Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering
4.Het verweer en de tegenvordering
5.De beoordeling
“geschil verbintenissenrecht”, met de nadere omschrijving
“geschil over schulden mbt v.o.f.”. Een dergelijk geschil kan echter niet op één lijn worden gesteld met de door [eiser] verrichte werkzaamheden, die zagen op advisering over en het opstellen van een overeenkomst voor het voortzetten van een eenmanszaak en/of een vennootschap. Ook kan de op 22 oktober 2014 verleende toevoeging niet afdoen aan het feit dat voor een rechtsbelang dat de uitoefening van een zelfstandig beroep of bedrijf betreft gelet op artikel 12 lid 2, onderdeel e, van de Wet op de rechtsbijstand geen toevoeging verstrekt kan worden. De aan de huidige advocaat verleende toevoeging levert dan ook geen grond op om te oordelen dat [eiser] is tekortgeschoten door geen toevoeging aan te vragen. Voor zover de Raad voor Rechtsbijstand bij wijze van vergissing of fout de toevoeging van 22 oktober 2014 aan de huidige advocaat heeft verstrekt, kan dat [eiser] niet worden aangerekend.
6.De beslissing
€ 131,29, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 10 oktober 2015 tot [gedaagde] het verschuldigde aan [eiser] heeft voldaan;