken zichtbaar die kunnen duiden op de aanwezigheid van een relatief zeer geringe hoeveelheid celmateriaal van minimaal één ander persoon. Deze zwak aanwezige DNA-kenmerken zijn onvoldoende reproduceerbaar en te gering in aantal en intensiteit om te betrekken bij een vergelijkend DNA-onderzoek. [9]
Bewijsoverweging.
Door de raadsman van verdachte is vrijspraak van feit 2 bepleit. Hij heeft daartoe - kort gezegd- het volgende aangevoerd. Naast de DNA-matches is geen steunbewijs voorhanden voor betrokkenheid van verdachte bij dit feit. De DNA-matches kunnen niet als zelfstandig bewijs dienen. Niet kan worden uitgesloten dat het toevallige matches zijn. Ze zijn verkregen aan de hand van een DNA-mengprofiel en de bewijswaarde is gelet op de berekende matchkans minimaal. Ook al zou de rechtbank enige bewijswaarde toekennen aan de DNA-matches, dan nog laten de aard van de betreffende voorwerpen en alle overige omstandigheden waaronder de DNA-sporen zijn aangetroffen, ruimte voor alternatieve scenario’s. Verdachte is immers “op de proppen gekomen met het verhaal” dat hij verhuisdozen met allerlei rotzooi vanuit zijn ouderlijk huis voor een periode van enkele maanden in de opslagbox van een autohandelaar in Haarlem had opgeslagen en dat die spullen van daaruit waarschijnlijk een nieuwe eigenaar hebben gekregen. Dit geeft een mogelijke verklaring voor het al dan niet aanwezig zijn van DNA-materiaal van verdachte op de zaklamp en de spuitbus.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de redengevende feiten en omstandigheden volgt dat kort na de poging ram-/plofkraak in de ruimte achter de geforceerde toegangsdeur van de SNS-bank een nog brandende zaklamp is aangetroffen. Zoals door de raadsman ook niet is betwist, leidt de rechtbank uit het voorgaande af dat de zaklamp door één van de daders gebruikt is bij de poging ram-/plofkraak.
Van de sporen op deze zaklamp is een DNA-mengprofiel afgeleid van (ten minste) twee personen, waaronder Jaspers en een onbekende vrouw E. De volgens het NFI berekende kans dat een willekeurig persoon matcht met dit mengprofiel is ongeveer één op 430 miljoen.
Daarnaast is in de bij de poging gebruikte ramauto, op de grond aan de passagierszijde, een spuitbus aangetroffen, waarop celmateriaal aanwezig was. Ook een hiervan afgeleid DNA-mengprofiel wijst naar verdachte.
Deze twee matches, zeker in samenhang bezien, maken dat het niet anders kan dan dat het celmateriaal op zowel de zaklamp als de spuitbus van verdachte afkomstig is en dat hij dus beide voorwerpen in zijn handen heeft gehad.
Voor de vraag of verdachte beide voorwerpen als laatste in zijn handen heeft gehad, overweegt de rechtbank allereerst dat het eveneens op de zaklamp aangetroffen profiel van een onbekende vrouw E buiten beschouwing wordt gelaten nu geen van de getuigen spreekt over een vrouwelijke dader.
Verdachte heeft - na zich in het vooronderzoek grotendeels op zijn zwijgrecht te hebben beroepen – eerst kort voor de zitting een alternatief scenario geschetst. Een scenario dat niet strookt met de door verdachte eerder in januari 2015 afgelegde verklaring bij de politie, waarbij hij immers heeft verklaard de zaklamp niet te herkennen. Verdachte heeft het scenario pas geschetst op het moment dat hem alle onderzoeksbevindingen bekend waren en dit verder op geen enkele wijze onderbouwd. Op vragen van de rechtbank ter terechtzitting over het door hem plotsklaps geschetste scenario heeft hij zich vervolgens opnieuw op zijn zwijgrecht beroepen.
De verklaring die verdachte heeft afgelegd is daarom onvoldoende concreet en niet verifieerbaar, wat, gelet op de hiervoor geschetste zeer belastende bevindingen, wel van hem verwacht had mogen worden. Voor de rechtbank is zijn verklaring evenmin op andere wijze controleerbaar nu de autohandelaar waar verdachte zijn spullen naar toe zou hebben gebracht in september 2015 is overleden.
Het door verdachte geschetste alternatieve scenario schuift de rechtbank dan ook als niet aannemelijk terzijde.
De rechtbank is alles afwegende van oordeel dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte één van de daders is geweest van de poging ram-/plofkraak op 17 maart 2011 in Almere .
