4.5.Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair, 2 en 4 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Feit 1 subsidiair ( Hoorn , zaaksdossier 10)
Op vrijdag 30 januari 2015, omstreeks 04.10 uur surveilleren de hoofdagent van politie [G] en agent van politie [Y] in het centrum van de gemeente Hoorn (NH). [G] bevindt zich te voet op de openbare weg de Nieuwe Noord en [Y] rijdt in een surveillance auto op omliggende wegen.
Lopende op de Nieuwe Noord te Hoorn hoort [G] het geluid van een scooter die vervolgens wordt uitgezet en een claxon. [G] loopt in de richting van het geluid van de scooter en ziet op de hoek Grote Noord / Jan van Necksteeg een slanke man en een forse man staan, die geheel in het zwart gekleed zijn en beide een bivakmuts dragen. Tevens hoort hij een tingelend geluid wat hij herkent als het slepend geluid van een ijzeren pijpje over de straatstenen.
Vervolgens ziet [G] dat, als er over de Grote Noord een strooiwagen aan komt rijden, de beide mannen de Jan van Necksteeg in gaan zodat de strooiwagen ze niet kan zien. Als [G] iets verder door loopt ziet hij op het Achterom de twee mannen staan ter hoogte van de Jan van Necksteeg , een van de mannen heeft een grijze scooter in zijn handen. Beide mannen lopen de Jan van Necksteeg weer in. [G] besluit tot aanhouding van de mannen en geeft aan [Y] door dat hij kan oprijden zodat ze de mannen kunnen insluiten.
Op het moment dat [G] daartoe de steeg in rent, komt één verdachte uit de steeg rennen. [G] wil de man aanhouden maar komt met hem in botsing waardoor dit niet lukt. De man rent weg het Achterom op in de richting van de Nieuwsteeg . [G] omschrijft de man als iemand met een fors postuur van 1.60 meter lang, geheel in het zwart gekleed met een zwarte nylon jas.
[G] ziet vervolgens een zwarte scooter op zich af komen rijden. De scooter voert geen verlichting en de bestuurder draagt zwarte kleding en een bivakmuts. [G] hoort dat de bestuurder vol gas geeft en recht op hem afrijdt. [G] roept: “Stoppen. Politie” maar de scooter mindert geen vaart. Op het moment dat de scooter [G] passeert houdt hij met geweld de bestuurder aan, die later verdachte blijkt te zijn. [G] hoort dat verdachte hierbij meteen zegt: “Waarvoor ben ik aangehouden. Ik hoor niet bij die andere twee? Ik weet niet wat ze daar deden”.
Op dat moment ziet [G] een zwarte tas staan in het midden van de Jan van Necksteeg . Voorts staan in de Jan van Necksteeg , ter hoogte van een kabelkast, om de hoek bij de ING pinautomaat, twee aan elkaar getapete gasflessen, waar een slang aan vast zit met een metalen strip.
[G] herkent deze goederen ambtshalve als een vaak gebruikt middel om een geldautomaat op te blazen.
De scooter waarop de verdachte reed was zwart gespoten waarbij door de zwarte verf nog rood te zien was, het achterlicht van de scooter was afgeplakt met zwart duct tape, er was geen kenteken op gemonteerd, en het contactslot was verwijderd.
Verbalisant [Y] hoort via de portofoon van [G] , dat deze twee verdachte personen in het zicht heeft ter hoogte van de Grote Noord te Hoorn waarna hij naar de kruising Breed / Grote Noord rijdt. Na enkele seconden krijgt hij van [G] het verzoek op te rijden waarop hij richting de Rode Steen rijdt. Onderweg ziet hij niemand. Net voordat hij bij de Jan van Necksteeg aankomt ziet hij een grijze scooter keihard de Jan van Necksteeg uit rijden, de Grote Noord op. Er zit een in het zwart geklede persoon met een zwart hoofddeksel op de scooter en de scooter is niet voorzien van een kentekenplaat. [Y] zet de achtervolging in en ziet dat de bestuurder van de scooter onder het rijden goederen weggooit. De persoon op de grijze scooter duikt de Grote Havensteeg in waarbij hij bijna tegen een strooiwagen aan botst. Aan het eind van de Grote Havensteeg gaat de scooter richting Visserseiland . De Grote Havensteeg is niet breed genoeg voor een dienstvoertuig zodat [Y] de achtervolging staakt en terugrijdt naar [G] .
Hij ziet dan, evenals [G] , dat er in het midden van de Jan van Necksteeg , een zwarte tas is achtergelaten. Hierin zitten metalen kraaienpoten. Aan het begin van de steeg, aan de zijde van de Grote Noord , ziet hij een moker staan. Later ziet hij ook de twee gasflessen die naast een kabelkast in de steeg zijn achtergelaten.
Verbalisant [V] hoort dat de berijder van de grijze scooter enkele goederen had weggegooid op de Grote Noord . Op de Grote Noord treft hij vervolgens onder meer een metalen buis aan, met daaraan gekoppeld een zwarte slang en hieraan gekoppeld een taser.
[Y] neemt als hij terugkomt bij [G] , de inmiddels door [G] aangehouden verdachte van hem over en hoort deze, als hij hem naar zijn naam vraagt , zeggen: “Wij hebben niks gedaan. Ik zeg niets”. Bij de veiligheidsfouillering van verdachte constateert [Y] dat verdachte een kogelwerend vest draagt.
Medeverdachte [medeverdachte] (verder te noemen [medeverdachte] ) wordt rond 04.35 uur die nacht met behulp van een hondengeleider aangehouden, zittend tegen een boom bij de binnentuin van Visserseiland .
[G] hoort rond 04.35 uur via de portofoon dat er een tweede verdachte is aangehouden. Hij gaat ter plaatse en ziet daar een geheel in het zwart geklede man tegen een boom zitten. Bij het overeind helpen van de man herkent hij deze als degene die hij als eerste uit de Jan van Necksteeg het Achterom op zag rennen. Hij herkent hem aan zijn forse postuur, lengte en nylon jas.
De in de Jan van Necksteeg aangetroffen zwarte sporttas met de kraaienpoten is veiliggesteld en voor DNA-onderzoek naar het NFI gezonden.Op het handvat van deze sporttas wordt een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal drie personen waarvan minimaal één man; het celmateriaal kan afkomstig zijn van medeverdachte [medeverdachte] en minimaal twee andere personen. Een matchkans is niet berekend.
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aangetroffen goederen, in het bijzonder de sporttas met de kraaienpoten, de moker, de gasflessen en de taser, en de plek waar deze zijn aangetroffen, te weten in de directe nabijheid van een pinautomaat, wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat er sprake was van voorbereidingshandelingen voor een plofkraak. De rechtbank heeft hierbij tevens acht geslagen op de overige in het dossier beschreven ram- en plofkraken waarbij soortgelijke goederen zijn gebruikt.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte als medepleger van deze voorbereidingshandelingen moet worden aangemerkt. Verdachte wordt rond 04.00 uur in de steeg waar de desbetreffende goederen zijn aangetroffen, aangehouden op een scooter met afgeplakte verplichting en zonder kenteken. Verdachte is geheel in het zwart gekleed en draagt op dat moment een bivakmuts en een kogelvrij vest. Bovendien zegt hij bij zijn aanhouding direct tegen de verbalisanten dat hij niet bij de andere twee hoort en niets gedaan heeft. Verdachte heeft eerst op de inhoudelijke zitting van 4 januari 2016 een verklaring willen afleggen over zijn aanwezigheid die avond op de plaats delict en pas toen gesteld dat hij zich daar bevond omdat hij stond te wachten op een kennis die drugs aan het kopen was. De naam van deze kennis wil verdachte niet noemen.
