Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Koninklijke Vezet B.V.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de werkgever, Koninklijke Vezet B.V., op 6 januari 2016 een verzoek ingediend om de arbeidsovereenkomst met de werknemer te ontbinden. De werknemer heeft hierop een verweerschrift ingediend. Tijdens de zitting op 9 februari 2016 heeft de werkgever haar standpunt toegelicht aan de hand van een pleitnota, en de griffier heeft aantekeningen gemaakt van de toelichtingen van beide partijen. De werkgever heeft het verzoek tot ontbinding gebaseerd op artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek, met als argument dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding en dat herplaatsing van de werknemer niet meer mogelijk is.
De werknemer heeft verweer gevoerd, maar heeft erkend dat de arbeidsverhouding zodanig verstoord is dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer van de werkgever kan worden gevergd. Beide partijen zijn het erover eens dat herplaatsing niet meer mogelijk is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een redelijke grond voor ontbinding is, zoals bedoeld in artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel g, BW. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 mei 2016, en bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
De beschikking is op 16 februari 2016 in het openbaar uitgesproken door de kantonrechter P.J. Jansen, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.