ECLI:NL:RBNHO:2016:2293

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 maart 2016
Publicatiedatum
22 maart 2016
Zaaknummer
15/800381-15 en 15/177594-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing adolescentenstrafrecht en bijzondere voorwaarden bij jeugddetentie

Op 22 maart 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 5 september 2015 zijn moeder, stiefvader en broer heeft mishandeld en opzettelijk schade heeft toegebracht aan eigendommen van de woonmaatschappij Woonwaard. De officier van justitie heeft gepleit voor de toepassing van het adolescentenstrafrecht en heeft een jeugddetentie van tweehonderd dagen geëist, waarvan zeven dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandeltraject. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die op het moment van de feiten 18 jaar oud was, functioneert op zwakbegaafd niveau en heeft besloten het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 202 dagen, waarvan 7 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en verplichting tot behandeling. De rechtbank heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden bevolen, gezien het hoge recidiverisico van de verdachte. De uitspraak is gedaan na een openbare zitting op 15 maart 2016, waarbij de rechtbank de relevante rapportages heeft overwogen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer
Parketnummers: 15/800381-15 en 15/177594-15 (ttv)
Uitspraakdatum: 22 maart 2016 (bij vervroeging)
Tegenspraak
Verkort strafvonnis(art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 maart 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] [geboorteland] ,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het [adres] ,
thans gedetineerd in Justitiële Jeugdinrichting De Hartelborgt te Spijkenisse.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
- het standpunt van de officier van justitie mr. M.C. Storm dat ertoe strekt dat het adolescentenstrafrecht moet worden toegepast en dat de rechtbank de ten laste gelegde feiten bewezen zal verklaren en verdachte hiervoor zal veroordelen tot tweehonderd dagen jeugddetentie, waarvan zeven dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van voorarrest. Aan het voorwaardelijk deel van de jeugddetentie vordert zij als bijzondere voorwaarden te verbinden een meldplicht bij de reclassering, een verplichting om mee te werken aan het behandeltraject van het (F)ACT Jeugdteam van Palier of aan het traject Topzorg van De Waag, of soortgelijke (jeugdhulp)instelling voor ambulante forensische zorg en verblijven bij Middin te Den Haag. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden zal bevelen;
- hetgeen door verdachte en mr. E.F.E. Hoekstra, raadsvrouw van verdachte, naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 15/800381-15:
Feit 1:
hij op of omstreeks 05 september 2015 te Alkmaar zijn moeder, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door haar met twee handen bij de keel te grijpen en/of de keel dicht te knijpen;
Feit 2:
hij op of omstreeks 05 september 2015 te Alkmaar zijn (stief)vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, in elk geval een persoon, genaamd, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door hem bij de keel te pakken en/of te grijpen en/of met hem te worstelen/vechten;
Feit 3:
hij op of omstreeks 05 september 2015 te Alkmaar zijn broer, [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door hem met zijn vuist (met kracht) tegen het gezicht en/of de kaak te slaan;
Feit 4:
hij op of omstreeks 05 september 2015 te Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk een of meer (achter)ra(a)m(en) en/of een (ruit van de) (achter)deur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan woonmaatschappij Woonwaard, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers heeft hij, verdachte, (drie) grote planken door/tegen de ramen en/of (het ruit van de) achterdeur gegooid;
Ten aanzien van parketnummer 15/177594-15:
hij op of omstreeks 01 september 2015 in de gemeente Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning aan de [adres 2] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan woningbouwvereniging ‘Woonwaard’, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers heeft hij, verdachte, een houten plank, althans een hard voorwerp, door die ruit gegooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3.1
Bewijs
De rechtbank grondt de beslissing dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
3.2
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Ten aanzien van parketnummer 15/800381-15:
Feit 1:
hij op 5 september 2015 te Alkmaar zijn moeder, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door haar met twee handen bij de keel te grijpen en de keel dicht te knijpen;
Feit 2:
hij op 5 september 2015 te Alkmaar zijn stiefvader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, genaamd, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door met hem te worstelen;
Feit 3:
hij op 5 september 2015 te Alkmaar zijn broer, [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door hem met zijn vuist (met kracht) tegen de kaak te slaan;
Feit 4:
hij op 5 september 2015 te Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk een achterraam en een ruit van de achterdeur, toebehorende aan woonmaatschappij Woonwaard, heeft vernield, immers heeft hij, verdachte, drie grote planken tegen dat raam en die ruit gegooid;
Ten aanzien van parketnummer 15/177594-15:
hij op 1 september 2015 in de gemeente Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning aan de [adres 2] , toebehorende aan woningbouwvereniging ‘Woonwaard’, heeft vernield, immers heeft hij, verdachte, een houten plank door die ruit gegooid.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 15/800381-15:
Feit 1:mishandeling, begaan tegen zijn moeder.
Feit 2:mishandeling, begaan tegen zijn stiefvader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat.
Feit 3:mishandeling.
Feit 4:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen.