Feit 3 (voorbereidingshandelingen Bergeijk , zaaksdossier 7)
Op zaterdag 12 april 2014 wordt na een melding een grijze BMW met kenteken
[aa-bb-cc] aangetroffen op het erf van een boerderij aan de Bredasedijk 43 in Bergeijk . Onbekenden hebben de auto daar achtergelaten. Na onderzoek blijkt dat het slot van het bestuurdersportier ‘beschadigd’ is en dat de rechter voorband van de auto niet meer op de velg zit. De band wordt op diezelfde dijk nabij nummer 20 gevonden. In het dashboardkastje van de BMW wordt een kentekenbewijs [dd-ee-ff] aangetroffen. Bij navraag blijkt deze personenauto in de nacht van 6 op 7 april 2014 in Amsterdam te zijn gestolen. In de kofferbak van de auto worden een zwarte jerrycan en een transparante kunststof slang aangetroffen. De slang ruikt naar benzine. [10]
Twee dagen later worden in een weiland nabij Bredasedijk 32 twee tassen en een breekijzer Roughneck 36 inch aangetroffen. In de Enrico Benetti tas zitten twee zwarte bivakmutsen met dichtgenaaid mondgat [11] , een paar handschoenen, een breekijzer Roughneck 24 inch, een stopwatch, twee schroevendraaiers, een platte beitel, twee scharen, een spuitbus met remmenreiniger, een vuisthamer, een rol plakband en een wegwerp vaatdoek. In de Active Leisure tas worden twee gasflessen aangetroffen, aan elkaar getapet met plakband. Tussen de beide cilinders is een handvat gecreëerd van een aluminium beugel, die met plakband bekleed is. [12] Op de ene fles staat “Acetylene” en op de andere fles “Oxygen”. [13] In de nabijheid van de tassen wordt ook, gedeeltelijk verpakt in een boodschappentas, een geprepareerd stroomstootwapen aangetroffen. Dit stroomstootwapen is met een lange draad verbonden aan een buis. [14]
Diverse van deze goederen zijn door het NFI onderzocht. De twee bivakmutsen zijn aan de binnenzijde rondom het mondgat bemonsterd. Uit de bemonstering van de ene bivakmuts wordt een DNA mengprofiel verkregen van twee personen, waarvan het celmateriaal afkomstig kan zijn van verdachte en één onbekende vrouw. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig persoon matcht met het DNA-mengprofiel is ongeveer één op 150 miljoen. [15]
Uit de bemonstering van de zwarte handgrepen van de ene schaar uit de Enrico Benetti tas is een DNA-mengprofiel verkregen. Naast het aangetroffen DNA-hoofdprofiel van een onbekende vrouw zijn zwak aanwezige DNA-kenmerken aangetroffen van minimaal één ander persoon, waarbij verdachte niet kan worden uitgesloten.
Uit de bemonstering van de blauwe handgrepen van de andere schaar uit de Enrico Benetti tas is een DNA-mengprofiel verkregen. Er is een hoofdprofiel te onderscheiden en het DNA-profiel van verdachte matcht met dit hoofdprofiel. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig ander persoon matcht met het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Uit de bemonsteringen van de binnenzijde linker- en rechterhandschoen (AAGY3625NL#01 en #02) zijn mengprofielen verkregen van minimaal vijf (#01) en vier (#02) personen. Het DNA-profiel van verdachte matcht met deze mengprofielen. [16]
Bewijsoverwegingen
Door de raadsman van verdachte is vrijspraak van feit 3 bepleit. Hij heeft hiertoe primair aangevoerd dat geen sprake is van voorbereidingshandelingen omdat het misdadige doel niet afgeleid kan worden uit de uiterlijke verschijningsvorm van de aangetroffen goederen.
