2.1Schorsing van de vervolging
In opdracht van de officier van justitie hebben drs. J.E.P. Kruikemeier, psycholoog, en
drs. I. Maksimovic, psychiater, gerapporteerd over hun bevindingen aangaande het psychologisch respectievelijk psychiatrisch onderzoek dat zij bij verdachte hebben uitgevoerd.
In het pro justitia rapport concludeert psycholoog Kruikemeier onder meer het volgende:
Op basis van de zeer beperkte onderzoeksbevindingen is de veronderstelling dat onderzochte door een combinatie van waarschijnlijk een verstandelijke beperking en een psychotisch beeld, dusdanig verward is en weinig begrijpt van wat er om hem heen gebeurt, dat hij niet in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te kunnen begrijpen.
Begeleiding in het PPC van de P.I. Over-Amstel geeft aan, vanwege de bijzondere zorgbehoefte van onderzochte, niet goed raad met hem te weten. In de afgelopen twee maanden is het beeld van betrokkene niet veranderd en is onderzochte door één van de behandelend psychiaters ‘therapie-resistent’ genoemd. In een meer passende setting waar onderzochte langer kan verblijven, zoals bijvoorbeeld een SGLVG-behandelcentrum, is de kans groter dat zijn toestand op termijn zal verbeteren.
In het pro justitia rapport concludeert psychiater Maksimovic onder meer het volgende:
Betrokkenes toestandsbeeld is zodanig, dat hij thans niet onderzoekbaar is.
Lijdt onderzochte aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens dat hij niet in staat is om de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen (art. 16 Sv)? Dit is het geval. Doordat betrokkene niet onderzoekbaar is, kan ondergetekende niet met zekerheid de diagnose stellen, maar differentiaal diagnostisch kan worden gedacht aan een psychotische stoornis met maniforme ontremming en wellicht aan verstandelijke beperking.
Mede naar aanleiding van de hierboven genoemde conclusies van de psycholoog en psychiater, heeft de officier van justitie betoogd dat de vervolging jegens verdachte moet worden geschorst. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte niet in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen en dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De raadsman heeft zich, onder verwijzing naar hetgeen de officier van justitie daaromtrent naar voren heeft gebracht, eveneens op het standpunt gesteld dat de vervolging van verdachte moet worden geschorst.
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van de door de psycholoog Kruikemeier en psychiater Maksimovic uitgebrachte rapportages vast dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, waardoor hij niet in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen. Er is zeer vermoedelijk sprake van een psychotische stoornis, waardoor verdachte – in ieder geval op dit moment – geen besef lijkt te hebben van de strafrechtelijke beschuldigingen aan zijn adres en het verband daarvan met de behandeling ter terechtzitting.
Op grond van het vorenstaande dient naar het oordeel van de rechtbank de vervolging van verdachte te worden geschorst.
De rechtbank acht het van belang dat zij met regelmaat wordt voorgelicht omtrent de medische toestand van verdachte en de vraag of sprake is van voldoende herstel om de schorsing van de vervolging op te heffen. De officier van justitie wordt daarom de opdracht gegeven om telkens tijdig binnen een periode van zes maanden de rechtbank hierover te informeren, onderbouwd met een rapportage van ofwel een behandelend arts, ofwel een onafhankelijk deskundige.