Ten aanzien van parketnummer 15/177594-15:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de hoofdstraf

Bij de beslissing over de hoofdstraf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vernielen van ramen/ruiten van de ouderlijke woning. Daarnaast heeft verdachte zich bij de ouderlijke woning schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn moeder, stiefvader en broertje. In de woning waren op dat moment ook de andere (jongere) kinderen aanwezig. Mishandeling is een inbreuk op de lichamelijke integriteit, welke inbreuk extra verwijtbaar is wanneer die mishandeling gericht is tegen familieleden. Verder is mishandeling een ernstig feit dat bij slachtoffers gevoelens van onveiligheid en vaak ook emotionele schade teweegbrengt.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 4 maart 2016, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Voorts is over de persoon van verdachte een Pro Justitia rapport, gedateerd 16 februari 2016 uitgebracht, opgemaakt door [GZ-psycholoog] , en de [kinder- en jeugdpsychiater(s)] . Het klinisch multidisciplinair rapport houdt onder meer het volgende in:
Betrokkene maakt een machteloze, weinig zelfredzame indruk, waarbij voor maatschappelijke teloorgang gevreesd dient te worden. Betrokkene heeft meegewerkt aan het onderzoek, maar hij heeft weinig en soms tegenstrijdige informatie gegeven. De informatie uit de anamnese is beperkt en niet geheel betrouwbaar te noemen. Desondanks kunnen er diagnostische conclusies getrokken worden op basis van de uitgebreide verslagen van de verschillende disciplines en de eigen bevindingen.
Betrokkene imponeert in het contact als een jongeman die op zwakzinnig niveau functioneert. Uit testonderzoek blijkt dat de performale (niet verbale intelligentie) op moeilijk lerend niveau (IQ 77) ligt. Er zijn vermoedens van een psychotische ontwikkeling.
In zijn gehele ontwikkeling is betrokkene vertraagd geraakt. De sociale redzaamheid blijkt onvoldoende en hij heeft moeite sociale interacties te begrijpen en erop te anticiperen. Als gevolg daarvan neemt hij een zeer afwachtende, passieve houding aan en heeft hij maar beperkt, niet wederkerig, contact met de ander. Betrokkene is niet goed in staat om na te denken over de consequenties van zijn gedrag voor zichzelf en de ander en kan impulsief reageren. Er is op dit moment sprake van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, de zogenaamde copingmechanismen blijken onvoldoende en betrokkene is niet in staat zelfstandig te functioneren. Er is sprake van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale trekken. Gezien de beperkte verbale capaciteiten, het behoefte hebben aan structuur en de moeite met afstemmen, zou ook nog gedacht kunnen worden aan een stoornis binnen het autisme spectrum. Deze diagnose wordt uitgesteld, omdat er te weinig informatie beschikbaar is.
Ten tijde van het ten laste gelegde waren de cognitieve beperking en de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale trekken reeds aanwezig. Gezien de beschreven doorwerking van de problematiek in de ten laste gelegde feiten wordt geadviseerd deze feiten, indien bewezen, betrokkene in verminderde mate toe te rekenen. De bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale trekken zorgt ervoor dat betrokkene niet in staat is zijn leven in te richting en relaties te onderhouden. Tevens is hij geneigd primair en met agressie te reageren als de stress oploopt en zich zelfbepalend en opportunistisch op te stellen.
Ter preventie van de hoge kans op recidive en ter bevordering van de ontwikkeling van betrokkene wordt het volgende geadviseerd: een woonplek voor mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB), waarbij hij begeleid wordt in de volgende doelen en middelen: het leren van de Nederlandse taal, vinden en volhouden van een dagbesteding, verbeteren van sociale vaardigheden, vergroten van sociale zelfraadzaamheid, aanleren van rijpere copingsvaardigheden, herstellen – voor zover mogelijk – van het contact met familie en verdere procesdiagnostiek. De verwachting is dat hij het meeste baat zal hebben bij veel structuur en duidelijkheid. Tot op heden is dergelijke hulpverlening in een vrijwillig kader voor hem nog niet tot stand gekomen, ondanks begeleiding door meerdere instanties.
Als de ten laste gelegde feiten bewezen worden verklaard, dan wordt geadviseerd dat de nodige bovenbeschreven behandeling plaatsvindt in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel, onder toezicht van de reclassering. Genoemd kader is naar mening van onderzoekers passend daar eerdere hulp nog niet is ingezet binnen een maatregel en betrokkene, met de nodige structuur van een instelling, in staat wordt geacht zich te kunnen houden aan afspraken. Geadviseerd wordt volwassen reclassering in te zetten daar het belangrijk is dat betrokkene toe gaat werken naar zelfstandigheid. De volwassen reclassering heeft meer ervaring met het toewerken naar zelfstandigheid dan de jeugdreclassering.
Met de conclusies van voornoemd rapport kan de rechtbank zich verenigen en zij neemt deze over. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies gedateerd 11 maart 2016 van [reclasseringswerker] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Indien betrokkene schuldig wordt bevonden, wordt geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden
• Meldplicht;
• Behandelverplichting – Ambulante behandeling;
• Opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
Wanneer besloten wordt tot oplegging van een voorwaardelijke sanctie in combinatie met bijzondere voorwaarden, acht de reclassering dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden noodzakelijk.
Ter terechtzitting heeft de [reclasseringswerker] het rapport toegelicht en verklaard dat voor wat betreft de opname in een instelling voor begeleid wonen c.q. maatschappelijke opvang is gebleken dat er op korte termijn, namelijk binnen een week, plek voor verdachte is bij Middin te Den Haag, een jeugdhulpinstelling voor begeleid en beschermd wonen.
Toepassing meer- /minderjarigen strafrecht
Ten aanzien van de vraag of het volwassenenstrafrecht of het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast, overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte was ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten, gepleegd op 1 september 2015 en 5 september 2015, 18 jaar oud. In beginsel wordt ten aanzien van meerderjarige daders het volwassenenstrafrecht toegepast. Zowel de officier van justitie als de raadsvrouw hebben, onder verwijzing naar het Pro Justitia rapport en het reclasseringsrapport, onder verwijzing naar artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (Sr), verzocht het sanctierecht voor jeugdigen toe te passen.
De rechtbank kan op grond van artikel 77c Sr, indien zij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan het sanctierecht voor jeugdigen toepassen bij een verdachte die, zoals verdachte, ouder is dan 18 jaar en niet ouder is dan 23 jaar.
Uit de Pro Justitia rapportage en het reclasseringsrapport volgt dat er bij verdachte sprake is van een cognitieve beperking, in die zin dat hij functioneert op zwakbegaafd niveau. Hij kan de risico’s en de gevolgen van zijn handelen en gedrag nauwelijks inschatten of overzien. Verdachte kan zich niet staande houden in een Penitentiaire Inrichting. Pedagogische aanpak is noodzakelijk. Daarnaast zijn gezinsgerichte hulp en scholing noodzakelijk. Om deze redenen wordt geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen.
De rechtbank ziet op basis van deze conclusies in de bijzondere persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding het jeugdstrafrecht toe te passen.
Voorts houdt de rechtbank rekening met het gegeven dat verdachte voor de bewezen verklaarde feiten reeds 195 dagen in voorarrest heeft doorgebracht. Dit lange voorarrest is grotendeels te wijten aan het feit dat het geruime tijd heeft gekost om de benodigde rapportages over de persoon van de verdachte te verkrijgen. Daarnaast dient vermeld te worden dat de voorlopige hechtenis van verdachte tussentijds geschorst is geweest, doch dit slechts van zeer korte duur kon zijn daar verdachte de schorsingsvoorwaarden heeft overtreden. Gezien de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten, het strafblad van verdachte, alsmede de jeugdige leeftijd van verdachte, zijn psychische en intellectuele beperkingen en het gegeven dat de feiten aan verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend, acht de rechtbank de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht een toereikende bestraffing.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van na te noemen duur moet worden opgelegd, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van het voorarrest. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte van de jeugddetentie vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met de reclassering, een verplichting om mee te werken aan het behandeltraject van het (F)ACT Jeugdteam van Palier of aan het traject Topzorg van De Waag, of soortgelijke (jeugdhulp)instelling voor ambulante forensische zorg en verblijven bij Middin te Den Haag of een soortgelijke instelling voor beschermd wonen, noodzakelijk. Dergelijke verplichtingen zullen als bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen jeugddetentie worden verbonden. De rechtbank bepaalt dat toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden door de volwassenenreclassering wordt uitgevoerd.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .
Ter terechtzitting heeft de reclassering naar voren gebracht dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. Daarbij wordt overwogen dat verdachte een stabiele huisvesting met 24-uurs begeleiding en behandeling nodig heeft, waaraan hij zich niet kan onttrekken. Deze woonplek komt op zeer korte termijn beschikbaar. Bij het ontbreken van stabiele dagbesteding en structuur bestaat het gevaar dat verdachte terugkeert naar het ouderlijk huis, waar hij thans niet welkom is en waar het recidiverisico aanmerkelijk moet worden geacht.
Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan, indien de voorwaarden en het toezicht niet direct gaan lopen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg, 77za, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.2 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
tweehonderdentwee [202] dagen.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
zeven [7] dagen nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • zich dient te houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft. Daartoe moet hij zich melden op het adres Bezuidenhoutseweg 179, 2594 AH te ’s-Gravenhage zo frequent als de reclassering dat, gedurende de proeftijd, nodig acht;
  • verplicht is mee te werken aan het behandeltraject van het (F)ACT Jeugdteam van Palier of aan het traject Topzorg van De Waag, of soortgelijke (jeugdhulp)instelling voor ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering. Verdachte dient zich te houden aan het behandelplan en de bijkomende interventies die noodzakelijk worden geacht door de betreffende instantie;
  • verplicht is te verblijven in een jeugdhulpinstelling voor begeleid, dan wel beschermd wonen of maatschappelijke opvang zoals Middin of soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering. Tevens dient hij zich te houden aan het
De volwassen reclassering wordt daarbij opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel voorlopige hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.E. Francke, voorzitter,
mr. F.A. Egter van Wissekerke, tevens kinderrechter, en mr. M.S. Lamboo,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.A. Spoelstra,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
22 maart 2016.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.