ECLI:NL:RBNHO:2016:221

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 januari 2016
Publicatiedatum
14 januari 2016
Zaaknummer
15/800046-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereidingshandelingen voor plofkraak op geldautomaat in Hoorn

Op 18 januari 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij voorbereidingshandelingen voor een plofkraak op een geldautomaat van de ING-bank in Hoorn. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding voor de pro forma zitting afweek van het bevel bewaring en het bevel gevangenhouding, waardoor de gevorderde wijziging van de tenlastelegging niet meer mogelijk was. De verdachte werd veroordeeld voor het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor een plofkraak, maar vrijgesproken van betrokkenheid bij andere ram- en plofkraken. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de voorbereidingshandelingen, waaronder het aantreffen van gasflessen en andere inbrekerswerktuigen in de nabijheid van de geldautomaat. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 135 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank verklaarde de benadeelde partijen, ING Bank en Rabobank West-Friesland, niet-ontvankelijk in hun vorderingen tot schadevergoeding, omdat niet wettig en overtuigend was bewezen wat aan de verdachte onder de andere feiten was ten laste gelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800046-15 (P)
Uitspraakdatum: 18 januari 2016
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 januari 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
[geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie persoonsgegevens op het adres
[adres] , [woonplaats] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.H.G. Peters en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. G.Th. Offreins, advocaat te Badhoevedorp, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Ter zitting van 4 januari 2016 heeft de officier van justitie een aanpassing gevorderd van de tenlastelegging ingevolge artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Deze mogelijkheid is in de wet gegeven voor een – eerdere – tenlastelegging, waarbij is volstaan met een omschrijving van de feiten, zoals deze in een bevel bewaring of gevangenhouding zijn opgenomen.
In dit geval heeft de rechter-commissaris bij de beoordeling van de vordering tot bewaring van verdachte het door de officier van justitie vermelde feit 1 primair (
pogingramkraak Hoorn ) niet in het bevel bewaring overgenomen. Ook in het latere bevel gevangenhouding door de raadkamer is dat niet gebeurd. Voor de zitting van 7 mei 2015 heeft de officier van justitie echter ditzelfde feit, ook in de primaire vorm, wel in de dagvaarding van verdachte opgenomen. Hoewel de dagvaarding voor de zitting van 7 mei 2015 op deze wijze slechts in geringe mate afweek van het bevel bewaring en het bevel gevangenhouding, kon niet langer gesproken worden van een voorlopige dagvaarding, zoals bedoeld in artikel 314a Sv. (HR 10-6-1975, NJ 1975, 306). Dat betekent dat de op 4 januari 2016 gevorderde wijziging ex artikel 314a Sv niet meer mogelijk was. De door de officier van justitie gevorderde toevoeging van een geheel nieuw feit 5 (deelname aan een criminele organisatie) kan derhalve niet worden toegelaten.
De rechtbank dient daarom uitsluitend op de grondslag van de volgende tenlastelegging te beraadslagen en beslissen:
Feit 1 primair (poging plofkraak te Hoorn , zaaksdossier 10):
hij op of omstreeks 30 januari 2015 te Hoorn , gemeente Hoorn , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing in een (ING) geldautomaat (gelegen aan de Grote Noord ) teweeg te brengen door gas(sen) in voornoemde geldautomaat te brengen en/of (vervolgens) tot ontsteking en/of ontbranding te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 30 januari 2015 te Hoorn , gemeente Hoorn , in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (ING) geldautomaat (gelegen aan de Grote Noord ), weg te nemen (een hoeveelheid) geld, geheel of ten dele toebehorende aan een ander dan verdachte en/of zijn mededader(s), en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en/of dat geld te verschaffen en/of dat geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), gekleed in zwarte kleding en/of
een kogelvrij vest en/of (een) bivakmuts(en), gasflessen en/of een ontstekingsmechanisme (taser) en/of een moker en/of een personenauto met (een voorbereiding voor een) ramconstructie bij en/of in de omgeving van voormelde geldautomaat heeft/hebben neergezet en/of voorhanden heeft/hebben gehad,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 30 januari 2015 te Hoorn tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf van artikel 157/311 Wetboek van Strafrecht (plofkraak te Hoorn ) (namelijk: het op 30 januari 2015 opzettelijk een ontploffing teweeg brengen in een geldautomaat van de ING-bank te Hoorn , terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was
en/of
het op 30 januari 2015 met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening geld, toebehorende aan anderen dan verdachte en/of zijn mededader(s) uit een geldautomaat van de ING-bank te Hoorn weg te nemen en zich daarbij de toegang tot de (kluisruimte van de) geldautomaat te verschaffen en/of het geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking) opzettelijk (tezamen en in vereniging met (een) ander(en)) zwarte kleding en/of een kogelvrij vest en/of (een) bivakmuts(en) en/of gasflessen en/of een ontstekingsmechanisme (taser) en/of een moker en/of een personenauto met (een voorbereiding voor) een ramconstructie, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft/hebben verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft/hebben gehad;
Feit 2 (poging plofkraak Haarlem , zaaksdossier 5):
hij op of omstreeks 30 juni 2013 te Haarlem , gemeente Haarlem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing in een geldautomaat (van de ING-bank) teweeg heeft gebracht door gas(sen) in voornoemde geldautomaat te brengen en/of (vervolgens) tot ontsteking en/of ontbranding te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
en/of
hij op of omstreeks 30 juni 2013 te Haarlem , gemeente Haarlem , ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat (van de ING-bank), weg te nemen een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan een ander dan verdachte en/of zijn mededader(s), en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en/of dat geld te verschaffen en/of dat geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en) brandba(a)re gas(sen) in voornoemde geldautomaat heeft gebracht en/of dit/deze brandba(a)re gas(sen) (vervolgens) (in die geldautomaat) tot ontsteking en/of ontbranding heeft gebracht en/of (vervolgens) met een (geprepareerde) (ram)auto (Citroën) een of meermalen tegen de/een toegangsdeur van de kluisruimte van die geldautomaat is aangereden,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
Feit 3 (plofkraak Spanbroek , zaaksdossier 3):
hij op of omstreeks 21 januari 2012 te Spanbroek , gemeente Opmeer , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing in een geldautomaat teweeg heeft gebracht door gas(sen) in voornoemde geldautomaat te brengen en/of (vervolgens) tot ontsteking en/of ontbranding te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
en/of
hij op of omstreeks 21 januari 2012 te Spanbroek , gemeente Opmeer in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat, een grote hoeveelheid geld (129.775,00 euro), geheel of ten dele toebehorende aan een ander dan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft weggenomen en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en/of dat geld heeft verschaft en/of dat geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking, immers heeft/hebben verdachte en of zijn mededader(s) gas(sen) in voornoemde geldautomaat gebracht en/of (vervolgens) tot ontsteking en/of ontbranding gebracht en/of met een (geprepareerde) (ram)auto (Volkswagen Transporter) de toegangsdeur naar de kluisruimte (achter de geldautomaat) geramd en/of de kluisruimte betreden;
Feit 4 (poging plofkraak Hoorn , zaaksdossier 4):
hij op of omstreeks 03 april 2013 te Hoorn , gemeente Hoorn , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing in een geldautomaat (van de ABN-AMRO-bank) teweeg heeft gebracht door gas(sen) in voornoemde geldautomaat te brengen en/of (vervolgens) tot ontsteking en/of ontbranding te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
en/of
hij op of omstreeks 03 april 2013 te Hoorn , gemeente Hoorn , ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat (van de ABN-AMRO-bank), weg te nemen een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan een ander dan verdachte en/of zijn mededader(s), en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en/of dat geld te verschaffen en/of dat geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en) brandba(a)re gas(sen) in voornoemde geldautomaat heeft gebracht en/of dit/deze brandba(a)re gas(sen) (vervolgens) (in die geldautomaat) tot ontsteking en/of ontbranding heeft gebracht en/of (vervolgens) met een (geprepareerde) (ram)auto (Seat Leon) een of meermalen tegen de/een toegangsdeur van de kluisruimte van die geldautomaat is aangereden, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

In de periode 2011 – 2015 zijn in het land diverse ram-/plofkraken gepleegd op geldautomaten van banken. Tot eind april 2015 zijn er 498 kraken geteld. Binnen de politieregio Noord-Holland waren dat er in diezelfde periode 29. Begin januari 2013 is binnen politie-eenheid Noord-Holland een speciaal team vrijgemaakt voor onderzoek naar deze ram-/plofkraken. Dat onderzoek, genaamd Alkes, heeft geresulteerd in twaalf zaaksdossiers, waaruit één of meer feiten zijn opgenomen op de dagvaardingen van zes verdachten.