De rechtbank acht deze, volstrekt onverifieerbare verklaring die nergens steun vindt, ongeloofwaardig en gaat hier aan voorbij. De rechtbank betrekt hierbij de andere in dit vonnis bewezenverklaarde, soortgelijke feiten alsmede de eerdere veroordeling van verdachte voor een ram-/plofkraak op 3 juni 2010. Deze omstandigheden maken dat van verdachte verwacht mag worden dat hij een ontzenuwende, verifieerbare en aannemelijke verklaring aflegt over de uiterst bezwarende omstandigheden waaronder dat hij op de plaats delict is aangetroffen.
Verdachte heeft ter zitting nog naar voren gebracht dat hij te zien moet zijn op camerabeelden bij de gevangenis in Hoorn , eerder die avond. De rechtbank wil aannemen dat dit inderdaad het geval is, maar dit doet aan het voorgaande niets af. De rechtbank is derhalve van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich tezamen met anderen heeft schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor een plofkraak.
Feit 2 (Almere, zaaksdossier 2)
Op 17 maart 2011 bevindt verbalisant [F] zich buiten dienst in een pand aan de Schoutstraat te Almere . Omstreeks 03.56 uur hoort hij een luide knal, vervolgens motorgeluiden en dan nog een luide knal. Wanneer hij naar het raam loopt, hoort hij een explosie. Vanaf het balkon ziet hij een donkere Mercedes stationwagen met openstaande achterklep aan de linkerzijde van de rijbaan met zijn neus in de richting van de Spoordreef staan. Op de Marktmeesterstraat , ter hoogte van de pinautomaat, staat een wit busje dwars over de rijbaan met de neus in de richting van de SNS-bank. Achter het stuur van de Mercedes zit een persoon. Wanneer de man uitstapt, ziet de verbalisant dat de man een licht gezet postuur heeft, geheel in het zwart gekleed is en een bivakmuts draagt (dader 1). Een tweede man met donkere kleding en bivakmuts (dader 2) rent met een breekijzer in de hand vanaf de Marktmeesterstraat in de richting van de donkere Mercedes. De beide mannen spreken met elkaar, waarna dader 2 weer terug rent de Marktmeesterstraat in. Dader 1 sluit de achterklep van de Mercedes, neemt plaats achter het stuur en rijdt de Mercedes wat heen en weer zodat hij vrijwel op dezelfde plaats tot stilstand komt, maar nu aan de rechterzijde van de rijbaan. De verbalisant hoort meerdere keren de claxon van de Mercedes. Wanneer een politievoertuig de Schoutstraat in rijdt, komt dader 2 met een derde in het donker geklede man uit de Marktmeesterstraat rennen.Andere verbalisanten zien dat de mannen in de Mercedes stappen, die er met gedoofde lichten en hoge snelheid vandoor gaat. Op de Marktmeesterstraat blijft recht tegenover de deur van de SNS-Bank een witte bus achter, merk Hyundai.Een getuige heeft gezien dat het busje de pinautomaat ramde.De voorzijde van de bus is ernstig beschadigd en er ligt glas in de deuropening van de SNS-Bank. De deur en de pui zijn ontzet. Aan het gespleten hout ter hoogte van het slot was te zien dan men heeft gepoogd de witte binnendeur, direct rechts bij binnenkomst, open te maken middels een deurram, wat niet is gelukt. De verbalisanten ruiken een lichte brandlucht. De pinautomaat van de bank in de Schoutstraat is volledig vernield. Diverse stukken liggen verspreid over de kruising Schoutstraat / Marktmeesterstraat .Namens de SNS-Bank Flevoland is aangifte gedaan van poging diefstal met braak uit de geldautomaat.
Bij de geforceerde toegangsdeur ligt een breekijzer. Op de grond voor de geldautomaat liggen twee schroevendraaiers, die worden veiliggesteld.
