Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Stichting Agora
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Stichting Agora, gevestigd te Zaandam, een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de verwerende partij, aangeduid als [de werknemer]. De verzoekende partij heeft dit verzoek gebaseerd op artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek, waarbij zij stelt dat er sprake is van ongeschiktheid van de werknemer tot het verrichten van de bedongen arbeid, niet als gevolg van ziekte of gebreken. De werknemer heeft in een verweerschrift erkend dat zij niet meer in staat is om haar functie naar behoren uit te voeren en dat herplaatsing niet meer mogelijk is.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat beide partijen het erover eens zijn dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet realistisch is en dat er geen mogelijkheden voor herplaatsing zijn. Gezien deze erkenning van ongeschiktheid en de overeenstemming tussen partijen, heeft de kantonrechter geoordeeld dat er een redelijke grond voor ontbinding aanwezig is, zoals bedoeld in de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek. De arbeidsovereenkomst is ontbonden met ingang van 1 juni 2016, met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden.
De kantonrechter heeft verder bepaald dat er geen vergoeding aan de ontbinding is verbonden en dat beide partijen hun eigen proceskosten dragen. De beschikking is op 29 februari 2016 in het openbaar uitgesproken door de kantonrechter, mr. P.J. Jansen, in aanwezigheid van de griffier.