De rechtbank dient te beoordelen of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich, al dan niet samen met een of meer ander(en), heeft schuldig gemaakt aan:
  • feit 1: primair een poging ram-/plofkraak in Hoorn op 30 januari 2015 dan wel subsidiair voorbereidingshandelingen daartoe,
  • feit 2: een poging ram- /plofkraak in Haarlem op 30 juni 2013,
  • feit 3: een ram- /plofkraak in Spanbroek op 25 januari 2012,
  • feit 4: een poging ram- / plofkraak in Hoorn op 3 april 2013.

4.Bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde feit en bewezenverklaring van feit 1 subsidiair en de andere drie feiten.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, overeenkomstig de inhoud van zijn aan het proces-verbaal van de zitting gehechte pleitnotitie, geconcludeerd tot vrijspraak van alle aan zijn cliënt ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van het aantreffen van het DNA-profiel van verdachte op handvatten van tassen heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte veel tassen in zijn handen heeft gehad ten tijde van zijn werkzaamheden in de horeca wanneer klanten hem vroegen hun tas achter de bar te bewaren.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft verdachte een alternatieve lezing gegeven voor zijn aanwezigheid in Hoorn in de nacht van 30 januari 2015 inhoudende dat een ander, niet met naam te noemen persoon, hem zou hebben gevraagd om een auto op te halen in Hoorn en naar Amsterdam te rijden, en dat de aangetroffen handschoenen, jas en autosleutel hem door deze ander zouden zijn verstrekt. Voorts heeft hij de herkenning door verbalisant [G] betwist nu de door deze aangegeven lengte niet juist is en bij verdachte geen bivakmuts is aangetroffen.
4.3.
Vrijspraak van de onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten
4.3.1.
Feit 3
Op 20 december 2011 werd een poging ram-/plofkraak gepleegd op de pinautomaat van de Rabobank in Spanbroek . Ruim een maand later, op 21 januari 2012 vond een geslaagde ram-/plofkraak op dezelfde pinautomaat plaats. Hierbij werd een bedrag van ruim € 129.000,- buitgemaakt.
Getuigen hebben twee daders gezien en beschrijven een lang persoon (1.80 – 1.90 meter) en een kleiner, iets steviger persoon (1.78 meter), beiden geheel in het zwart gekleed, en met bivakmutsen op. De daders maakten gebruik van een ramauto en een vluchtauto. In de gebruikte en achtergelaten ramauto, een Volkswagen Transporter, werd een plastic AH-boodschappentas aangetroffen, die was verstopt in de ruimte voor een autoradio. In deze boodschappentas werden verknipte delen van drie kentekenplaten aangetroffen. Na onderzoek bleek dat een van die kentekenplaten waarschijnlijk was gebruikt bij de poging ram-/plofkraak op 20 december 2011.
Door de politie is onder meer de boodschappentas op sporen bemonsterd. Uit deze bemonstering is een DNA-profiel van een man verkregen. Het DNA-profiel van verdachte is veel later, op 12 augustus 2014, opgenomen in de DNA-databank. Na nader onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) bleek dat het DNA-profiel van verdachte matcht met het DNA-profiel verkregen van de handvatten van de boodschappentas. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig ander persoon matcht met het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Hoewel deze bevinding bijzonder sterke aanwijzingen geeft voor de stelling dat verdachte de AH-boodschappentas in zijn handen heeft gehad, kan daaruit nog niet geconcludeerd worden dat verdachte heeft deelgenomen aan de onderhavige ram- en plofkraak.
De rechtbank heeft in de stukken van het dossier geen andere aanwijzingen aangetroffen voor betrokkenheid van verdachte bij dit feit. Daarom dient hij hiervan te worden vrijgesproken.
4.3.2.
Feit 4
Op 3 april 2013 werd een poging ram-/plofkraak gepleegd op de pinautomaat van de ABN AMRO bank op de Grote Beer in Hoorn . De pinautomaat is wel vernield door een ontploffing, maar er is geen geld buitgemaakt. Getuigen hebben twee personen gezien, in donkere kleding. Zij zijn in een donkerkleurige auto weggereden en hebben een andere auto brandend achtergelaten. Ter plaatse werd onder meer een jas met camouflageprint aangetroffen.
Een van de daders heeft met zwarte verf geprobeerd de camera van de pinautomaat onklaar te maken, maar de camera zat niet op de plek waar zij dachten dat hij zat. Zodoende zijn er toch camerabeelden. Op deze beelden zijn twee personen te zien, die bivakmutsen dragen. Er wordt door hen gebruikgemaakt van een klauwhamer. Daarmee wordt het geldluikje stukgemaakt. Er wordt iets in de geldautomaat gestopt. Daarna stoppen de beelden, vermoedelijk doordat de camera door de ontploffing defect is gegaan.
De achtergelaten en uitgebrande auto is door de politie onderzocht. Daarbij is onder meer in de kofferbak een krat aangetroffen, met daarin een plastic tas met een deel van een kunststof bumper. Dat deel bleek te passen op het uitgezaagde deel aan de voorzijde van de auto, waarachter een metalen buis op het chassis was gelast. Het in de kofferbak aangetroffen bumperdeel is bemonsterd. Uit deze bemonstering is een onvolledig DNA-profiel van een man verkregen. Na onderzoek door het NFI bleek dat dit onvolledig DNA-profiel matcht met het DNA-profiel verkregen van verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig ander persoon matcht met het onvolledig DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Uit de bemonstering van de binnenzijde van de kraag van de achtergebleven jas met legerprint is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal drie personen. Daarnaast is uit de bemonstering van de binnenzijde van de rechtermanchet van de jas ook een DNA-profiel verkregen. Geen van deze profielen matcht met het DNA-profiel van verdachte.
Verdachte is twee jaar later, op 30 januari 2015, aangehouden. Hij was toen in het bezit van een jas, waarvan volgens de producent 400 exemplaren zijn geproduceerd. Door het NFI is een beeldvergelijking gedaan tussen deze jas en de onderhavige beelden van de pinautomaat, waarop een dader met een soortgelijke jas zichtbaar is. Bovendien is een gezichtsvergelijkend onderzoek gedaan.
Het NFI-rapport vermeldt als conclusies voor deze zaak:
De bevindingen van het onderzoek, met name wat betreft de vorm en kenmerken van de afzonderlijke plooien en stiksels zichtbaar in de beelden, zijn waarschijnlijker als de jas in de betwiste beelden de jas is dan wanneer dit een van de 399 andere jassen van dit model is.
De bevindingen van het gezichtsvergelijkingsonderzoek, met name wat betreft de vorm en kenmerken van de afzonderlijke gezichtsdelen in de afbeeldingen, zijn iets waarschijnlijker als de persoon afgebeeld in de betwiste beelden
niet[verdachte] is dan wanneer dit wel zo is.
De bevinding van het aantreffen van het DNA-profiel op de bemonstering van het uitgezaagde stuk bumper vormt een bijzonder sterke aanwijzing dat verdachte zich heeft beziggehouden met het prepareren van de ramauto. Een andere verklaring hoe het spoor door verdachte op dit bumperdeel is achtergelaten is immers niet aannemelijk geworden. De rechtbank gaat voorbij aan de volstrekt onaannemelijke suggestie van de raadsman van verdachte dat iemand anders mogelijk het stuk bumper op een bepaald moment zou hebben meegenomen naar het café van verdachte (en het daarna kennelijk weer heeft meegenomen om in de kofferbak van de auto te stoppen) en verdachte dit bumperdeel mogelijk in het café zou hebben aangeraakt.
Ondanks deze bevinding staat echter onvoldoende vast dat verdachte ook feitelijk heeft
deelgenomenaan de poging ram- en plofkraak. Mede gelet op de andere hiervoor beschreven bevindingen, acht de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit heeft medegepleegd.
Daarom dient hij hiervan te worden vrijgesproken.
4.3.3.
Feit 2
Op 30 juni 2013 wordt een poging gedaan een ram-/plofkraak te plegen op de geldautomaat van de ING Bank aan de Rivieradreef te Haarlem . Een getuige beschrijft vier daders, donker gekleed met bivakmutsen op. Eén van hen komt naar hem toe en zegt met een Antilliaans accent dat hij stil moet zijn en niet de politie moet bellen. Twee van de andere daders roepen naar een vierde dader in de ramauto: “nog een keer, nog een keer”. Volgens de getuige was dat ook met een Antilliaans/Surinaams accent. De daders laten even later een Volkswagen Golf achter, die is gebruikt bij de gepoogde kraak.
In de kofferbak van deze Golf treft de politie onder meer een sporttas met gereedschap aan. Op de hengsels van de sporttas worden sporen aangetroffen.
Deze sporen zijn onderzocht en door het NFI is daaruit een DNA-mengprofiel verkregen. In dat mengprofiel is ook een hoofdprofiel te onderscheiden. Dat profiel matcht niet met het DNA-profiel van verdachte.
