In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 2 maart 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie. De man, die in 2012 is gescheiden van de vrouw, verzocht om de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen te verlagen. Dit verzoek was gebaseerd op fiscale wijzigingen die per 1 januari 2015 van kracht zijn geworden, waardoor de man geen recht meer had op fiscaal voordeel van de kinderbijdrage. De man vroeg de bijdrage te verlagen van € 550,00 naar € 419,00 per maand per kind, met terugwerkende kracht vanaf 14 januari 2015.
De vrouw voerde verweer en stelde dat het verzoek onvoldoende was onderbouwd. Tijdens de zitting op 4 februari 2016 werd de zaak behandeld, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun advocaten. De rechtbank oordeelde dat de man ontvankelijk was in zijn verzoek, gezien de fiscale wijzigingen. De rechtbank berekende de draagkracht van de man en de behoefte van de minderjarigen, en kwam tot de conclusie dat de man een bijdrage van € 419,00 per maand per kind moest voldoen, met ingang van 14 januari 2015. De rechtbank bepaalde ook dat de bijdrage per 1 januari 2016 zou worden verhoogd naar € 424,45 per maand per kind.
De rechtbank verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders verzochte af. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter F. Kleefmann, in aanwezigheid van griffier D.J. Witsen.