ECLI:NL:RBNHO:2016:2011

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 januari 2016
Publicatiedatum
14 maart 2016
Zaaknummer
4384089 WM VERZ 15-1173
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersrechtelijke voorrangsregels bij in-/uitrit en kruispunten

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, afdeling Privaatrecht, sectie Kanton te Alkmaar, is op 5 januari 2016 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De sanctie was opgelegd omdat betrokkene op een kruispunt geen voorrang had verleend aan een van rechts komende bestuurder. Betrokkene was het niet eens met de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De kantonrechter heeft de zaak op 13 november 2015 behandeld, waarbij zowel betrokkene als een vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie aanwezig waren.

De kern van de zaak draait om de vraag of de aansluiting van de Scheldeweg op de Marsdiepstraat kan worden gekarakteriseerd als een in-/uitrit of als een kruispunt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het straatoppervlak van de Marsdiepstraat ten opzichte van de Scheldestraat verhoogd is, en dat de gemeente Den Helder de aansluiting als in-/uitrit heeft vormgegeven. Dit betekent dat bestuurders die een bijzondere manoeuvre uitvoeren, zoals het oprijden van een inrit, het overige verkeer voor moeten laten gaan, volgens artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990).

De kantonrechter concludeert dat de verbalisant betrokkene voorrang had moeten verlenen bij het oprijden van de Marsdiepstraat, en dat er voor iedere verkeersdeelnemer geen misverstand kan bestaan over de voorrangsregeling ter plaatse. De beslissing van de officier van justitie is daarom vernietigd, en het beroep van betrokkene is gegrond verklaard. De officier van justitie is verplicht het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, terug te betalen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Alkmaar
Zaaknr.: 4384089 \ WM VERZ 15-1173 LT
CJIB-nummer: [nummer]
Uitspraakdatum: 5 januari 2016
Beslissing op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van:
naam [naam]
[adres]
[woonplaats]
hierna te noemen betrokkene.

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld ter zitting van 13 november 2015. Ter zitting is verschenen: de vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie. Betrokkene is verschenen en heeft een toelichting gegeven.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de sanctie is opgelegd luidt – kort omschreven – als volgt: op een kruispunt geen voorrang verlenen aan bestuurders van rechts.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift – dat zich bij de stukken bevindt – de gronden daarvoor aangevoerd. De vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie heeft het standpunt van de officier van justitie verwoord.
Niet in geschil is dat betrokkene de van rechts komende verbalisant niet heeft laten voorgaan. De kantonrechter merkt op dat de volgende twee wetsartikelen hierbij van belang zijn.
Artikel 15, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) houdt het volgende in:
“Op kruispunten verlenen bestuurders voorrang aan voor hen van rechts komende bestuurders.”
Artikel 54 van het RVV 1990 houdt het volgende in:
“Bestuurders die een bijzondere manoeuvre uitvoeren, zoals (…), van een weg een inrit oprijden (…), moeten het overige verkeer voor laten gaan..”
Voor zover betrokkene heeft willen betogen dat er een regel is dat verkeer dat een (woon)erf binnenrijdt, altijd voorrang moet verlenen aan al het verkeer dat zich al op of in het (woon)erf bevindt, is die stelling in zijn algemeenheid onjuist. In de artikelen die zien op de verkeersregels voor (woon)erven, te weten 44, 45 en 46 van het RVV 1990, staat deze regel namelijk niet. Echter, de Uitvoeringsvoorschriften BABW (Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer) inzake verkeerstekens bepalen in paragraaf 4 (‘Voorschriften voor de afzonderlijke borden’) – voor zover van belang – het volgende:
“Bord G5 (erf)
Toepassing
1. (…).
2. (…).
3. (…).
4. De in- en uitgangen van een erf moeten reeds door hun constructie als zodanig duidelijk kenbaar zijn. Voor zover de in- en uitgangen bij een kruisende weg door motorvoertuigen kunnen worden gebruikt moeten zij als in- of uitrit zijn uitgevoerd. Het is toegestaan dat de in- en uitgang van een erf vóór een kruisende weg is gesitueerd, mits op een zodanige afstand, met een minimum van 20 meter, van de kruisende weg dat geen misverstand kan bestaan over de op het kruispunt geldende voorrangsregeling.”
Voor de vraag wie voorrang had is dus van belang of de aansluiting van de Scheldeweg op de Marsdiepstraat kan worden gekenmerkt als een in-/uitrit of als een kruisende weg. Voor de beantwoording van de vraag of de uitmonding van de ene weg op een andere weg als in-/uitrit kan worden aangemerkt, is van belang of van iedere verkeersdeelnemer ter plaatse mag worden verwacht dat hij die uitmonding op duidelijk herkenbare wijze als uitrit kan herkennen. Daarbij speelt de bestemming van de uitmonding en de constructie van de uitmondingsituatie een belangrijke rol.
Uit het aan de kantonrechter overgelegde materiaal blijkt dat de Marsdiepstraat een klinkerweg is die deel uitmaakt van woonerf. Verkeer komende vanuit de Scheldestraat (een 30 km/h zone) dat de Marsdiepstraat (een 15 km/h zone) in wil rijden, passeert daarbij ter hoogte van de kruising het bord G5 van het RVV 1990. Het straatoppervlak van de Marsdiepstraat is ten opzichte van de Scheldestraat verhoogd, waarbij het verkeer komende vanuit de Scheldestraat verder een duidelijke drempel op moet rijden die toegang geeft aan een pleinachtig geheel dat een winkelcentrum omringt. Snel en langzaam verkeer kunnen en mogen hier duidelijk mengen. De gemeente Den Helder heeft hiermee evident beoogd te voldoen aan haar verplichting (uit hoofde van de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens) om de aansluiting van de Scheldestraat op de Marsdiepstraat als in-/uitrit vorm te geven. Daarover kan voor iedere verkeersdeelnemer redelijkerwijs geen misverstand bestaan. Naar het oordeel van de kantonrechter is bij het oprijden van de Marsdiepstraat ter plaatse dus sprake van een bijzondere manoeuvre als bedoeld in artikel 54 RVV 1990. De verbalisant had betrokkene daarom voorrang moeten verlenen.
Het beroep is daarom gegrond en de beslissing van officier van justitie zal worden vernietigd.

De beslissing

De kantonrechter:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
administratieve sanctie is opgelegd;
 bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan deze terugbetaalt.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.S. Reid, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken.
De griffier
De kantonrechter
Tegen deze beslissing staat ingevolge artikel 14 WAHV hoger beroep open binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de Sectie Kanton van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Datum toezending: