4.4.Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Feit 2 ( Almere , zaaksdossier 2)
Op 17 maart 2011 bevindt verbalisant [G] zich buiten dienst in een pand aan de Schoutstraat te Almere . Omstreeks 03.56 uur hoort hij een luide knal, vervolgens motorgeluiden en dan nog een luide knal. Wanneer hij naar het raam loopt, hoort hij een explosie. Vanaf het balkon ziet hij een donkere Mercedes stationwagen met openstaande achterklep aan de linkerzijde van de rijbaan met zijn neus in de richting van de Spoordreef staan. Op de Marktmeesterstraat , ter hoogte van de pinautomaat, staat een wit busje dwars over de rijbaan met de neus in de richting van de SNS-bank. Achter het stuur van de Mercedes zit een persoon. Wanneer de man uitstapt, ziet de verbalisant dat de man een licht gezet postuur heeft, geheel in het zwart gekleed is en een bivakmuts draagt (dader 1). Een tweede man met donkere kleding en bivakmuts (dader 2) rent met een breekijzer in de hand vanaf de Marktmeesterstraat in de richting van de donkere Mercedes. De beide mannen spreken met elkaar, waarna dader 2 weer terug rent de Marktmeesterstraat in. Dader 1 sluit de achterklep van de Mercedes, neemt plaats achter het stuur en rijdt de Mercedes wat heen en weer zodat hij vrijwel op dezelfde plaats tot stilstand komt, maar nu aan de rechterzijde van de rijbaan. De verbalisant hoort meerdere keren de claxon van de Mercedes. Wanneer een politievoertuig de Schoutstraat in rijdt, komt dader 2 met een derde in het donker geklede man uit de Marktmeesterstraat rennen.Andere verbalisanten zien dat de mannen in de Mercedes stappen, die er met gedoofde lichten en hoge snelheid vandoor gaat. Op de Marktmeesterstraat blijft recht tegenover de deur van de SNS-Bank een witte bus achter, merk Hyundai.Een getuige heeft gezien dat het busje de pinautomaat ramde.De voorzijde van de bus is ernstig beschadigd en er ligt glas in de deuropening van de SNS-Bank. De deur en de pui zijn ontzet. Aan het gespleten hout ter hoogte van het slot was te zien dan men heeft gepoogd de witte binnendeur, direct rechts bij binnenkomst, open te maken middels een deurram, wat niet is gelukt. De verbalisanten ruiken een lichte brandlucht. De pinautomaat van de bank in de Schoutstraat is volledig vernield. Diverse stukken liggen verspreid over de kruising Schoutstraat / Marktmeesterstraat .Namens de SNS-Bank Flevoland is aangifte gedaan van poging diefstal met braak uit de geldautomaat.
Bij de geforceerde toegangsdeur ligt een breekijzer. Op de grond voor de geldautomaat liggen twee schroevendraaiers, die worden veiliggesteld.
In de ruimte achter de geforceerde toegangsdeur wordt een nog brandende zaklamp aangetroffen, die wordt veiliggesteld.
Aan de overkant van de straat ligt een gedeelte van de gelduitgiftelade, waarin een stalen buis zit geklemd. De stalen buis is door middel van een elektriciteitsdraad verbonden aan een stroomstootwapen. De verbalisanten leiden uit de aard en omstandigheden van het aangetroffene af dat het stroomstootwapen is gebruikt om het explosieve gasmengsel te ontsteken. Het stroomstootwapen wordt veiliggesteld.
Aan de linker voorzijde van de Hyundai bus wordt een rond stuk metalen buis aangetroffen, dat aan het chassis is vast gelast. In de bus worden achter de bijrijdersstoel de originele kentekenplaten van de bus aangetroffen.Voorts wordt in de bus een spuitbus aangetroffen, SIN AACP1100NL.
Uit de bemonstering van de aangetroffen zaklamp wordt een DNA-mengprofiel verkregen van (ten minste) twee personen. Er is een match met het DNA-profiel van verdachte en een onbekende vrouw E. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA mengprofiel is ongeveer één op 430 miljoen.
