ECLI:NL:RBNHO:2016:164

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 januari 2016
Publicatiedatum
12 januari 2016
Zaaknummer
15/700318-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ram-/plofkraakzaak door gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 januari 2016 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van een poging tot ram-/plofkraak op een geldautomaat van de ING Bank op 30 juni 2013. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, wiens DNA was aangetroffen op een breekijzer dat in de kofferbak van de vluchtauto lag, niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij daadwerkelijk betrokken was bij de poging tot kraak. De rechtbank oordeelde dat het enkele aantreffen van het breekijzer met DNA-sporen onvoldoende was om de betrokkenheid van de verdachte bij het misdrijf te concluderen. Er waren geen andere aanwijzingen die zijn betrokkenheid bij de poging tot ram-/plofkraak konden bevestigen.

De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor de ten laste gelegde feiten, en de verdediging van de verdachte had eveneens tot vrijspraak geconcludeerd. De rechtbank volgde deze standpunten en sprak de verdachte vrij van zowel de poging tot ram-/plofkraak als de deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank oordeelde dat de benadeelde partij, ING Nederland, niet ontvankelijk was in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen bewijs was voor de ten laste gelegde feiten.

De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de rol van de rechtbank in het waarborgen van de rechtsbescherming van de verdachte. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat de basis voor de vordering niet was komen vast te staan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700318-15 (P)
Uitspraakdatum: 4 januari 2016
Tegenspraak
(artikel 279 Sv)
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 16 december 2015 en 4 januari 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres] [plaats] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.H.G. Peters en van wat mr. I. Appel, vervanger van mr. W.J. Morra, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, en door verdachte bepaaldelijk gemachtigd om namens hem het woord ter verdediging te voeren, naar voren heeft gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1 poging plofkraak te [plaats] (zaaksdossier 5):
hij op of omstreeks 30 juni 2013 te [plaats] , gemeente [plaats] tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing in een geldautomaat (van de ING-bank) teweeg heeft gebracht door gas(sen) in voornoemde geldautomaat te brengen en/of (vervolgens) tot ontsteking en/of ontbranding te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
en/of
hij op of omstreeks 30 juni 2013 te [plaats] , gemeente [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat (van de ING-bank), weg te nemen een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan een ander dan verdachte en/of zijn mededader(s), en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en/of dat geld te verschaffen en/of dat geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en) brandba(a)re gas(sen) in voornoemde geldautomaat heeft gebracht en/of
dit/deze brandba(a)re gas(sen) (vervolgens) (in die geldautomaat) tot ontsteking en/of ontbranding heeft gebracht en/of
(vervolgens) met een auto (gestolen personenauto, merk Citroën, voorzien van
ramconstructie) een of meermalen tegen de/een toegangsdeur van de kluisruimte
van die geldautomaat is aangereden, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
Feit 2 criminele organisatie (zaaksdossier 8):
hij in of omstreeks 1 januari 2011 tot en met 30 april 2015 in [plaats] en/of
[plaats] en/of [plaats] , althans in het arrondissement Noord Holland en/of elders
in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, die bestond uit een
samenwerkingsverband van verdachte en/of [5 medeverdachten]
en/of een of meer ander(en),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het plegen van diefstal(len) en/of heling (diefstal/heling van auto's en/of kentekenplaten; art 310/311/416 Sr) en/of het opzettelijk teweegbrengen van ontploffingen en/of opzettelijke brandstichting en/of/gevolgd door diefstal uit geldautomaten (plofkraken) en/of het plegen van voorbereidingshandelingen tot het opzettelijk teweegbrengen van ontploffingen en/of opzettelijke brandstichting (voorbereidingshandelingen plofkraken).

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

In de periode 2011 – 2015 zijn in het land diverse ram-/plofkraken gepleegd op geldautomaten van banken. Tot eind april 2015 zijn er 498 kraken geteld. Binnen de politieregio Noord-Holland waren dat er in diezelfde periode 29. Begin januari 2013 is binnen politie-eenheid Noord-Holland een speciaal team vrijgemaakt voor onderzoek naar deze ram-/plofkraken. Dat onderzoek, genaamd Alkes, heeft geresulteerd in twaalf zaaksdossiers, waaruit één of meer feiten zijn opgenomen op de dagvaardingen van zes verdachten.
De rechtbank dient te beoordelen of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte, al dan niet samen met een of meer ander(en), heeft deelgenomen aan de poging ram- en plofkraak in [plaats] op 30 juni 2013 alsmede dat hij als lid van een criminele organisatie kan worden aangemerkt.

4.Standpunten

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, overeenkomstig de inhoud van zijn aan het proces-verbaal van de zitting gehechte pleitnotitie, eveneens tot vrijspraak geconcludeerd van de beide ten laste gelegde feiten.
4.3.
Vrijspraak van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten
Net als de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de beide ten laste gelegde feiten.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op 30 juni 2013 werd na een poging ram-/plofkraak bij de geldautomaat van de ING Bank aan de [adres] te [plaats] een Volkswagen Golf achtergelaten, die was gebruikt als ramauto bij de gepoogde kraak. Deze Volkswagen Golf bleek begin februari 2013 in [plaats] te zijn gestolen. In de kofferbak van de Golf lag een breekijzer van het merk Roughneck, waarop sporen werden aangetroffen. Deze sporen zijn onderzocht en door het NFI werd daaruit een onvolledig DNA-hoofdprofiel van een man afgeleid. Dit DNA-profiel matchte met dat van verdachte, met een berekende matchkans van kleiner dan één op één miljard.
Hoewel deze bevinding weliswaar aanwijzingen geeft voor een relatie tussen verdachte en het breekijzer, kan daaruit niet automatisch geconcludeerd worden dat verdachte heeft deelgenomen aan de onderhavige poging ram-/plofkraak op 30 juni 2013 te [plaats] .
Nu er geen andere aanwijzingen zijn voor betrokkenheid van verdachte bij dit feit dient hij hiervan te worden vrijgesproken. Dit geldt eveneens voor het onder 2 aan hem ten laste gelegde feit.

5.Vordering benadeelde partij

Namens de benadeelde partij ING Nederland, Bijlmerdreef 24 te Amsterdam is een vordering tot schadevergoeding van € 60.310,52 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade, die de bank als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 is tenlastegelegd, de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.

6.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij ING Nederland niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N. Cuvelier, voorzitter,
mr. L.J. Saarloos en mr. J. van Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.M.A. van der Meij,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 januari 2016.