Verder heeft hij aangevoerd dat naast de DNA-matches geen steunbewijs voorhanden is voor betrokkenheid van verdachte bij dit feit. Niet kan worden uitgesloten dat de DNA-matches toevallige matches zijn. De DNA-matches van schaar 1 en de handschoenen ontberen zijns inziens bewijswaarde omdat de matchkans niet berekend is. Voor schaar 2 en voor de bivakmuts ligt dat weliswaar anders, maar deze kunnen niet als zelfstandig bewijs dienen omdat ze teveel haken en ogen kennen. Ook al zou de rechtbank enige bewijswaarde toekennen aan de DNA-matches, dan nog laten de aard van de desbetreffende voorwerpen en alle overige omstandigheden waaronder de DNA-sporen zijn aangetroffen, ruimte voor alternatieve scenario’s. Verdachte heeft ook een dergelijk scenario geschetst, hij is immers “op de proppen gekomen met het verhaal” dat hij drie jaar eerder verhuisdozen met allerlei rotzooi vanuit zijn ouderlijk huis voor een periode van enkele maanden in de opslagbox van een autohandelaar in Haarlem heeft opgeslagen en dat die spullen van daaruit waarschijnlijk een nieuwe eigenaar hebben gekregen. Dit geeft een mogelijke verklaring voor het al dan niet aanwezig zijn van DNA-materiaal van verdachte op de schaar en de bivakmuts.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aangetroffen goederen, in het bijzonder de sporttas met twee gascilinders en even verderop de sporttas met bivakmutsen, breekijzer, stopwatch, schroevendraaiers, handschoenen en scharen, in combinatie met het in de nabijheid van beide tassen aangetroffen stroomstootwapen dat met een lange draad verbonden was aan een buis, wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat er sprake was van voorbereidingshandelingen voor een plofkraak. De rechtbank heeft hierbij tevens acht geslagen op de overige in het dossier beschreven ram- en plofkraken waarbij soortgelijke goederen zijn gebruikt.
Op een aantal voorwerpen uit bovengenoemde sporttas is celmateriaal aangetroffen. Op de bivakmuts is rondom het – dichtgenaaide – mondgat DNA aangetroffen, dit geldt eveneens voor de handgrepen van een schaar. Gelet op de bewijswaarde van de hiervan afgeleide DNA-profielen staat voor de rechtbank vast dat dit het DNA van verdachte betreft. Er is eveneens celmateriaal aangetroffen op handschoenen en op een andere schaar. Ook de hiervan afgeleide DNA-profielen wijzen naar verdachte. Deze zeer belastende omstandigheden tezamen vragen ten zeerste om een verklaring van verdachte over de vraag hoe zijn DNA-materiaal op al deze voorwerpen terecht is gekomen. Verdachte heeft een dergelijke verklaring niet kunnen geven. Aan het alternatief scenario, zoals door verdachte geschetst kort voor de zitting, gaat de rechtbank voorbij, hierbij verwijzend naar de bewijsoverweging onder feit 2.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte één van de daders is geweest van de voorbereidingshandelingen van de plofkraak in april 2014.
4.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 2 (poging plofkraak Almere , zaaksdossier 2):
hij op 17 maart 2011 te Almere tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een ontploffing in een geldautomaat van de SNS-bank teweeg heeft gebracht door gas in voornoemde geldautomaat te brengen en vervolgens door ontsteking tot ontbranding te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond te duchten was,
en
hij op 17 maart 2011 in Almere , ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat van de SNS-bank, weg te nemen een hoeveelheid geld, toebehorende aan een ander dan verdachte en/of zijn mededaders, en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en dat geld te verschaffen en dat geld onder hun bereik te brengen door middel van braak, brandbaar gas in voornoemde geldautomaat heeft gebracht en dit brandbare gas vervolgens in die geldautomaat door ontsteking tot ontbranding heeft gebracht en met een ramauto (gestolen witte bestelbus, merk Hyundai, voorzien van een ramconstructie) tegen de toegangsdeur van de kluisruimte van die geldautomaat is aangereden, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
Feit 3 (voorbereidingshandelingen plofkraak Bergeijk , zaakdossier 7):
hij op of omstreeks de periode van 12 april 2014 tot en met 14 april 2014 te
Bergeijk , tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf van artikel 157/311 Wetboek van Strafrecht (plofkraak)
(namelijk: opzettelijk een ontploffing teweeg brengen in een geldautomaat terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was
en/of met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening geld, toebehorende aan anderen dan verdachte en/of zijn mededader(s) uit een geldautomaat in de omgeving van Bergeijk , in elk geval in Nederland, weg te nemen en zich daarbij de toegang
tot de (kluisruimte van de) geldautomaat te verschaffen en/of het geld onder
zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking)
opzettelijk twee tassen met daarin bivakmutsen en een paar handschoenen en een breekijzer (merk: Roughneck) en een stopwatch en diverse gereedschap en twee aan elkaar getapete gasflessen en een stroomstootwapen en een gestolen personenauto (merk: BMW), bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
de voortgezette handeling van
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het gestolen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Ten aanzien van feit 3:
de voortgezette handeling van
medeplegen van voorbereiding van het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of het gestolen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest.
7.2.