Ook uit de bemonstering van de in de Hyundai aangetroffen spuitbus wordt een DNA-mengprofiel verkregen van tenminste twee personen. Er is een match met het DNA-profiel van verdachte en minimaal één onbekende persoon. De matchkans is niet berekend. In beide DNA-mengprofielen zijn additionele, zwak aanwezige DNA-kenmerken zichtbaar die kunnen duiden op de aanwezigheid van een relatief zeer geringe hoeveelheid celmateriaal van minimaal één ander persoon. Deze zwak aanwezige DNA-kenmerken zijn onvoldoende reproduceerbaar en te gering in aantal en intensiteit om te betrekken bij een vergelijkend DNA-onderzoek.
Bewijsoverweging.
Door de raadsman van verdachte is vrijspraak van feit 2 bepleit. Hij heeft daartoe - kort gezegd- het volgende aangevoerd. Naast de DNA-matches is geen steunbewijs voorhanden voor betrokkenheid van verdachte bij dit feit. De DNA-matches kunnen niet als zelfstandig bewijs dienen. Niet kan worden uitgesloten dat het toevallige matches zijn. Ze zijn verkregen aan de hand van een DNA-mengprofiel en de bewijswaarde is gelet op de berekende matchkans minimaal. Ook al zou de rechtbank enige bewijswaarde toekennen aan de DNA-matches, dan nog laten de aard van de betreffende voorwerpen en alle overige omstandigheden waaronder de DNA-sporen zijn aangetroffen, ruimte voor alternatieve scenario’s. Verdachte is immers “op de proppen gekomen met het verhaal” dat hij verhuisdozen met allerlei rotzooi vanuit zijn ouderlijk huis voor een periode van enkele maanden in de opslagbox van een autohandelaar in Haarlem had opgeslagen en dat die spullen van daaruit waarschijnlijk een nieuwe eigenaar hebben gekregen. Dit geeft een mogelijke verklaring voor het al dan niet aanwezig zijn van DNA-materiaal van verdachte op de zaklamp en de spuitbus.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de redengevende feiten en omstandigheden volgt dat kort na de poging ram-/plofkraak in de ruimte achter de geforceerde toegangsdeur van de SNS-bank een nog brandende zaklamp is aangetroffen. Zoals door de raadsman ook niet is betwist, leidt de rechtbank uit het voorgaande af dat de zaklamp door één van de daders gebruikt is bij de poging ram-/plofkraak.
Van de sporen op deze zaklamp is een DNA-mengprofiel afgeleid van (ten minste) twee personen, waaronder Jaspers en een onbekende vrouw E. De volgens het NFI berekende kans dat een willekeurig persoon matcht met dit mengprofiel is ongeveer één op 430 miljoen.
Daarnaast is in de bij de poging gebruikte ramauto, op de grond aan de passagierszijde, een spuitbus aangetroffen, waarop celmateriaal aanwezig was. Ook een hiervan afgeleid DNA-mengprofiel wijst naar verdachte.
Deze twee matches, zeker in samenhang bezien, maken dat het niet anders kan dan dat het celmateriaal op zowel de zaklamp als de spuitbus van verdachte afkomstig is en dat hij dus beide voorwerpen in zijn handen heeft gehad.
Voor de vraag of verdachte beide voorwerpen als laatste in zijn handen heeft gehad, overweegt de rechtbank allereerst dat het eveneens op de zaklamp aangetroffen profiel van een onbekende vrouw E buiten beschouwing wordt gelaten nu geen van de getuigen spreekt over een vrouwelijke dader.
