ECLI:NL:RBNHO:2016:1530

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 februari 2016
Publicatiedatum
25 februari 2016
Zaaknummer
AWB - 14 _ 2243
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht afgegeven informatiebeschikking wegens gebrek aan voorraadadministratie en onvolledige omzetverantwoording door horecaondernemer

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 februari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank oordeelde dat de informatiebeschikking, die was afgegeven op basis van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), terecht was vastgesteld. De inspecteur had de informatiebeschikking opgelegd omdat de horecaondernemer geen voorraadadministratie op productniveau had gevoerd, waardoor de volledigheid van de omzetverantwoording niet kon worden geverifieerd. De rechtbank stelde vast dat de stocklijsten en weekrapporten niet als voldoende konden worden aangemerkt, aangezien deze alleen herleiding naar productgroepen mogelijk maakten en niet naar afzonderlijke producten. Dit gebrek aan detailinformatie maakte het onmogelijk om de omzet in geld te controleren.

Het procesverloop omvatte een boekenonderzoek door de Belastingdienst, waarbij verschillende verzoeken om informatie en documenten zijn gedaan. Eiseres heeft in beroep gesteld dat zij aan haar administratieve verplichtingen heeft voldaan, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was. De rechtbank concludeerde dat de eiseres niet voldeed aan de eisen van artikel 52 AWR, wat leidde tot de handhaving van de informatiebeschikking. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de redelijke termijn voor het doen van uitspraak was overschreden, wat resulteerde in een schadevergoeding van € 500 voor immateriële schade. Daarnaast werd de Staat veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres en het griffierecht.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 14/2243

uitspraak van de meervoudige kamer van 29 februari 2016 in de zaak tussen

[X] B.V., statutair gevestigd te [Z] , eiseres

(gemachtigde: mr. P. de Haas),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft met dagtekening 16 december 2013 ten name van eiseres een informatiebeschikking in de zin van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR) vastgesteld met betrekking tot op te leggen naheffingsaanslagen omzetbelasting voor de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2011.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de beschikking gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna verweerder schriftelijk heeft gedupliceerd.
De rechtbank heeft op 22 juni 2015 nadere stukken van eiseres ontvangen en in kopie doorgezonden aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2015 te Haarlem. Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde, vergezeld van mr. [A] , [B] , [C] en [D] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden mr. M.D. Koolen en F. de Boer. Op dezelfde zitting is het beroep van [E] B.V. behandeld (HAA 14/2242).

