ECLI:NL:RBNHO:2016:2214
Rechtbank Noord-Holland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Wijziging van partnerbijdrage na echtscheiding en de gevolgen van een niet-wijzigingsbeding
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 23 maart 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de partnerbijdrage na echtscheiding. De man, die in Spanje woont, verzocht de rechtbank om de partnerbijdrage die hij aan de vrouw moet betalen te verlagen naar nihil, met terugwerkende kracht tot 1 februari 2015. Hij stelde dat zijn financiële situatie ingrijpend was veranderd na zijn tweede huwelijk en de daaropvolgende echtscheiding, en dat hij niet langer in staat was om de afgesproken partnerbijdrage te betalen. De vrouw verweerde zich tegen dit verzoek en voerde aan dat er een niet-wijzigingsbeding was overeengekomen, waardoor de man aan de oorspronkelijke afspraken gebonden bleef.
De rechtbank overwoog dat voor een wijziging van de partnerbijdrage op grond van artikel 1:159 lid 3 BW sprake moet zijn van een ingrijpende wijziging van omstandigheden. De rechtbank concludeerde dat de man onvoldoende had aangetoond dat er een zodanige wanverhouding was ontstaan tussen de oorspronkelijke afspraken en de huidige omstandigheden dat het onbillijk zou zijn om de vrouw aan het niet-wijzigingsbeding te houden. De rechtbank oordeelde dat de wijziging van de financiële situatie van de man, die voortkwam uit zijn tweede huwelijk en de echtscheiding, voor zijn rekening en risico kwam. Daarom werd het verzoek van de man afgewezen en werd bepaald dat elke partij zijn eigen kosten droeg.
De uitspraak benadrukt het belang van niet-wijzigingsbedingen in alimentatiezaken en de strenge eisen die worden gesteld aan verzoeken tot wijziging van alimentatieverplichtingen. De rechtbank wees erop dat partijen bij het aangaan van een niet-wijzigingsbeding het risico van toekomstige wijzigingen in hun omstandigheden expliciet bij elkaar hebben gelegd. De man had niet voldoende onderbouwd dat de omstandigheden zodanig waren veranderd dat de vrouw niet langer recht had op de afgesproken partnerbijdrage.