Verdachte heeft - na zich in het vooronderzoek grotendeels op zijn zwijgrecht te hebben beroepen – eerst kort voor de zitting een alternatief scenario geschetst. Een scenario dat niet strookt met de door verdachte eerder in januari 2015 afgelegde verklaring bij de politie, waarbij hij immers heeft verklaard de zaklamp niet te herkennen. Verdachte heeft het scenario pas geschetst op het moment dat hem alle onderzoeksbevindingen bekend waren en dit verder op geen enkele wijze onderbouwd. Op vragen van de rechtbank ter terechtzitting over het door hem plotsklaps geschetste scenario heeft hij zich vervolgens opnieuw op zijn zwijgrecht beroepen.
De verklaring die verdachte heeft afgelegd is daarom onvoldoende concreet en niet verifieerbaar, wat, gelet op de hiervoor geschetste zeer belastende bevindingen, wel van hem verwacht had mogen worden. Voor de rechtbank is zijn verklaring evenmin op andere wijze controleerbaar nu de autohandelaar waar verdachte zijn spullen naar toe zou hebben gebracht in september 2015 is overleden.
Het door verdachte geschetste alternatieve scenario schuift de rechtbank dan ook als niet aannemelijk terzijde.
De rechtbank is alles afwegende van oordeel dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte één van de daders is geweest van de poging ram-/plofkraak op 17 maart 2011 in Almere .
Feit 3 (voorbereidingshandelingen Bergeijk , zaaksdossier 7)
Op zaterdag 12 april 2014 wordt na een melding een grijze BMW met kenteken
[aa-bb-cc] aangetroffen op het erf van een boerderij aan de Bredasedijk 43 in Bergeijk . Onbekenden hebben de auto daar achtergelaten. Na onderzoek blijkt dat het slot van het bestuurdersportier ‘beschadigd’ is en dat de rechter voorband van de auto niet meer op de velg zit. De band wordt op diezelfde dijk nabij nummer 20 gevonden. In het dashboardkastje van de BMW wordt een kentekenbewijs [dd-ee-ff] aangetroffen. Bij navraag blijkt deze personenauto in de nacht van 6 op 7 april 2014 in Amsterdam te zijn gestolen. In de kofferbak van de auto worden een zwarte jerrycan en een transparante kunststof slang aangetroffen. De slang ruikt naar benzine.
Twee dagen later worden in een weiland nabij Bredasedijk 32 twee tassen en een breekijzer Roughneck 36 inch aangetroffen. In de Enrico Benetti tas zitten twee zwarte bivakmutsen met dichtgenaaid mondgat, een paar handschoenen, een breekijzer Roughneck 24 inch, een stopwatch, twee schroevendraaiers, een platte beitel, twee scharen, een spuitbus met remmenreiniger, een vuisthamer, een rol plakband en een wegwerp vaatdoek. In de Active Leisure tas worden twee gasflessen aangetroffen, aan elkaar getapet met plakband. Tussen de beide cilinders is een handvat gecreëerd van een aluminium beugel, die met plakband bekleed is.Op de ene fles staat “Acetylene” en op de andere fles “Oxygen”.In de nabijheid van de tassen wordt ook, gedeeltelijk verpakt in een boodschappentas, een geprepareerd stroomstootwapen aangetroffen. Dit stroomstootwapen is met een lange draad verbonden aan een buis.
Diverse van deze goederen zijn door het NFI onderzocht. De twee bivakmutsen zijn aan de binnenzijde rondom het mondgat bemonsterd. Uit de bemonstering van de ene bivakmuts wordt een DNA mengprofiel verkregen van twee personen, waarvan het celmateriaal afkomstig kan zijn van verdachte en één onbekende vrouw. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig persoon matcht met het DNA-mengprofiel is ongeveer één op 150 miljoen.
Uit de bemonstering van de zwarte handgrepen van de ene schaar uit de Enrico Benetti tas is een DNA-mengprofiel verkregen. Naast het aangetroffen DNA-hoofdprofiel van een onbekende vrouw zijn zwak aanwezige DNA-kenmerken aangetroffen van minimaal één ander persoon, waarbij verdachte niet kan worden uitgesloten.
Uit de bemonstering van de blauwe handgrepen van de andere schaar uit de Enrico Benetti tas is een DNA-mengprofiel verkregen. Er is een hoofdprofiel te onderscheiden en het DNA-profiel van verdachte matcht met dit hoofdprofiel. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig ander persoon matcht met het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Uit de bemonsteringen van de binnenzijde linker- en rechterhandschoen (AAGY3625NL#01 en #02) zijn mengprofielen verkregen van minimaal vijf (#01) en vier (#02) personen. Het DNA-profiel van verdachte matcht met deze mengprofielen.
Bewijsoverwegingen
Door de raadsman van verdachte is vrijspraak van feit 3 bepleit. Hij heeft hiertoe primair aangevoerd dat geen sprake is van voorbereidingshandelingen omdat het misdadige doel niet afgeleid kan worden uit de uiterlijke verschijningsvorm van de aangetroffen goederen.
Verder heeft hij aangevoerd dat naast de DNA-matches geen steunbewijs voorhanden is voor betrokkenheid van verdachte bij dit feit. Niet kan worden uitgesloten dat de DNA-matches toevallige matches zijn. De DNA-matches van schaar 1 en de handschoenen ontberen zijns inziens bewijswaarde omdat de matchkans niet berekend is. Voor schaar 2 en voor de bivakmuts ligt dat weliswaar anders, maar deze kunnen niet als zelfstandig bewijs dienen omdat ze teveel haken en ogen kennen. Ook al zou de rechtbank enige bewijswaarde toekennen aan de DNA-matches, dan nog laten de aard van de desbetreffende voorwerpen en alle overige omstandigheden waaronder de DNA-sporen zijn aangetroffen, ruimte voor alternatieve scenario’s. Verdachte heeft ook een dergelijk scenario geschetst, hij is immers “op de proppen gekomen met het verhaal” dat hij drie jaar eerder verhuisdozen met allerlei rotzooi vanuit zijn ouderlijk huis voor een periode van enkele maanden in de opslagbox van een autohandelaar in Haarlem heeft opgeslagen en dat die spullen van daaruit waarschijnlijk een nieuwe eigenaar hebben gekregen. Dit geeft een mogelijke verklaring voor het al dan niet aanwezig zijn van DNA-materiaal van verdachte op de schaar en de bivakmuts.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aangetroffen goederen, in het bijzonder de sporttas met twee gascilinders en even verderop de sporttas met bivakmutsen, breekijzer, stopwatch, schroevendraaiers, handschoenen en scharen, in combinatie met het in de nabijheid van beide tassen aangetroffen stroomstootwapen dat met een lange draad verbonden was aan een buis, wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat er sprake was van voorbereidingshandelingen voor een plofkraak. De rechtbank heeft hierbij tevens acht geslagen op de overige in het dossier beschreven ram- en plofkraken waarbij soortgelijke goederen zijn gebruikt.
Op een aantal voorwerpen uit bovengenoemde sporttas is celmateriaal aangetroffen. Op de bivakmuts is rondom het – dichtgenaaide – mondgat DNA aangetroffen, dit geldt eveneens voor de handgrepen van een schaar. Gelet op de bewijswaarde van de hiervan afgeleide DNA-profielen staat voor de rechtbank vast dat dit het DNA van verdachte betreft. Er is eveneens celmateriaal aangetroffen op handschoenen en op een andere schaar. Ook de hiervan afgeleide DNA-profielen wijzen naar verdachte. Deze zeer belastende omstandigheden tezamen vragen ten zeerste om een verklaring van verdachte over de vraag hoe zijn DNA-materiaal op al deze voorwerpen terecht is gekomen. Verdachte heeft een dergelijke verklaring niet kunnen geven. Aan het alternatief scenario, zoals door verdachte geschetst kort voor de zitting, gaat de rechtbank voorbij, hierbij verwijzend naar de bewijsoverweging onder feit 2.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte één van de daders is geweest van de voorbereidingshandelingen van de plofkraak in april 2014.