Aan de overkant van de straat ligt een gedeelte van de gelduitgiftelade, waarin een stalen buis zit geklemd. De stalen buis is door middel van een elektriciteitsdraad verbonden aan een stroomstootwapen. De verbalisanten leiden uit de aard en omstandigheden van het aangetroffene af dat het stroomstootwapen is gebruikt om het explosieve gasmengsel te ontsteken. Het stroomstootwapen wordt veiliggesteld.
In de ruimte achter de geforceerde toegangsdeur wordt een nog brandende zaklamp aangetroffen, welke wordt veiliggesteld.
In de Hyundai bus worden achter de bijrijdersstoel de originele kentekenplaten van de bus aangetroffen. Aan de linker voorzijde van de bus wordt een rond stuk metalen buis aangetroffen, dat aan het chassis is vast gelast.
De schroevendraaiers en de zaklamp zijn door het NFI onderzocht. Uit de bemonstering van het handvat van een van de schroevendraaiers is een DNA-profiel verkregen van een man. Dit DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig persoon matcht met het aangetroffen DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. In het aangetroffen profiel zijn enkele additionele pieken zichtbaar die kunnen duiden op een bijdrage van één ander persoon. Deze kenmerken zijn te gering in aantal en intensiteit om te kunnen betrekken bij vergelijkend DNA-onderzoek.
Uit de bemonstering van de aangetroffen zaklamp wordt een DNA-mengprofiel verkregen van (ten minste) twee personen. Er is een match met het DNA-profiel van medeverdachte [medeverdachte] en een onbekende vrouw E. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA mengprofiel is ongeveer één op 430 miljoen.Verdachte heeft ter terechtzitting verklaart dat hij [medeverdachte] kent.
Bewijsoverweging
Uit de redengevende feiten en omstandigheden volgt dat kort na de poging ram-/plofkraak op de grond voor de vernielde geldautomaat een schroevendraaier is aangetroffen. Zoals door de raadsman ook niet is betwist, leidt de rechtbank uit het voorgaande af dat de schroevendraaier door één van de daders gebruikt is bij de poging ram-/plofkraak.
Van de sporen op het handvat van deze schroevendraaier is een DNA-profiel afgeleid. Gelet op de berekende matchkans is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het DNA-profiel van verdachte is en dat hij dus de schroevendraaier in zijn handen heeft gehad.
De rechtbank gaat voorbij aan de mogelijkheid dat een ander, nadat verdachte de schroevendraaier in handen heeft gehad, de schroevendraaier heeft gebruikt bij de poging ram-/plofkraak. Het gaat om een substantieel grote hoeveelheid celmateriaal van verdachte. Weliswaar zijn in het DNA-profiel enkele additionele pieken zichtbaar die kunnen duiden op een bijdrage van één ander persoon, maar die zijn zo gering, dat verdachte de laatste gebruiker van de schroevendraaier moet zijn geweest.
Een alternatief scenario voor het aantreffen van het DNA van verdachte op de schroevendraaier is in theorie denkbaar maar in dit geval op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Verdachte heeft, na zich in eerdere verhoren op zijn zwijgrecht beroepen te hebben, pas ter zitting voor het eerst verklaard dat hij de schroevendraaier mogelijk een keer voor 17 maart 2011 in zijn handen heeft gehad. Hij heeft dit echter op geen enkele wijze nader geconcretiseerd of onderbouwd, wat wel van hem verwacht had mogen worden. De rechtbank betrekt hierbij de andere in dit vonnis bewezenverklaarde feiten alsmede de eerdere veroordeling van verdachte voor een ram-/plofkraak op 3 juni 2010. Deze omstandigheden maken dat van verdachte verwacht mag worden dat hij een ontzenuwende, verifieerbare en aannemelijke verklaring aflegt over het aantreffen van zijn DNA op een dader gerelateerd object en dat niet enkel gewezen kan worden op de verplaatsbaarheid daarvan.
Aldus is de rechtbank van oordeel dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte één van de daders is geweest van de poging ram-/plofkraak op 17 maart 2011 in Almere .