Overwegingen

Feiten
1. De aandelen in eiseres worden alle gehouden door [E] B.V. (hierna: [E] ). Eiseres exploiteert [F] te [Z] en vormt samen met [E] een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. De heren [B] en [A] zijn elk via hun persoonlijke houdstermaatschappij houder van de helft van de aandelen in [E] . [E] is bestuurder van eiseres. De heren [B] en [A] zijn beiden actief in het management van eiseres. De heer [A] is de belastingadviseur van eiseres en voert haar boekhouding.
2. Verweerder heeft bij brief van 10 februari 2011 een boekenonderzoek aangekondigd naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting 2009 en 2010. Daarbij heeft verweerder eiseres onder meer verzocht de bijgevoegde vragenlijst automatisering ingevuld te retourneren en een auditfile van de administratie te verstrekken.
3. Bij brief van 31 oktober 2011 heeft verweerder zijn verzoek om verstrekking van een auditfile herhaald. Voorts heeft verweerder eiseres verzocht alle administratie over 2008 tot en met 2010 beschikbaar te hebben tijdens het voortgezette onderzoek van verweerder op 21 november 2011.
4. Bij brief van 10 februari 2012 heeft verweerder nadere vragen gesteld. Voorts wordt in de brief onder meer het volgende opgemerkt:
“Mw. [G] heeft aan u verteld dat onze collega, de heer [H] , die de bestanden heeft gekopieerd problemen heeft ondervonden bij zijn onderzoek. Het gaat om de tijdsduur van de licentie die aan het gebruik van het programma is meegegeven. De heer [H] kan slechts korte tijd bij de bestanden omdat de licentie afloopt. Daardoor is de digitale administratie op dit moment niet binnen een redelijke termijn controleerbaar, dan wel is het onmogelijk om de digitale bestanden te controleren. Mw. [G] heeft met u afgesproken dat er opnieuw een medewerker van de Belastingdienst bij de onderneming langs zal komen om de digitale bestanden op te halen. Wij verzoeken u, wellicht via uw software leverancier, ervoor te zorgen dat de digitale bestanden dan voor ons wel leesbaar zijn en blijven om een analyse van die digitale bestanden te kunnen maken.”
5. Op 27 maart 2012 heeft verweerder het boekenonderzoek naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting uitgebreid met het jaar 2011.
6. In een ambtsedige verklaring van [G] en [H] , opgemaakt op 15 november 2012, staat het volgende:
“Op 30 september 2011 hebben wij een inleidend gesprek gevoerd inzake [X] B.V.
Aanwezig: de heren [A] en [B] namens [X] B.V. alsmede de bedrijfsleider van [X] B.V. de heer [C] , de heer [H] en mevrouw [G] namens de Belastingdienst.
Wij hebben tijdens het gesprek aan de heer [A] verteld dat de gegevens ten behoeve van de personeelsplanning en de digitale bestanden van het kassasysteem bewaard moeten worden.
De heer [A] en de heer [C] hebben tijdens het inleidend gesprek het dagrapport van 29 november 2011 laten zien. De heer [A] heeft gezegd dat de dagrapporten bewaard zijn gebleven.
Aldus opgemaakt op ambtseed te [Z] , op 15 november 2012”
7. De bevindingen van het boekenonderzoek zijn neergelegd in een brief van verweerder van 12 juli 2013. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:
“Ik heb de administratie over de jaren 2008 tot en met 2011 beoordeeld. Het blijkt dat een aantal cruciale zaken niet is geadministreerd en/of bewaard.
Om de volgende redenen ben ik van mening dat de administratie niet voldoet aan de eisen van artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR).
1. De volgende bescheiden zijn ten onrechte niet bewaard of in het geval van de voorraadadministratie ten onrechte niet geadministreerd:
(…)
Gevolgen niet bewaren gegevens
De digitale databestanden met de vastgelegde (detail)gegevens van het Poskassasysteem, inclusief de taptikverschillen, zijn niet bewaard. Tijdens het inleidend gesprek op 30 september 2011 hebben mevrouw [G] en de heer [H] van de Belastingdienst aangegeven dat deze databestanden tot de administratie behoren en digitaal bewaard moeten blijven. De heer [H] heeft op 15 december 2011 de datagegevens van het kassasysteem bij [F] opgehaald. Op dat moment waren de gegevens vanaf 1 januari 2011 nog aanwezig. Op 28 maart 2012 heeft de heer [H] nogmaals de gegevens van het kassasysteem opgehaald. Op dat moment waren over 2011 slechts de gegevens vanaf december 2011 bewaard gebleven, de digitale databestanden over de maanden januari tot en met november 2011 zijn in de tussenliggende periode verwijderd/vernietigd.