Standpunt van de raadsdman
De raadsman heeft gelet op de door hem bepleite vrijspraken verzocht om aan verdachte geen straf op te leggen.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor het plegen van een plofkraak op een geldautomaat. Tot feitelijke uitvoering is het niet gekomen.
Bovendien heeft hij zich met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot een ram-/plofkraak van een geldautomaat van de SNS Bank in Almere . Daarbij is met bruut geweld de toegangsdeur tot de kluisruimte geforceerd en heeft een ontploffing plaatsgevonden.
Zoals blijkt uit onder meer het overzichtsdossier in het onderzoek Alkes, maar ook van algemene bekendheid is, wordt bij plofkraken veel schade toegebracht aan de gebouwen van banken en winkels in de omgeving van de opgeblazen geldautomaten. Dat was in Almere ook het geval. Het is daar bij een poging gebleven, maar bij geslaagde ramkraken gaat het vervolgens om vaak grote hoeveelheden geld, die worden buitgemaakt. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij heeft meegewerkt aan de poging tot het plegen van een ram-/plofkraak en de voorbereiding van een dergelijke plofkraak. Dat het ook bij de voorbereiding de bedoeling was om de geldautomaat te laten ontploffen, blijkt uit de aangetroffen gascilinders.
Door het samen met anderen plegen van deze poging en het verrichten van voorbereidingshandelingen met als doel het uitvoeren van een plofkraak heeft verdachte uitsluitend oog gehad voor eigen financieel gewin en zich in het geheel niet bekommerd om de schade die met een plofkraak aan eigendommen van anderen wordt aangebracht. Bovendien zorgt een plofkraak naast angst voor een gasontploffing, ook voor onrustgevoelens en ergernis bij direct omwonenden en in de maatschappij in het algemeen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op wat verdachte ter zitting heeft verklaard en op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 9 december 2015, waaruit blijkt dat verdachte vele malen eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens onder meer vermogensdelicten, geweldsdelicten en verboden wapenbezit.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaat is. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf gelet op de oriëntatiepunten voor strafoplegging van het LOVS. Deze gaan bij een voltooide ramkraak – wat voor de rechtbank gelijk staat aan een plofkraak – voor een recidivist uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, terwijl het hier gaat om voorbereidingshandelingen, wat een halvering van de maximumstraf meebrengt, en een poging, waarbij het strafmaximum met een derde wordt verminderd.
Ten slotte heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte meegewogen dat een van de feiten al in 2011 heeft plaatsgevonden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur passend en geboden is.

8.Vordering benadeelde partij

SNS Bank(zaaksdossier 1)
Namens de benadeelde partij SNS Bank N.V. te Utrecht is een vordering tot schadevergoeding van € 168.177,23 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade, die de bank als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde zou hebben geleden.
Nu niet wettig en overtuigend is bewezen wat aan verdachte onder 1 is tenlastegelegd, kan de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat tenlastegelegde feit, worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 45, 46, 47, 56, 57, 157 en 311 van het Wetboek van Strafrecht,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 4 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 4.5. meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 4.5. bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren en verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
13 (dertien) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij SNS Bank N.V. niet-ontvankelijk in de vordering
(feit 1, zaaksdossier 1).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.J. Saarloos, voorzitter,
mr. N. Cuvelier en mr. J. van Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.M.A. van der Meij,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 januari 2016.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen. In de volgende noten wordt voor de vindplaats telkens verwezen naar het desbetreffende zaaksdossier, afgekort met ZD.
2.ZD2, p-v van bevindingen, p. 19 en 20.
3.ZD2, p-v van bevindingen, p. 22.
4.ZD2, p-v van bevindingen, p. 26.
5.ZD2, p-v van bevindingen, p. 22.
6.ZD2, p-v van aangifte, p. 10.
7.ZD2, p-v sporenonderzoek p. 55 - 57, foto nr. 4 schroevendraaiers p. 62, foto’s 16 en 17 brandende zaklamp p. 68.
8.ZD2, p-v aanvraag DNA-onderzoek sporen en benoeming deskundige, p. 116, foto 32 p. 76.
9.ZD2, NFI rapport, opgesteld door [deskundige], p. 120.
10.ZD7, p-v van bevindingen, p. 11.
11.ZD7, p-v sporenonderzoek, p. 56.
12.ZD7, p-v van bevindingen, p. 13 en 14.
13.ZD7, p-v sporenonderzoek, p. 57.
14.ZD7, p-v van bevindingen, p. 14.
15.ZD7, NFI rapport, opgesteld door [deskundige], p. 92.
16.ZD7, NFI rapport, opgesteld door [deskundige], p. 107.