ECLI:NL:RBNHO:2016:159

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 januari 2016
Publicatiedatum
12 januari 2016
Zaaknummer
15/870540-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in plofkraakzaken en diefstal met onvoldoende bewijs

Op 18 januari 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van deelname aan een plofkraak en andere misdrijven. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, waaronder deelname aan een plofkraak in Hoorn op 30 januari 2015, een plofkraak in Zwaag op 9 mei 2014, diefstal van een fiets uit een caravan in Harderwijk en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank oordeelde dat het bewijs, waaronder DNA- en glasvergelijkend onderzoek, niet voldoende was om wettig en overtuigend bewijs te leveren van de betrokkenheid van de verdachte bij deze feiten. De rechtbank concludeerde dat er geen andere aanwijzingen waren die de betrokkenheid van de verdachte konden bevestigen. De vordering van de benadeelde partij, ING Bank N.V., werd eveneens afgewezen omdat de rechtbank niet-ontvankelijk verklaarde in de vordering wegens het ontbreken van bewijs tegen de verdachte. De uitspraak werd gedaan na openbare terechtzittingen op 16 december 2015 en 4 januari 2016, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging in overweging nam.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/870540-15 (P)
Uitspraakdatum: 18 januari 2016
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 16 december 2015 en 4 januari 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie persoonsgegevens op het adres
[adres] [woonplaats] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.H.G. Peters en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. K.H.T. van Gijssel, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1 (voorbereidingshandelingen plofkraak Hoorn , zaaksdossier 10):
hij op of omstreeks 30 januari 2015 te Hoorn , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf van artikel 157/311 Wetboek van Strafrecht (plofkraak te Hoorn )
(namelijk: het op 30 januari 2015 opzettelijk een ontploffing teweeg brengen in een geldautomaat van de ING-bank te Hoorn , terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was
en/of
het op 30 januari 2015 met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening geld, toebehorende aan anderen dan verdachte en/of zijn mededader(s) uit een geldautomaat van de ING-bank te Hoorn weg te nemen en zich daarbij de toegang tot de (kluisruimte van de) geldautomaat te verschaffen en/of het geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking)
opzettelijk (tezamen en in vereniging met (een) ander(en)) zwarte kleding en/of een kogelvrij vest en/of (een) bivakmuts(en) en/of een baseballpet en/of een stang/lans en/of gasflessen en/of een ontstekingsmechanisme (taser) en/of een moker en/of een personenauto met (een voorbereiding voor) een ramconstructie, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft/hebben verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft/hebben gehad;
Feit 2 (plofkraak Zwaag , zaaksdossier 11):
hij op of omstreeks 9 mei 2014 te Zwaag , gemeente Hoorn , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing in een geldautomaat teweeg heeft gebracht door gas(sen) in voornoemde geldautomaat te brengen en/of (vervolgens) tot ontsteking en/of ontbranding te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
en/of
hij op of omstreeks 9 mei 2014 te Zwaag , gemeente Hoorn , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat, een hoeveelheid geld (6.410,00 euro), geheel of ten dele toebehorende aan een ander dan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft weggenomen en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en/of dat geld heeft verschaft en/of dat geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking, immers heeft/hebben verdachte en of zijn mededader(s) gas(sen) in voornoemde geldautomaat gebracht en/of (vervolgens) tot ontsteking en/of ontbranding gebracht en/of met een auto (gestolen Volkswagen Caddie, voorzien van een ramconstructie) de toegangsdeur naar de kluisruimte (achter de geldautomaat) geramd en/of de kluisruimte betreden;
Feit 3 (diefstal fiets, zaaksdossier 12):
hij in of omstreeks de nacht van 16 op 17 mei 2014 te Harderwijk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een caravan heeft weggenomen een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Feit 4 (criminele organisatie, zaakdossier 8):
hij in of omstreeks 1 januari 2011 tot en met 30 april 2015 in Zwaag en/of Haarlem en/of Hoorn , althans in het arrondissement Noord Holland en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, die bestond uit een samenwerkingsverband van verdachte en/of [medeverdachte H] en/of [medeverdachte O] en/of [medeverdachte Z] en/of [medeverdachte T] en/of [medeverdachte J] en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het plegen van diefstal(len) en/of heling (diefstal/heling van auto's en/of kentekenplaten; art 310/311/416 Sr) en/of het opzettelijk teweegbrengen van ontploffingen en/of opzettelijke brandstichting en/of/gevolgd door diefstal uit geldautomaten (plofkraken) en/of het plegen van voorbereidingshandelingen tot het opzettelijk teweegbrengen van ontploffingen en/of opzettelijke brandstichting (voorbereidingshandelingen plofkraken).
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

In de periode 2011 – 2015 zijn in het land diverse ram-/plofkraken gepleegd op geldautomaten van banken. Tot eind april 2015 zijn er 498 kraken geteld. Binnen de politieregio Noord-Holland waren dat er in diezelfde periode 29. Begin januari 2013 is binnen politie-eenheid Noord-Holland een speciaal team vrijgemaakt voor onderzoek naar deze ram-/plofkraken. Dat onderzoek, genaamd Alkes, heeft geresulteerd in twaalf zaaksdossiers, waaruit één of meer feiten zijn opgenomen op de dagvaardingen van zes verdachten.
De rechtbank dient te beoordelen of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte, al dan niet samen met een of meer anderen, heeft deelgenomen aan de voorbereidingshandelingen van een ram-/plofkraak in Hoorn op 30 januari 2015 en aan een geslaagde ram-/plofkraak in Zwaag op 9 mei 2014, alsmede of hij als lid van een criminele organisatie kan worden aangemerkt. Voorts dient de rechtbank te beoordelen of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte in de nacht van 16 op 17 mei 2014 een fiets uit een caravan in Harderwijk heeft gestolen.