Het NFI heeft van een ander deel van het hengsel nog een tweede profiel afgeleid. Dit betreft een mengprofiel van minimaal drie personen. Nader onderzoek levert als conclusie van het NFI op dat de bevindingen zeer veel waarschijnlijker zijn, wanneer de bemonstering celmateriaal van verdachte en twee andere personen bevat dan wanneer het celmateriaal van drie onbekende personen bevat.
Deze bevindingen geven weliswaar bijzonder sterke aanwijzingen voor de stelling dat verdachte en twee andere personen de sporttas in handen hebben gehad, maar daaruit kan zonder ander ondersteunend bewijs niet geconcludeerd worden dat verdachte heeft deelgenomen aan de onderhavige ram-/plofkraak.
De rechtbank heeft in de stukken van het dossier geen andere aanwijzingen aangetroffen voor betrokkenheid van verdachte bij dit feit. Daarom dient hij hiervan te worden vrijgesproken.
4.3.4.
Feit 1 primair
Net als de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat feit 1 primair niet wettig en overtuigend bewezen is. In de desbetreffende steeg zijn weliswaar aan ram-/plofkraken gerelateerde goederen aangetroffen maar niet is gebleken dat deze zijn gebruikt bij verrichtingen aan de zich in die steeg bevindende geldautomaat, dan wel een nabijgelegen geldautomaat, die zouden gaan uitmonden in een ram-/plofkraak. Evenmin is gebleken dat hier op andere wijze een aanvang mee is gemaakt. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat er al een begin van uitvoering is geweest en is er geen sprake van een poging tot een ram-/plofkraak.
Verdachte zal daarom ook van feit 1 primair worden vrijgesproken.
4.4.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op vrijdag 30 januari 2015, omstreeks 04.10 uur surveilleren de hoofdagent van politie [G] , en agent van politie [Y] in het centrum van de gemeente Hoorn (NH). [G] bevindt zich te voet op de openbare weg de Nieuwe Noord en [Y] rijdt in een surveillance auto op omliggende wegen.
Lopende op de Nieuwe Noord te Hoorn hoort [G] het geluid van een scooter die vervolgens wordt uitgezet en een claxon. [G] loopt in de richting van het geluid van de scooter en ziet op de hoek Grote Noord / Jan van Necksteeg een slanke man en een forse man staan die geheel in het zwart gekleed zijn en beide een bivakmuts dragen. Tevens hoort hij een tingelend geluid wat hij herkent als het slepend geluid van een ijzeren pijpje over de straatstenen.
Vervolgens ziet [G] dat, als er over de Grote Noord een strooiwagen aan komt rijden, de beide mannen de Jan van Necksteeg in gaan zodat de strooiwagen ze niet kan zien. Als [G] iets verder door loopt ziet hij op het Achterom de twee mannen staan ter hoogte van de Jan van Necksteeg , een van de mannen heeft een grijze scooter in zijn handen. Beide mannen lopen de Jan van Necksteeg weer in. [G] besluit tot aanhouding van de mannen en geeft aan [Y] door dat hij kan oprijden zodat ze de mannen kunnen insluiten.
Op het moment dat [G] daartoe de steeg in rent komt één verdachte uit de steeg rennen. [G] wil de man aanhouden maar komt met hem in botsing waardoor dit niet lukt. De man rent weg het Achterom op in de richting van de Nieuwsteeg . [G] omschrijft deze man als iemand met een fors postuur van 1.60 meter lang, geheel in het zwart gekleed met een zwarte nylon jas.
[G] ziet vervolgens een zwarte scooter op zich af komen rijden. De scooter voert geen verlichting en de bestuurder draagt zwarte kleding en een bivakmuts. [G] hoort dat de bestuurder vol gas geeft en recht op hem afrijdt. [G] roept: “Stoppen. Politie” maar de scooter mindert geen vaart. Op het moment dat de scooter [G] passeert houdt hij met geweld de bestuurder aan, die later medeverdachte [H] blijkt te zijn. [G] hoort dat [H] hierbij meteen zegt: “Waarvoor ben ik aangehouden? Ik hoor niet bij die andere twee. Ik weet niet wat ze daar deden”.
Op dat moment ziet [G] een zwarte tas staan in het midden van de Jan van Necksteeg . Voorts staan in de Jan van Necksteeg , ter hoogte van een kabelkast, om de hoek bij de ING pinautomaat, twee aan elkaar getapete gasflessen, waar een slang aan vast zit met een metalen strip.