Tot augustus 2011 zijn ook de dag- en avondrapporten en de geprinte taptikverschillen niet bewaard. Tijdens het inleidend gesprek op 30 september 2011 hebben mevrouw [G] en de heer [H] van de Belastingdienst aangegeven dat deze gegevens tot de administratie behoren en bewaard moeten blijven. Op dat moment waren de gegevens vanaf augustus 2011 nog aanwezig.
Het management staan de detailgegevens, de dag- en avondrapporten en de taptikverschillen ter beschikking om het personeel en de volledigheid van de omzet te controleren. Deze primaire bescheiden zijn niet bewaard, waardoor de Belastingdienst geen gebruik kan maken van de interne controlemiddelen en verbandscontroles om de volledigheid van de omzet te controleren.
Doordat de digitale bestanden en geprinte gegevens niet bewaard zijn gebleven zijn alle detailgegevens betreffende de bestellingen, betalingen en correctieboekingen verloren gegaan.
Door het ontbreken van de detailgegevens van de transacties, zoals onder andere tafelnummers, tijdstip bestellingen, doorlopende nummering bestellingen, omschrijving bestelling en aantal verkopen en annuleringen per artikel, is een efficiënte en effectieve controle op de volledigheid van de geboekte omzet onmogelijk gemaakt. Door het niet bewaren van de detailgegevens per transactie kan er geen goederenbeweging op artikelniveau gemaakt worden.
Naast de detailgegevens per transactie is ook het verbruik per jaar, per artikel, van wezenlijk belang voor het maken van een goederenbeweging. Nu er geen voorraadadministratie gevoerd wordt, kan het verbruik per jaar, per artikel niet bepaald worden.
Doordat de door het personeel opgemaakte dag- en avondrapporten en de taptikverschillen niet bewaard zijn gebleven is de aangegeven omzet niet meer aan te sluiten met de door het personeel getelde omzet. Er is niet meer na te gaan of er verschillen zijn opgetreden en hoe die zijn verklaard.
Ook is de primaire (en enige) vastlegging van het tellen van het kasgeld en het daadwerkelijk aantal per personeelslid gewerkte uren en de mogelijkheid om die te toetsen, hiermee verloren gegaan.
Gebreken wel bewaarde gegevens
Op de wèl bewaarde Z-afslagen staat van de verkopen (gesplitst in hoog en laag btw tarief), eigen verbruik, breuk, gratis aangeboden, management en spoelen per categorie een totaal bedrag. Op de Z-afslagen staat geen specificatie van de, per categorie, verbruikte goederen. In de loop van 2010 verandert de Z-afslag. Er staat dan op de Z-afslag ook een totaal van de heropende tafels en een specificatie van de annuleringen maar nog steeds geen specificatie van de verbruikte goederen.
Van de door het management ingevulde dagstaten heb ik 13 willekeurige maanden bekeken. Hierbij valt op dat een aantal keer de verkeerde datum op het formulier is afgedrukt. Het betreft, voor deze 13 maanden, de volgende dagen;
- 29-dec-08 tot en met 04-jan-09 staan ingevuld als 28-dec-09 tot en met 04-jan-10,
- 26-jan-09 tot en met 31-jan-09 staan ingevuld als 26-dec-09 tot en met 31-dec-09,
- 20-jul-09 tot en met 23-jul-09 staan ingevuld als 22-dec-08 tot en met 25-dec-08,
- 17-aug-09 staat ingevuld als 22-dec-08,
- 01-sep-10 tot en met 5-sep-10 staan ingevuld als 16-dec-09 tot en met 20-dec-09,
- 1-okt-10 en 2-okt-l0 staan ingevuld als 27-sep-10 en 28-sep-10,
- 29-dec-11 tot en met 30-dec-11 staan ingevuld als 29-nov-11 tot en met 30-nov-11,
- 31-dec-11 staat ingevuld als 1-dec-11.
Het lijkt met name, mede gezien het feit dat de dagstaten regelmatig (in het algemeen twee keer per week) worden opgemaakt, niet logisch te zijn dat in juli en augustus 2009 een datum uit 2008 wordt gebruikt en in september 2010 een datum uit 2009.
(…)
Resumé
Ik ben van mening dat uit de aanwezige boeken, bescheiden en andere gegevensdragers niet te allen tijde belastingplichtige’s rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens blijken en dat belastingplichtige te weinig omzet in de administratie en in de aangiften omzetbelasting heeft verantwoord. Dit wordt bevestigd door de theoretische omzetberekening.
Het niet bewaren van gegevens die tot de administratie behoren, het niet vastleggen van de volledige omzet en het niet bijhouden van een voorraadadministratie is in strijd met artikel 52 AWR. Administratieplichtigen zijn verplicht de bescheiden zeven jaar te bewaren. Door het niet bewaren van de digitale bestanden, de dag- en avondrapporten, de taptikverschillen en een deel van de geprinte Z-afslagen en het niet bijhouden van een voorraadadministratie is het niet mogelijk om de administratie te gebruiken voor de controle op de volledigheid van de aangegeven opbrengsten.