Feit 4 ( Joure , zaaksdossier 9)
Op 3 juni 2014 hoort verbalisant [E] omstreeks 03.00 uur het geluid van een behoorlijk accelererend motorvoertuig wanneer hij zich bevindt in de kantine (eerste verdieping) van het politiebureau in Joure . Aan de overzijde van de weg staat op het parkeerterrein van de Jumbo supermarkt een gebouw van ongeveer 3 bij 3 meter met daarin een pinautomaat van de ING Bank. Hij ziet op de stoep rechts van de gevel van de pinautomaat een grote auto, model pick-up, staan en er lopen drie personen rond de pinautomaat. Naast de pinautomaat staat in de doorgang tussen de supermarkt en het tankstation een personenauto met de voorzijde in de richting van de Geert Knolweg . Op weg naar hun politieauto en bij het aanrijden naar de pinautomaat horen [E] en collega [J] tweemaal een knal als van een explosie vanuit de richting van de pinautomaat. Ter plaatse wordt een zwaar gehavende pinautomaat aangetroffen. De voorkant van de pinautomaat is vernield. Drie personen in donkere kleding lopen bij de pinautomaat. De drie personen reageren niet op het aanroepen van de politie en stappen in de blauwe personenauto, waarvan de motor nog draait. Verbalisant [E] heeft een aantal keren met zijn dienstpistool op de personenauto geschoten om te voorkomen dat de verdachten ontsnappen en dat zij op [E] zouden inrijden.Ook verbalisanten De [J] en [R] hebben enkele malen geschoten op de vluchtende helblauwe Audi.[J] ziet dat tenminste twee personen een bivakmuts droegen.De personenauto vertrekt met grote snelheid vanaf de parkeerplaats en wordt geramd door de politieauto van collega’s [R] en [D] . Hoewel [E] en [J] met een snelheid van 120 km per uur de vluchtauto over De Scheen achtervolgen, raakt de vluchtauto - die steeds de verlichting dooft - uit zicht.
Via een melding na een burgernetactie wordt op Jetze Veldstraweg , een verbindingsweg voor lokaal verkeer tussen Ouwsterhaule en camping Tjeukemeer , een kapotgereden autoband aangetroffen. Ook zijn krassporen zichtbaar op het wegdek, die afkomstig zouden kunnen zijn van het rijden op een velg zonder band. In de sloot bij de camping wordt vervolgens een blauwe Audi A4 aangetroffen.De Audi heeft schade aan het rechterachterportier en de rechtervoorband is kapot. In de rechtervoorzijde van de auto zitten drie gaten, gelijkend op kogelgaten. Op de bestuurdersstoel wordt een bivakmuts aangetroffen, die is veiliggesteld. Voorts worden in de Audi de volgende goederen aangetroffen: twee aan elkaar getapete gas-/zuurstofflessen, een spuitbus met zwarte verf en voorzien van zwarte duct tape, een vuilniszak, een aansteker, een ontsteker met elektriciteitsdraad die gedeeltelijk door een aluminium buis was geleid en twee stukken geprepareerde tape. Het derde remlicht is afgeplakt.
Diverse buurtbewoners hebben signalementen gegeven van mogelijke verdachten. Getuige [getuige] heeft op 1 juni 2014 omstreeks 17.30 uur op de Meerweg richting camping Tjeukemeer drie personen gezien in een blauwe auto die met grote snelheid reed. Een van de inzittenden, naar schatting 30 à 35 jaar, had sluik haar met een scheiding in het midden.
De geldautomaat is zwaar beschadigd door de explosie en doordat met de Toyota pick-up tegen de toegangsdeur is gereden. Door vergelijking van schade op de toegangsdeur en beschadigingen aan de Toyota, is met zekerheid vastgesteld dat met de Toyota achteruit tegen de toegangsdeur is gereden. In de omgeving van de geldautomaat worden diverse delen aangetroffen afkomstig van het gelduitgiftegedeelte van de geldautomaat. Binnen in de ruimte van de ING-bank wordt bij de toegangsdeur een zwarte tas met hierin een breekijzer aangetroffen.In de Toyota wordt op de voorstoel een flesje met gelige vloeistof, ruikend naar benzine, aangetroffen dat niet van de eigenaar van de auto is. Dit flesje wordt veiliggesteld.
Op 5 juni 2014 is namens de ING Bank aangifte gedaan van gekwalificeerde diefstal middels plofkraak en van vernieling. De daders hebben aanzienlijke schade aangericht aan het gebouw en de geldautomaat. Er is een bedrag van € 15.530,00 buitgemaakt. De kluisdeur is door de gasaanval opengesprongen. In de kluis ontbraken twee geldcassettes.
De bivakmuts en het flesje met gelige vloeistof zijn door het NFI onderzocht.
Uit de bemonstering van de binnenzijde van de bivakmuts ter hoogte van de mondregio is een onvolledig DNA-mengprofiel van minimaal twee personen verkregen. Uit vergelijkend DNA-onderzoek blijkt dat het celmateriaal afkomstig kan zijn van verdachte en minimaal één ander persoon.
Uit de bemonstering van de binnenzijde van de bivakmuts rondom de ooggaten is een onvolledig DNA-profiel van minimaal één man verkregen. In de DNA-databank voor strafzaken wordt dit profiel gekoppeld aan het DNA-profiel van verdachte. De bevindingen van het vergelijkend DNA-onderzoek ten aanzien van deze laatste match zijn meer dan één miljard maal waarschijnlijker als hypothese I (de bemonstering bevat celmateriaal van verdachte) juist is, dan als hypothese 2 (de bemonstering gevat celmateriaal van één onbekende persoon, niet verwant aan verdachte) juist is.
Uit de bemonstering van de drinktuit van het flesje wordt een DNA-profiel van een man verkregen. Het profiel matcht met dat van verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig persoon matcht met het aangetroffen DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Bewijsoverweging
Kort na de ram-/plofkraak in Joure zijn de daders gevlucht in een blauwe Audi. Deze Audi – zo leidt de rechtbank af uit de kogelgaten en de kleur – is kort na de ram-/plofkraak in de buurt van Ouwsterhaule in de sloot aangetroffen. Op de bestuurdersstoel van de Audi – zo blijkt uit de ter terechtzitting getoonde foto 4 op pagina 110 van het dossier – lag een bivakmuts. Gelet op het voorgaande en op grond van het feit dat de daders tijdens de ram-/plofkraak zijn gezien met bivakmutsen op, staat voor de rechtbank vast dat de bivakmuts door één van de daders van de ram-/plofkraak in Joure in de Audi is achtergelaten.
Op de bivakmuts is rondom de ooggaten DNA aangetroffen. Gelet op de bewijswaarde van het hiervan afgeleide DNA-profiel staat voor de rechtbank vast dat dit het DNA van verdachte betreft. Er is eveneens celmateriaal aangetroffen ter hoogte van de mondregio. Ook de hiervan afgeleide DNA-profielen wijzen naar verdachte. Gelet op het een en ander gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte de laatste drager van de bivakmuts en daarmee dus één van de daders van de ram-/plofkraak is geweest. De rechtbank betrekt daarbij dat verdachte past in het door getuige [getuige] opgegeven signalement van één van de inzittenden van de vluchtauto en dat eveneens – zo leidt de rechtbank af uit de berekende matchkans – DNA van verdachte is aangetroffen op het in de ramauto in Joure aangetroffen flesje waarvan de inhoud rook naar benzine.
Deze zeer belastende omstandigheden tezamen vragen ten zeerste om een verklaring van verdachte over de vraag hoe zijn DNA-materiaal zowel op de bivakmuts in de vluchtauto als op het flesje in de ramauto terecht is gekomen. Verdachte heeft een dergelijke verklaring niet kunnen geven. Aldus is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte één van de daders is geweest van de ram-/plofkraak op 3 juni 2014 in Joure .