[G] herkent deze goederen ambtshalve als een vaak gebruikt middel om een geldautomaat op te blazen.
De scooter waarop de verdachte reed was zwart gespoten waarbij door de zwarte verf nog rood te zien was, het achterlicht van de scooter was afgeplakt met zwart duct tape, er was geen kenteken op gemonteerd, en het contactslot was verwijderd. [2]
Verbalisant [Y] hoort via de portofoon van [G] , dat deze twee verdachte personen in het zicht heeft ter hoogte van de Grote Noord te Hoorn waarna hij naar de kruising Breed / Grote Noord rijdt. Na enkele seconden krijgt hij van [G] het verzoek op te rijden waarop hij richting de Rode Steen rijdt. Onderweg ziet hij niemand. Net voordat hij bij de Jan van Necksteeg aankomt ziet hij een grijze scooter keihard de Jan van Necksteeg uit rijden, de Grote Noord op. Er zit een in het zwart geklede persoon met een zwart hoofddeksel op de scooter en de scooter is niet voorzien van een kentekenplaat. [Y] zet de achtervolging in en ziet dat de bestuurder van de scooter onder het rijden goederen weggooit. De persoon op de grijze scooter duikt de Grote Havensteeg in waarbij hij bijna tegen een strooiwagen aan botst. Aan het eind van de Grote Havensteeg gaat de scooter richting Visserseiland . De Grote Havensteeg is niet breed genoeg voor een dienstvoertuig zodat [Y] de achtervolging staakt. [3]
Een tweetal andere verbalisanten gaat vervolgens lopend vanaf het West in de richting van het Visserseiland op zoek naar de verdachten. [4]
Zij zien daar iemand lopen op het voetpad van het Visserseiland langs het water en rond 04.35 uur die nacht wordt door deze verbalisanten, met behulp van een hondengeleider, een tweede persoon aangehouden zittend tegen een boom bij de binnentuin van Visserseiland . [5]
[G] hoort via de portofoon dat er een tweede verdachte is aangehouden en gaat ter plaatse waar hij een geheel in het zwart geklede man tegen een boom ziet zitten. Bij het overeind helpen van deze man herkent hij hem als degene die hij die nacht als eerste uit de Jan van Necksteeg het Achterom op zag rennen. [G] herkent hem aan zijn forse postuur, lengte en nylon jas. [6] Deze persoon blijkt verdachte te zijn. [7]
Verbalisant [V] hoort dat de berijder van de grijze scooter enkele goederen weggooit op de Grote Noord . Op de Grote Noord treft hij vervolgens onder meer een metalen buis aan, met daaraan gekoppeld een zwarte slang en hieraan gekoppeld een taser. [8]
Verbalisant [Y] gaat terug naar [G] en ziet dan, evenals [G] , dat er in het midden van de Jan van Necksteeg , een zwarte tas is achtergelaten. Hierin zitten metalen kraaienpoten. Aan het begin van de steeg, aan de zijde van de Grote Noord , ziet hij een moker staan. Later ziet hij ook de twee gasflessen die naast de kabelkast in de steeg zijn achtergelaten.
[Y] neemt de inmiddels door [G] aangehouden [H] van hem over en hoort deze, als hij hem naar zijn naam vraagt, zeggen: “Wij hebben niks gedaan. Ik zeg niets”. Bij de veiligheidsfouillering van [H] constateert [Y] dat [H] een kogelwerend vest draagt. [9]
De in de Jan van Necksteeg aangetroffen zwarte sporttas met de kraaienpoten is veiliggesteld en voor DNA-onderzoek naar het NFI gezonden. [10] Op het handvat van deze sporttas wordt een DNA mengprofiel aangetroffen van minimaal drie personen waarvan minimaal één man, het celmateriaal kan afkomstig zijn van verdachte en minimaal twee andere personen. Een matchkans is niet berekend. [11]
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aangetroffen goederen, in het bijzonder de sporttas met kraaienpoten, de moker, de gasflessen en de taser, in combinatie met de plek waar deze zijn aangetroffen, te weten in de directe nabijheid van een pinautomaat, wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat er sprake was van voorbereidingshandelingen voor een plofkraak. De rechtbank heeft hierbij tevens acht geslagen op de overige in het dossier beschreven ram- en plofkraken waarbij soortgelijke goederen zijn gebruikt.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte als medepleger van deze voorbereidingshandelingen kan worden aangemerkt. Verdachte wordt door [G] tezamen met een andere man gezien in de Jan van Necksteeg . Nadat hij en zijn mededader op de vlucht zijn geslagen worden in en rond deze steeg in de directe nabijheid van een pinautomaat, een taser, een moker, gasflessen en een tas met kraaienpoten aangetroffen. Op de tas met kraaienpoten wordt DNA aangetroffen dat wijst naar verdachte. Korte tijd nadat [G] heeft getracht hem aan te houden wordt verdachte, midden in de nacht, in de kou, zittend tegen een boom aangetroffen. [G] herkent verdachte aan zijn postuur, zijn lengte en zijn nylon jas. Deze bevindingen in onderlinge samenhang bezien, maken dat het niet anders kan dan dat het celmateriaal aangetroffen op de sporttas afkomstig is van verdachte.
