In deze zaak, die zich afspeelt in de context van een faillissement, heeft de rechtbank Noord-Holland op 3 februari 2016 een vonnis gewezen in een incident dat volgde op de verkoop van een onderneming door een curator aan een derde. De eiser, Byelex Multimedia Products B.V., heeft een vordering ingesteld tegen Galjoenstaete B.V. en StorXS B.V., evenals tegen een derde aandeelhouder, aangeduid als [gedaagde3]. De kern van het geschil betreft de vraag of Byelex, als koper van de activa van de failliete onderneming, het non-concurrentiebeding kan inroepen dat is opgenomen in de aandeelhoudersovereenkomst van de failliete onderneming. Dit beding verbiedt aandeelhouders om concurrerende activiteiten te ontplooien na hun aandeelhouderschap.
De rechtbank heeft vastgesteld dat Byelex voldoende processueel belang heeft bij de vordering en dat de gevraagde voorlopige voorziening samenhangt met de hoofdvordering. De rechtbank heeft geoordeeld dat Galjoenstaete en [gedaagde3] in strijd met het non-concurrentiebeding hebben gehandeld door via StorXS een vergelijkbaar product aan te bieden op dezelfde markt. De rechtbank heeft de vorderingen van Byelex toegewezen en Galjoenstaete en [gedaagde3] bevolen om onmiddellijk te staken met de schending van het non-concurrentiebeding. Tevens is StorXS bevolen om te stoppen met concurrerende activiteiten. De rechtbank heeft een dwangsom opgelegd voor elke dag dat deze geboden niet worden nageleefd.
De beslissing van de rechtbank benadrukt de betekenis van het non-concurrentiebeding en de mogelijkheid voor een derde, in dit geval Byelex, om zich op dit beding te beroepen na de verkoop van de activa door de curator. Dit vonnis biedt belangrijke inzichten in de rechtsvraag omtrent de overdracht van rechten en verplichtingen bij faillissement en de bescherming van de belangen van kopers van activa.