Aldus wordt niet voldaan aan de eisen van artikel 52 AWR.”
8. Eiseres heeft bij brief van 28 augustus 2013 gereageerd. Hierop heeft verweerder nadere vragen gesteld bij brief van 10 september 2013. Bij brief van 5 november 2013 heeft eiseres gereageerd.
9. Met dagtekening 16 december 2013 heeft verweerder ten name van eiseres een informatiebeschikking vastgesteld. Daarin is onder meer het volgende vermeld:
“In mijn brief van 12 juli 2013 (gecorrigeerd op 9 oktober 2013) en mijn reactie van 12 december 2013 op uw brief van 6 november 2013 heb ik uitgebreid gemotiveerd waarom ik van mening ben dat belastingplichtige niet aan de verplichtingen van artikel 47 en/of 52 AWR heeft voldaan. Voor de volledigheid stuur ik van beide brieven een kopie met deze informatiebeschikking mee.
Samenvattend zijn aangaande 2008 tot en met 2011 de volgende administratieve gebreken geconstateerd (niet limitatief):
 De volgende bescheiden zijn ten onrechte niet overgelegd, niet bewaard of in het geval van de voorraadadministratie ten onrechte niet geadministreerd;
1. De digitale detailgegevens van het Poskassasysteem:
De primaire vastleggingen van de digitale gegevens in het kassasysteem zijn, in ieder geval, van januari 2008 tot december 2011 niet bewaard gebleven. Het betreft met name alle vastleggingen met betrekking tot de volgende boekingen;
- transactiegegevens per bestelling;
- herstel- en correctieboekingen (annuleringen);
- eigen verbruik, breuk, gratis aangeboden, management en spoelen;
- openstaande tafels;
- taptikgegevens.
2. De geprinte detailgegevens van het Poskassasysteem.
Vanaf augustus 2011 worden de geprinte detailgegevens betreffende eigen verbruik, breuk, gratis aangeboden, management, spoelen en openstaande tafels bewaard. Van de periode januari 2008 tot en met juli 2011 zijn deze gegevens niet bewaard.
3. De geprinte taptikverslagen.
Vanaf augustus 2011 worden de door het personeel geprinte taptikverslagen bewaard. Van de periode januari 2008 tot en met juli 2011 zijn deze gegevens niet bewaard.
4. De geprinte Z-afslagen.
Aangegeven is dat door het personeel dagelijks twee Z-afslagen worden gemaakt, namelijk één na elke shift. De Z-afslagen worden door het kassasysteem doorlopend genummerd. Ter controle heb ik van 13 willekeurige maanden de nummering van de Z-afslagen gecontroleerd. Er zijn inderdaad voor elke dag twee Z-afslagen aanwezig. Echter, gelet op de nummering van die Z-afslagen zijn er in deze 13 maanden elke maand tussen de 23 en 29 Z-afslagen meer gemaakt, dus bijna elke dag drie Z-afslagen in plaats van twee. Die extra Z-afslagen zijn niet uitgeprint.
5. De dag- en avondrapporten.
Vanaf augustus 2011 worden de door het personeel opgemaakte dag- en avondrapporten bewaard. Van de periode januari 2008 tot en met juli 2011 zijn deze gegevens niet bewaard.
6. Er is geen voorraadadministratie. Tijdens het inleidend gesprek is aangegeven dat de bestellingen op zicht worden gedaan. Het is niet mogelijk om te bepalen hoe groot de voorraad op een bepaald moment was. Ook per 31 december / 1 januari wordt de voorraad niet opgenomen. Op de balans wordt een geschatte voorraad opgenomen. Dit is elk jaar op 1 januari en 31 december een bedrag van € 4.556,- voor de gehele voorraad, exclusief emballage.
 Gezien de hoogte van de in de administratie vastgelegde omzet in vergelijking met objectieve maatstaven bestaat het vermoeden dat niet alle omzet in de administratie is vastgelegd en er naast bovenstaande formele gebreken aan de administratie ook materiële gebreken kleven.
Nu u niet voldaan heeft aan de administratieve verplichtingen van artikel 52 AWR, ontvangt u hierbij deze informatiebeschikking.”
10. Tijdens de bezwaarfase heeft eiseres inzage gehad in het dossier van verweerder en heeft een hoorgesprek plaatsgevonden. Bij brief van 4 april 2014 heeft eiseres, onder toezending van zogenoemde stocklijsten, de gronden van het bezwaar aangevuld. Bij brief heeft eiseres verweerder een schriftelijke reactie op het hoorverslag gestuurd en daarbij maandelijks samengestelde managementrapporten uit de periode 2008-2011 bijgevoegd.

Geschil11. In geschil is of de informatiebeschikking terecht is vastgesteld. De vraag die beantwoord dient te worden is of eiseres heeft voldaan aan de verplichtingen voortvloeiende uit artikel 52 van de AWR.

12. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de uitspraak op bezwaar en van de informatiebeschikking.
13. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Beoordeling van het geschil
14. Op grond van artikel 52a, eerste lid, van de AWR kan de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking vaststellen dat met betrekking tot een op te leggen aanslag, navorderingsaanslag of naheffingsaanslag of een te nemen beschikking niet of niet volledig aan de verplichtingen van artikel 47 van de AWR en/of artikel 52 van de AWR is voldaan.
15. Artikel 52, eerste lid, van de AWR bepaalt - voor zover thans van belang - dat administratieplichtigen gehouden zijn van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken. Op grond van artikel 52, vierde lid, van de AWR zijn administratieplichtigen verplicht deze gegevensdragers gedurende zeven jaar te bewaren. Artikel 52, zesde lid, van de AWR bepaalt dat de administratie zodanig dient te zijn ingericht en te worden gevoerd en de gegevensdragers zodanig dienen te worden bewaard, dat controle daarvan door de inspecteur binnen een redelijke termijn mogelijk is. Daartoe verleent de administratieplichtige de nodige medewerking met inbegrip van het verschaffen van het benodigde inzicht in de opzet en de werking van de administratie.
16. De rechtbank stelt vast dat verweerder op vele punten aan- en opmerkingen heeft bij de vastleggingen van eiseres in haar administratie en boekhouding. Eiseres bestrijdt de door verweerder als onjuist- en/of onvolledigheden gekwalificeerde punten en vastleggingen. De rechtbank overweegt dat voor de beantwoording van de vraag of eiseres heeft voldaan aan de verplichtingen van artikel 52 van de AWR, het niet nodig is om de juistheid te beoordelen van al hetgeen verweerder heeft gesteld ter onderbouwing van zijn standpunt. De rechtbank is namelijk gelet op het volgende van oordeel dat eiseres niet aan voornoemde verplichtingen heeft voldaan en verweerder in het gelijk dient te worden gesteld. Vaststaat dat eiseres geen voorraadadministratie heeft gevoerd op productniveau. De stocklijsten, al dan niet in combinatie met de weekrapporten, kunnen immers niet als zodanig worden aangemerkt, nu er uitsluitend herleiding naar productgroep mogelijk is en niet naar afzonderlijke producten. Naar het oordeel van de rechtbank is het hierdoor niet mogelijk de volledigheid van de verantwoording van de omzet in geld te verifiëren. Anders dan eiseres betoogt, rechtvaardigt dit de conclusie dat eiseres niet heeft voldaan aan de in artikel 52 van de AWR gestelde eisen. Gelet hierop heeft verweerder terecht de informatiebeschikking vastgesteld.
17. In haar beroepschrift heeft eiseres een (voorwaardelijk) bewijsaanbod gedaan. Zij heeft dit niet herhaald in de nadien door haar ingediende stukken en evenmin ter zitting. Voor zover eiseres bedoeld heeft het te handhaven, passeert de rechtbank dit bewijsaanbod. Uit vaste jurisprudentie volgt dat met het verzenden van een uitnodiging voor de zitting in het algemeen reeds voldoende gelegenheid is geboden tot uitvoering van een bewijsaanbod. Gesteld noch gebleken is dat aan eiseres in redelijkheid niet kan worden tegengeworpen dat zij van die mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt.
18. De rechtbank ziet geen aanleiding om ingevolge artikel 27e, tweede lid, van de AWR een (nieuwe) termijn te stellen voor het voldoen aan de in de informatiebeschikking bedoelde verplichtingen. Het betreft hier immers niet een situatie waarin daaraan nog gevolg kan worden gegeven door eiseres.
19. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Immateriële schade en proceskosten
20. De rechtbank ziet aanleiding ambtshalve te beoordelen of de redelijke beslistermijn is overschreden, nu de rechtbank de wettelijke termijn voor het doen van uitspraak niet in acht heeft genomen. Het bezwaarschrift is op 27 januari 2014 door verweerder ontvangen. Op 29 februari 2016 doet de rechtbank uitspraak. Dit leidt tot de conclusie dat de redelijke termijn is overschreden en wel met iets meer dan één maand. De vergoeding van immateriële schade dient derhalve te worden gesteld op € 500. Gelet op de dagtekening van de uitspraak op bezwaar (18 april 2014) komt de overschrijding geheel voor rekening van de rechtbank.
21. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding de Staat (de Minister van Veiligheid en Justitie) te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten van het beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 620 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor het indienen van de conclusie van repliek, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 496 en een wegingsfactor 0,5). Tevens dient de Staat (de Minister van Veiligheid en Justitie) te worden veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de Staat (de Minister van Veiligheid en Justitie) tot vergoeding van de immateriële schade van € 500;
- veroordeelt de Staat (de Minister van Veiligheid en Justitie) in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 620;
- veroordeelt de Staat (de Minister van Veiligheid en Justitie) tot vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht van € 328.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, voorzitter, en mr. M.C. van As en mr. R. van Scharrenburg, leden, in aanwezigheid van mr. J. de Jong, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 februari 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.