4.Standpunten

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle vier de aan hem ten laste gelegde feiten.
4.3.
Vrijspraak van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder de feiten 1, 2, 3 en 4 ten laste is gelegd en dient hij daarvan te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Feit 1(zaaksdossier 10)
Op 30 januari 2015 rond 04.10 uur treffen verbalisanten in het centrum van Hoorn een verdachte situatie aan. Zij horen de claxon van een scooter en een slepend geluid van een ijzeren pijpje over de straatstenen. Twee geheel in het zwart geklede mannen met bivakmutsen op verschuilen zich in de Jan van Necksteeg voor een naderende strooiwagen. Een van de mannen heeft een grijze scooter aan de hand.
Op het moment dat de verbalisanten besluiten de mannen aan te houden, komt een zwarte scooter, bestuurd door een persoon met een bivakmuts op, met grote snelheid op een van de verbalisanten afgereden. Met geweld wordt de bestuurder van deze zwarte scooter aangehouden. Even later wordt in de nabije omgeving een tweede verdachte aangehouden. Een grijze scooter rijdt met grote snelheid uit de steeg de Grote Noord op. Door een van de ter plaatse gekomen verbalisanten wordt gezien dat de bestuurder van deze scooter een hoofddeksel op heeft en al rijdende goederen weggooit, waaronder een ijzeren staaf. Tevens wordt door deze verbalisant (zoals blijkt uit een vier maanden later opgemaakt proces-verbaal) waargenomen dat de bestuurder van de scooter tijdens de achtervolging zijn hoofddeksel verliest. Ter hoogte van Grote Noord nr. 18 wordt door een verbalisant even later een zwart/blauwe baseballpet aangetroffen. Deze pet is veiliggesteld en naar het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) verzonden.
In de steeg staan twee aan elkaar getapete gasflessen waaraan een slang zit met een metalen strip. De gasflessen worden door de politieambtenaren herkend als een vaak gebruikt middel om een geldautomaat op te blazen. Voorts ligt er een zwarte tas met kraaienpoten en een moker in de steeg.
De binnenrand van de op straat aangetroffen zwart/blauwe baseballpet wordt bemonsterd en in die bemonstering wordt door het NFI het DNA-profiel van een man aangetroffen. Dit DNA-profiel matcht met dat van verdachte. De kans dat een willekeurig gekozen persoon matcht met dit profiel is kleiner dan één op één miljard. Tevens worden in de bemonstering enkele additionele, zwak aanwezige DNA-kenmerken zichtbaar die kunnen duiden op de aanwezigheid van een relatief zeer geringe hoeveelheid celmateriaal van minimaal één ander persoon.
Hoewel deze bevindingen weliswaar zeer sterke aanwijzingen geven voor een relatie tussen verdachte en de baseballpet, kan daar niet automatisch uit geconcludeerd worden dat verdachte heeft deelgenomen aan de onderhavige voorbereidingen van een ram-/plofkraak op 30 januari 2015 in Hoorn . Hierbij is van belang dat niet boven elke twijfel verheven kan worden vastgesteld dat verdachte de persoon is geweest die die nacht de scooter bestuurde, maar met name niet op welke wijze en op welk moment de sporen van verdachte op de pet zijn terechtgekomen. Mede gelet op het feit dat er ook zwak aanwezige DNA-kenmerken van een andere persoon in het DNA-profiel zijn aangetroffen, kan niet worden uitgesloten dat de pet die nacht door een ander dan verdachte is gedragen. De rechtbank heeft bij haar overwegingen op dit punt betrokken dat het dossier aanwijzingen bevat dat de bestuurder van de scooter onder de baseballpet tevens een bivakmuts droeg. Immers een van de verbalisanten zag in de Jan van Necksteeg een man lopen met een bivakmuts op en een grijze scooter aan de hand. Dat scenario laat de mogelijkheid open dat het DNA van verdachte op een eerder moment op de pet is terechtgekomen.
Nu er behoudens de DNA match van verdachte met de sporen op de baseballpet geen andere aanwijzingen zijn voor betrokkenheid van verdachte bij dit feit dient hij hiervan te worden vrijgesproken.
Feit 3(zaakdossier 12)
In de nacht van 16 op 17 mei 2014 wordt uit een afgesloten caravan op de parkeerplaats van de Mastmeen te Harderwijk een fiets gestolen. In de caravan wordt door de eigenaar een bolletje van twee handschoenen aangetroffen, die niet aan hem toebehoren en naar alle waarschijnlijkheid door de dader van de fietsendiefstal zijn achtergelaten. De linkerhandschoen wordt veilig gesteld. De op deze handschoen aangetroffen sporen worden eveneens veiliggesteld en verzonden naar het NFI. Hieruit wordt door het NFI een DNA-mengprofiel van minimaal twee personen afgeleid, bestaande uit een afgeleid DNA-hoofdprofiel van een man en DNA-nevenkenmerken van minimaal één ander persoon. Met het afgeleide DNA-hoofdprofiel wordt in de DNA-databank een match met verdachte gevonden. De kans dat een willekeurig gekozen persoon matcht met dit profiel is kleiner dan één op één miljard. Dit betekent dat een relatief grote hoeveelheid celmateriaal in de bemonstering van de handschoen afkomstig kan zijn van verdachte.
Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat niet onomstotelijk kan worden vastgesteld dat verdachte de laatste drager van de handschoen is geweest. Nu dit de enige aanwijzing is voor betrokkenheid van verdachte bij de diefstal van de fiets, dient verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
De rechtbank merkt hierbij nog op dat de raadsman terecht heeft opgemerkt dat zich in het dossier geen afbeelding van de handschoenen bevindt noch dat uit het dossier is gebleken dat de handschoenen op enig moment aan verdachte zijn getoond of dat verdachte op een andere wijze kennis heeft kunnen nemen van de handschoenen. Onder deze omstandigheden kan van verdachte niet worden verwacht dat hij een verklaring omtrent het aantreffen van de handschoenen in de caravan verstrekt.
Feit 2(zaaksdossier 11)
Een week voor de fietsendiefstal in Harderwijk (feit 3) is op 9 mei 2014 omstreeks 03.34 uur een plof-/ramkraak gepleegd op de geldautomaat van de ING Bank aan de Korenbloem te Zwaag . Voor de pinautomaat wordt een uitgebrande Volkswagen Caddy aangetroffen, waarvan de ramen kapot zijn. Op de vloer van de hal naar de kluisruimte liggen glasscherven van veiligheidsglas, waarschijnlijk afkomstig van deze Volkswagen Caddy, waarbij de achterruiten zijn gesneuveld vermoedelijk nadat het voertuig is doorgeschoten bij het rammen van de deur. Een referentiemonster van deze glasscherven is ingezonden naar de LFCT-glasdatabase.
Het NFI voert een glasvergelijkend onderzoek uit met glasdeeltjes die zijn aangetroffen op de handschoen die naar alle waarschijnlijkheid door de dader van de diefstal uit de caravan in Harderwijk (feit 3) is achtergelaten en waarop een DNA-mengprofiel van minimaal twee personen is aangetroffen. Voor één glasdeeltje op de handschoen wordt een match gevonden met het referentiemonster van het glas uit de Volkswagen Caddy. Voor dat glasdeeltje geldt dat de resultaten van het glasvergelijkend onderzoek veel waarschijnlijker zijn (ordegrootte bewijskracht 100-10.000) wanneer dit glasdeeltje afkomstig is van de vernielde ruit van de Volkswagen Caddy dan wanneer het afkomstig is van een willekeurige andere ruit of glazen object.
Nu, behoudens het DNA-spoor op voornoemde handschoen, het dossier geen enkel ander bewijsmiddel bevat dat in de richting van verdachte wijst, acht de rechtbank, gelet op de overwegingen omtrent de vrijspraak van verdachte van feit 3, evenmin wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene was die de betreffende handschoenen heeft gedragen ten tijde van de ram-/plofkraak in Zwaag op 9 mei 2014, zodat verdachte overeenkomstig de eis van de officier van justitie ook van dit feit dient te worden vrijgesproken.
Feit 4(zaaksdossier 8)
Verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Het dossier ontbeert enige andere aanwijzing omtrent betrokkenheid van verdachte bij een criminele organisatie. Verdachte zal daarom ook van dit feit worden vrijgesproken. Anders dan de officier van justitie heeft betoogd, is de rechtbank niet uit enig stuk in het dossier of enige verklaring gebleken dat verdachte en [medeverdachte H] elkaar kennen en op enig moment tezamen zijn aangehouden. Het lijkt erop dat de officier van justitie verdachte hier verwart met een persoon genaamd [W] waarvan in zaaksdossier 8 op blz. 20 wordt vermeld dat hij op enig moment tezamen met [medeverdachte H] is aangehouden.
5. Vordering benadeelde partij [1]
Namens de benadeelde partij ING Bank N.V. te Amsterdam is een vordering tot schadevergoeding van € 41.490,08 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade, die de bank als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 is tenlastegelegd, de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.

6.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3 en 4 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij ING Bank N.V. niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N. Cuvelier, voorzitter,
mr. L.J. Saarloos en mr. J. van Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.M.A. van der Meij,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 januari 2016.

Voetnoten

1.De vordering van benadeelde partij [benadeelde] (feit 3) werd door de rechtbank ontvangen na de inhoudelijke behandeling van de zaak op 16 december 2015, zodat daarop niet kan worden beslist.