Verdachte betwist de herkenning door [G] en stelt daartoe dat hij geen 1.60 m. lang is maar 1.80 m. en bovendien ten tijde van zijn aanhouding geen bivakmuts droeg en dat er ook in zijn directe nabijheid geen bivakmuts is aangetroffen. De rechtbank ziet hierin evenwel geen enkele aanleiding om aan de herkenning door [G] te twijfelen. Daargelaten dat verdachte zijn stelling dat hij 1.80 m. lang zou zijn niet heeft onderbouwd, heeft [G] verdachte niet alleen aan zijn lengte, maar ook aan zijn postuur en zijn jas herkend. Dat verdachte op het moment van aanhouding geen bivakmuts meer droeg wil niet zeggen dat hij deze eerder die avond ook niet heeft gedragen.
Verdachte heeft voorts eerst ter zitting een verklaring omtrent zijn aanwezigheid die avond in Hoorn afgelegd, te weten dat hij voor iemand die hij niet bij naam wil noemen, een auto op moest halen en vervolgens verdwaald is. Zijn DNA op de sporttas zou het gevolg zijn van zijn werkzaamheden in achtereenvolgens een koffieshop en een café waarbij hij regelmatig tasjes van klanten heeft aangenomen. De rechtbank acht deze, volstrekt onverifieerbare, en eerst op de zitting van 4 januari 2016 afgelegde verklaring, die nergens steun vindt, ongeloofwaardig en gaat hier aan voorbij. De uiterst belastende omstandigheden waaronder verdachte wordt aangetroffen in combinatie met het op een van de delict gerelateerde goederen aangetroffen DNA van verdachte, maken dat van verdachte verwacht mag worden dat hij een ontzenuwende, verifieerbare en aannemelijke verklaring aflegt.
De rechtbank heeft bij haar overwegingen voorts betrokken dat verdachte die avond in het bezit was van sleutels van een in de nabijheid van de plaats delict aangetroffen, geprepareerde BMW (ZD 10, pagina’s 49 en 138, alsmede de ter terechtzitting van 4 januari 2016 afgelegde verklaring van verdachte). Deze BMW kan weliswaar niet direct gelinkt worden aan de onderhavige voorbereidingshandelingen maar betreft gezien de overige inhoud van het dossier wel een bij een ram-/plofkraak te gebruiken voertuig.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan de voorbereidingen voor een plofkraak.
4.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 30 januari 2015 te Hoorn tezamen en in vereniging met anderen ter voorbereiding van het misdrijf van artikel 157/311 Wetboek van Strafrecht (namelijk: het op 30 januari 2015 opzettelijk een ontploffing teweeg brengen in een geldautomaat van de ING-bank te Hoorn , terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was
en
het op 30 januari 2015 met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening geld, toebehorende aan anderen dan verdachte en/of zijn mededaders uit een geldautomaat van de ING-bank te Hoorn weg te nemen en zich daarbij de toegang tot de (kluisruimte van de) geldautomaat te verschaffen en het geld onder hun bereik te brengen door middel van braak )
opzettelijk zwarte kleding en een kogelvrij vest en bivakmutsen en gasflessen en een ontstekingsmechanisme (taser) en een moker, bestemd tot het begaan van dat misdrijf voorhanden heeft gehad.
Hetgeen aan verdachte onder 1 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
de voortgezette handeling van:
medeplegen van voorbereiding van het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om in geval van bewezenverklaring rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is na zijn vrijlating een eigen klusbedrijf gestart. Het gezin van verdachte (bestaande uit zijn echtgenote en twee jonge kinderen) is afhankelijk van de inkomsten van verdachte. Daarnaast is sprake van een aanzienlijke schuldenlast. De raadsman heeft verzocht om in het geval aan verdachte nog een straf zou moeten worden opgelegd, het onvoorwaardelijk deel van een eventuele op te leggen gevangenisstraf te beperken tot de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en de straf voor het overige te laten bestaan uit een voorwaardelijke gevangenisstraf of een werkstraf.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor het plegen van een plofkraak op een geldautomaat van de ING bank in Hoorn . Tot feitelijke uitvoering is het niet gekomen. Zoals blijkt uit onder meer het overzichtsdossier in het onderzoek Alkes, maar ook van algemene bekendheid is, wordt bij geslaagde plofkraken veel schade toegebracht aan de gebouwen van banken en winkels in de omgeving van de opgeblazen geldautomaten. Daarbij gaat het vervolgens om vaak grote hoeveelheden geld, die worden buitgemaakt. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij heeft meegewerkt aan de voorbereiding van een dergelijke plofkraak. Dat het ook hier de bedoeling was om de geldautomaat te laten ontploffen, blijkt uit de aangetroffen gascilinders. Ook de aftocht was goed voorbereid, gezien de aanwezigheid van twee snelle scooters en een tas met zogenaamde kraaienpoten.
Door het samen met anderen verrichten van voorbereidingshandelingen met als doel het uitvoeren van een plofkraak heeft verdachte uitsluitend oog gehad voor eigen financieel gewin en zich in het geheel niet bekommerd om de schade die met een plofkraak aan eigendommen van anderen wordt aangebracht. Bovendien zorgt een plofkraak naast angst voor een gasontploffing, ook voor onrustgevoelens en ergernis bij direct omwonenden en in de maatschappij in het algemeen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op wat verdachte ter zitting heeft verklaard en op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 24 juni 2015, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een vermogensdelict is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur dient te worden opgelegd. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf gelet op de oriëntatiepunten voor strafoplegging van het LOVS. Deze gaan bij een voltooide ramkraak – wat voor de rechtbank gelijk staat aan een plofkraak – uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, terwijl het hier gaat om voorbereidingshandelingen wat een halvering van de maximumstraf meebrengt.

8.Vordering benadeelde partij

ING Bank(zaaksdossier 5)
Namens de benadeelde partij ING Bank N.V. te Amsterdam is een vordering tot schadevergoeding van € 60.310,52 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade, die de bank als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde zou hebben geleden.
Nu niet wettig en overtuigend is bewezen wat aan verdachte onder 2 is tenlastegelegd, kan de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat feit, worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
Rabobank West-Friesland(zaaksdossier 3)
Namens de benadeelde partij Rabobank West-Friesland te Zwaagdijk-Oost is een vordering tot schadevergoeding van € 148.324,97 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade, die de bank als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde zou hebben geleden.
Nu niet wettig en overtuigend is bewezen wat aan verdachte onder 3 is tenlastegelegd, kan de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat feit, worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 46, 47, 56, 157 en 311 van het Wetboek van Strafrecht,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, 2, 3 en 4 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 4.5. bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
135 (zegge: eenhonderdvijfendertig) dagen.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij ING Bank N.V. niet-ontvankelijk in de vordering
(feit 2, zaaksdossier 5).
Verklaart de benadeelde partij Rabobank West-Friesland niet-ontvankelijk in de vordering (feit 3, zaaksdossier 3).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.J. Saarloos, voorzitter,
mr. N. Cuvelier en mr. J. van Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.M.A. van der Meij,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 januari 2016.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen. In de volgende noten wordt voor de vindplaats telkens verwezen naar het desbetreffende zaaksdossier, afgekort met ZD.
2.ZD 10, Proces-verbaal van bevindingen, p. 30 en 31.
3.ZD 10, Proces-verbaal van bevindingen, p. 33 en 34.
4.ZD 10, Proces-verbaal van bevindingen, p. 37.
5.ZD 10, Proces-verbaal van bevindingen, p. 39.
6.ZD 10, Proces-verbaal van bevindingen, p. 31.
7.ZD 10, Proces-verbaal van bevindingen, p. 40.
8.ZD 10, Proces-verbaal van bevindingen, p. 42.
9.ZD 10, Proces-verbaal van bevindingen, p. 33 en 34.
10.ZD 10, Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 323 en 324.
11.ZD 10, NFI rapport, opgesteld door [deskundige] , p. 448 en 449.