ECLI:NL:RBNHO:2016:1411

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 februari 2016
Publicatiedatum
22 februari 2016
Zaaknummer
4725651 / OA VERZ 16-2
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsverhouding

In deze zaak heeft de werkgever, Koninklijke Vezet B.V., op 6 januari 2016 een verzoek ingediend om de arbeidsovereenkomst met de werknemer te ontbinden. De werknemer heeft hierop een verweerschrift ingediend. Tijdens de zitting op 9 februari 2016 heeft de werkgever haar standpunt toegelicht aan de hand van een pleitnota, en de griffier heeft aantekeningen gemaakt van de toelichtingen van beide partijen. De werkgever heeft het verzoek tot ontbinding gebaseerd op artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek, met als argument dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding en dat herplaatsing van de werknemer niet meer mogelijk is.

De werknemer heeft verweer gevoerd, maar heeft erkend dat de arbeidsverhouding zodanig verstoord is dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer van de werkgever kan worden gevergd. Beide partijen zijn het erover eens dat herplaatsing niet meer mogelijk is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een redelijke grond voor ontbinding is, zoals bedoeld in artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel g, BW. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 mei 2016, en bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

De beschikking is op 16 februari 2016 in het openbaar uitgesproken door de kantonrechter P.J. Jansen, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 4725651 / OA VERZ 16-2
Uitspraakdatum: 16 februari 2016
Beschikking in de zaak van:
de besloten vennootschap
Koninklijke Vezet B.V.
gevestigd te Warmenhuizen
verzoekende partij
verder te noemen: de werkgever
gemachtigde: mr. B.M. Dijkstra
tegen
[naam]
wonende te [plaats]
verwerende partij
verder te noemen: [de werknemer]
gemachtigde: mr. D.H. Guldemond

1.Het procesverloop

1.1.
De werkgever heeft op 6 januari 2016 een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [de werknemer] heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 9 februari 2016 heeft een zitting plaatsgevonden. De werkgever heeft haar standpunt doen bepleiten aan de hand van een pleitnota. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft de werkgever bij brief van 3 februari 2016 nog stukken toegezonden.

2.De beoordeling

2.1.
De werkgever verzoekt de arbeidsovereenkomst met [de werknemer] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Aan dit verzoek legt de werkgever ten grondslag dat sprake is van – kort gezegd – een verstoorde arbeidsverhouding en dat herplaatsing van [de werknemer] niet meer mogelijk is.
2.2.
[de werknemer] heeft verweer gevoerd, maar erkend dat inmiddels sprake is van een zodanig verstoorde arbeidsverhouding dat van de werkgever in redelijkheid niet meer kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Ook [de werknemer] ziet geen mogelijkheden meer voor herplaatsing.
2.3.
Nu [de werknemer] heeft erkend dat de arbeidsverhouding verstoord is, en partijen het erover eens zijn dat die verstoring onherstelbaar is en herplaatsing van [de werknemer] niet meer mogelijk moet worden geacht, zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbinden. Gelet op de standpunten van partijen is immers sprake van een redelijke grond voor ontbinding als bedoeld in artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel g, BW.
2.4.
Partijen zijn het erover eens dat de verstoorde arbeidsverhouding niet aan een der partijen in overwegende mate kan worden verweten.
2.5.
Partijen zijn het erover eens dat sprake is van een opzegtermijn van twee maanden. Daarvan uitgaande zal de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 8, onderdeel a, BW worden ontbonden met ingang van 1 mei 2016.
2.6.
Gezien de uitkomst van de zaak is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 mei 2016;
3.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
3.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, en op 16 februari 2016 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter